NJB 2015/421:Bestanddeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ art. 11 lid 3 Opw: bij de vraag of hiervan sprake is kan de rechter – naast andere omstandigheden die kunnen duiden op grootschalig en professioneel handelen als bijvoorbeeld aan de orde in HR 23 september 2014, ECLI:2014:2756, NJ 2014/431 – mede betrekken of het opzettelijk telen en/of verwerken en/of bewerken respectievelijk afleveren en/of vervoeren van hennepplanten meermalen heeft plaatsgevonden. Indien de rechter bij voormelde vraag heeft betrokken dat sprake is van meermalen telen, sluit die enkele omstandigheid niet uit dat zich voorts de situatie kan voordoen dat ook het ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ handelen als bedoeld in art. 11 lid 3 Opw, meermalen is gepleegd en dat op die grond wordt geoordeeld dat sprake is van op zichzelf staande handelingen die meer dan één misdrijf opleveren. Gelet op de bewijsmotivering heeft het hof in casu echter ten onrechte aan de kwalificatie van de feiten ‘meermalen gepleegd’ toegevoegd. Ondanks terechte cassatieklacht analoge toepassing art. 80a RO: omdat het belang van de verdachte bij zijn cassatieberoep in casu niet evident is, terwijl de schriftuur niet een toelichting met betrekking tot dit belang bevat, mist de verdachte een voldoende rechtens te respecteren belang bij zijn klacht in cassatie en kan het middel niet tot cassatie leiden