Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/8.3.1
8.3.1 Baten onder het beslag en zaaksvervanging
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS394515:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Dit verscholen derdenbeslag, dat alleen aan de orde komt wanneer de rechtstreeks in beslag genomen roerende zaak zich onder een derde bevindt en deze derde meent het beslag niet te behoeven dulden, zal hier verder niet besproken worden, aangezien het grotendeels voor zich zelf spreekt. Het verschilt bovendien ook van karakter van de overige verscholen derdenbeslagen.
Bij het begrip 'baten' dient hier met name gedacht te worden aan de 'burgerlijke vruchten' als bedoeld in art. 3:9 lid 2; zie daarover Mijnsen, Materieel beslagrecht, 1992, § 1.9, p. 31, en Asser/Mijnsen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nrs. 76-77.
Zie daarover Asser/Mijnssen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nr. 90; Pitlo-ReehuisfHeisterkamp, Goederenrecht, 2001, nr. 152.
Zie bijv. Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 2 bij art. 455, lid 1, waar als voorbeeld van een 'bate' ook nog wordt genoemd 'het kalf, geboren uit een beslagen koe'.
Bij het beslag als bedoeld in art. 474b lid 1 behoeft er geen afzonderlijke betekening aan de derde plaats te vinden, aangezien dit beslag reeds een soort van derdenbeslag is. Immers, voorzover het gaat om aandelen op naam en effecten op naam die geen aandeel zijn, moet het reeds ten laste van de beslagdebiteur onder de betreffende vennootschap worden gelegd (art. 474aa jo. art. 474c e.v.).
In art. 455 lid 2 wordt abusievelijk verwezen naar art. 475c in plaats van naar art. 475i (vgl. ook T&C Rv (Gieske), 2002, aant. 2 bij art 455).
Zie over beslag en zaaksvervanging Mijnssen, Materieel beslagrecht, 1992, § 1.10, p. 33-35; H. Stein, 'Hinderlijke schuldeisers', in: Incidenten bij de afwikkeling van verkoop en overdracht, preadvies KNB, 1998, § 3.8, p. 62-63.; zie ook Vakstudie Invorderingswet, aant. 76 (roerende zaken), 176 (derdenbeslag) en 266 (onroerende zaken); SteinfRueb, Compendium, 2002, p. 318.
Zie daarover Part Gesch.. Boek 3, p. 735 (T.M. bij art. 3:229) en p. 824 (T.M. bij art. 3:283); zie voorts ParL Gesch. Wijz. Rv, p. 122 (MvT lnv. bij art. 455a).
Daarvoor wordt verwezen naar de hiervoor in noot 198 genoemde schrijvers; zie voor het Belgisch beslag- en executierecht DirixfBroeckx, Beslag, 1992, nr. 33.
Zie daarover Asser/Mijnssen/De Haan, Goederenrecht, 2001, nr. 70; Snijders/Rank-Berenschot, Goederenrecht, 2001, nrs. 294-295.
Algemene inleiding
506. Onder verscholen derdenbeslagen worden hier, zoals in § 8.1 reeds is aangestipt, dié derdenbeslagen verstaan die als het ware zijn 'weggestopt' in of bij andere be-slagsoorten. Het bestaan van deze derdenbeslagen ligt dus minder voor de hand, waardoor zij ook minder eenvoudig zijn op te sporen. Men wordt er opeens mee geconfronteerd bij een ander soort van beslag. Voorts gaat het ook bij deze verscholen derdenbeslagen veelal om min of meer vereenvoudigde (vormen van) derdenbeslag, wat met name betekent dat niet steeds alle regels en bepalingen van het gewone derdenbeslag van de art. 475 e.v. in acht moeten worden genomen. In zoverre vormt hetgeen in deze paragraaf wordt besproken, enigszins een voortzetting van de in § 8.2 besproken (andere) vereenvoudigde derdenbeslagen. De verscholen derdenbeslagen zijn met name te vinden in de art. 455-455a en 461d1 (beslag op roerende zaken; zie § 83.2); art. 474b (beslag op rechten aan toonder of order, aandelen/effecten op naam; zie § 8.33) en de art. 507-507a (beslag op onroerende zaken; zie § 83.4).
