NJB 2021/2073
Overwegende bedenkingen in de zin van art. 5, aanhef en onder b, Lpw: voor het aannemen daarvan moet onder meer sprake zijn van voldoende concrete en voldoende zwaarwegende bezwaren die verband houden met onderwijs aan kinderen zoals een school dat kan bieden. In casu is het oordeel van het hof dat de verdachten hun bezwaren onvoldoende hebben onderbouwd om daarover te kunnen oordelen, niet zonder meer begrijpelijk. Daartoe is onder meer van belang dat het hof het met name niet aannemelijk gemaakt achtte ‘wat nu voor de verdachte exact het verschil is’ tussen ‘CONOD-scholen’ (Christelijk Onderwijs) en de scholen waarop de kinderen eerder stonden ingeschreven, terwijl ter terechtzitting in dat verband door de verdachten onder meer aangevoerd dat ‘deze scholen anders [staan] dan wij in het traditionele katholieke geloof’, dat de bezwaren ‘tegen de christelijke richting van het CONOD geldig zijn, gezien de verschillen tussen de statutaire grondslagen van [A] en het CONOD’ en dat de kantonrechter, ‘ons scholing met ‘de Bijbel’ en daarmee op Christus georiënteerd impliciet [heeft ontzegd]’, waarbij de verdachten voorts hebben verwezen naar een tevoren ingediend ‘verweerschrift’ waarin hun standpunten uitvoeriger zijn weergegeven en waarvan zij de hoofdzaken ter terechtzitting hebben uiteengezet.
HR 29-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:843
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/03983
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:843, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:306, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑10‑2019
- Wetingang
(art. 5 Lpw)
Essentie
Overwegende bedenkingen in de zin van art. 5, aanhef en onder b, Lpw: voor het aannemen daarvan moet onder meer sprake zijn van voldoende concrete en voldoende zwaarwegende bezwaren die verband houden met onderwijs aan kinderen zoals een school dat kan bieden. In casu is het oordeel van het hof dat de verdachten hun bezwaren onvoldoende hebben onderbouwd om daarover te kunnen oordelen, niet zonder meer begrijpelijk. Daartoe is onder meer van belang dat het hof het met name niet aannemelijk gemaakt achtte ‘wat nu voor de verdachte exact het verschil is’ tussen ‘CONOD-scholen’ (Christelijk Onderwijs) en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.