V-N 2019/32.4
Geen recht op alleenstaande ouderkorting omdat niet aan inschrijvingseis is voldaan
HR 28-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1049, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 juni 2019
- Magistraten
De Groot, Overgaauw, Fierstra, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
17/04516
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS59418:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Heffingskorting
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1049, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1413, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1511, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑10‑2017
- Wetingang
art. 8.15 Wet IB 2001
Essentie
De Hoge Raad beslist dat weduwnaar X, met een zoon die een gedeelte van het jaar in een justitiële inrichting verblijft, geen recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting. Er is niet voldaan aan de inschrijvingseis.
Samenvatting
De belanghebbende, X, voldoet in het jaar 2013 aan de eisen van art. 8.15 Wet IB 2001 om in aanmerking te komen voor de alleenstaande-ouderkorting, met uitzondering van de eis dat hij en zijn minderjarige zoon gedurende meer dan zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de GBA. De zoon is van 1 januari tot en met 28 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.