In de eerste plaats gaat het hier om2
'nog niet verantwoorde en afgedragen baten'
die worden
'voortgebracht door de in beslag genomen zaken (art. 455 lid 1)'
of die
'voorvloeien uit een recht aan toonder of order, een aandeel op naam of een effect op naam dat geen aandeel is, en die bestaan in geld of andere waarden (art. 474b lid 1).'
Bij deze 'baten' dient in het bijzonder te worden gedacht aan huurpenningen verschuldigd ter zake van de in beslag genomen roerende zaken, alsmede aan verschuldigde renten en dividenden.3 Wanneer het gaat om in beslag genomen onroerende zaken, bestaat de bate uit nog aan de beslagdebiteur 'verschuldigde huur en pacht' (art. 507 lid 3). In de gevallen van de art. 474b lid 1 en 507 lid 3, gaat het naar hun aard steeds om vorderingen van de beslagdebiteur op een derde. Bij art. 455 lid 1 behoeft dat niet altijd het geval te zijn4, maar zal het meestal wel zo zijn, met name wanneer het gaat om een in beslag genomen roerende zaak die verhuurd is, in welk geval art. 455 lid 2 van toepassing is. In al deze gevallen valt de bate die in een vordering op een derde bestaat pas onder het gelegde beslag, doordat dit beslag wordt betekend aan de derde en - behoudens in het geval van art. 474b lid 15 — daarna overbetekend aan de beslagdebiteur. Voorts bevatten de art. 455 lid 2, 474b lid 3 en 507 lid 3, alle de volgende bepaling:
'De artikelen 475i6, 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.'
En op deze wijze heeft de wetgever de hier besproken bijzondere beslagen verheven tot vereenvoudigde - maar enigszins verscholen - derdenbeslagen. Wat in deze opsomming opvalt is dat daarin ontbreken de bepalingen inzake blokkerende werking (art. 475h), verklaringsplicht (art. 476a-476b) en verklaringsprocedure (art. 477a). Bij de bespreking van de art. 455-455a zal daaraan nog in het bijzonder aandacht worden besteed.
Onder verscholen derdenbeslagen vallen in de tweede plaats nog dié gevallen, waarin de wet uitdrukkelijk heeft voorzien in een (gehele of gedeeltelijke) vervanging van de beslagen zaak door
'vorderingen tot vergoeding (...), daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak.'
Voor beslag op roerende zaken is deze (vorm van) zaaksvervanging7 geregeld in art. 455a lid 1 en voor beslag op onroerende zaken in art. 507a lid 1. Deze bepalingen houden een vergelijkbare regel voor executie van beslagen (roerende en onroerende) zaken in als de art. 3:229 en 3:283 geven voor zaken waarop een pand- of hypotheekrecht resp. een voorrecht rust. De woorden 'vorderingen tot vergoeding' dienen ruim te worden opgevat, zodat daaronder niet alleen vallen vorderingen tot schadevergoeding die de beslagdebiteur op zijn schadeverzekeraar heeft, maar ook vorderingen tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad, wanprestatie en onder omstandigheden bijv. ook een vordering uit overbedeling.8 In de praktijk zal het echter in de meeste gevallen gaan om de vordering op een schadeverzekeraar, welke vordering in de plaats treedt van de, geheel of gedeeltelijk, vernietigde of beschadigde in beslag genomen zaak. In het oude beslag- en executierecht kwam zo'n regel van zaaksvervanging niet voor.9 Overigens kent het huidige vermogens- en verbintenissenrecht ook geen algemene regel van zaaksvervanging, maar slechts een aantal specifiek in de wet geregelde gevallen.10