NJB 2022/2713:Straftoemetingsvrijheid feitenrechter en strafmotivering: in het Nederlandse strafrecht beschikt de feitenrechter over een ruime straftoemetingsvrijheid. Dat wil zeggen dat de feitenrechter binnen de grenzen die de wet stelt, vrij is in de keuze van de op te leggen straf – waaronder ook is te verstaan de strafsoort – en in de keuze en de weging van de factoren die hij daarvoor in de concrete zaak van belang acht. De beslissing over de straftoemeting wordt in sterke mate bepaald door de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. Mede gelet op de veelheid aan factoren die van belang (kunnen) zijn bij de keuze van de strafsoort en het bepalen van de hoogte van de straf kan de feitenrechter daarbij slechts tot op zekere hoogte inzicht verschaffen in en uitleg geven over de afwegingen die ten grondslag liggen aan zijn straftoemetingsbeslissing. De Hoge Raad gaat in op art. 359 lid 5 en 6 Sv en vooral op art. 359 lid 2 Sv. Strafmotivering en toetsing in cassatie: omdat de verantwoordelijkheid voor de inhoud en de motivering van de straftoemeting in het concrete geval in belangrijke mate bij de feitenrechter ligt, stelt de Hoge Raad zich terughoudend op bij de beantwoording van de vraag of de motivering van de beslissing over de straftoemeting toereikend is. In casu kon het hof tot een strafoplegging komen die hoger is dan hetgeen door het openbaar ministerie en de verdediging is voorgesteld. Het hof heeft deze strafoplegging niet onbegrijpelijk gemotiveerd, aldus de Hoge Raad. Daaraan doet niet af, anders dan in de toelichting op het cassatiemiddel wordt betoogd, dat het hof niet nader heeft besproken wat door de advocaat-generaal en de verdediging in hoger beroep naar voren is gebracht over de duur van de op te leggen straf in relatie tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.