Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
23-12-2009, Stb. 2009, 615 (uitgifte: 29-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2009, Stb. 2009, 615 (uitgifte: 29-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
1.
Artikel 30 van de wet vindt toepassing voor
- a.
een motorrijtuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden: indien het motorrijtuig uitsluitend als zodanig wordt gebruikt en wordt gehouden door een kermis- of circusexploitant;
- b.
een motorrijtuig dat is ingericht als werktuig: indien het motorrijtuig als zodanig uiterlijk herkenbaar is, het als zodanig wordt gebruikt op vaste plaatsen en daarmee niet meer dan zestig dagen gedurende iedere opeenvolgende periode van vier aaneengesloten tijdvakken na het eerste tijdvak waarop artikel 30, eerste lid, van de wet van toepassing is, dan wel, in het geval een kortere vrijstellingsperiode van toepassing is, niet meer dan vijftien dagen per tijdvak van de weg gebruik wordt gemaakt en het gebruik uitsluitend dient voor de verplaatsing naar een andere werkplek;
- c.
een motorrijtuig dat is ingericht als werkplaats: indien het motorrijtuig is voorzien van een laadruimte waarin permanent een werkbank is aangebracht, het met het oog op de te verrichten werkzaamheden noodzakelijke gereedschap permanent daarin aanwezig is, het motorrijtuig uitsluitend als zodanig wordt gebruikt en daarmee niet meer dan zestig dagen gedurende iedere opeenvolgende periode van vier aaneengesloten tijdvakken na het eerste tijdvak waarop artikel 30, eerste lid, van de wet van toepassing is, dan wel, in het geval een kortere vrijstellingsperiode van toepassing is, niet meer dan vijftien dagen per tijdvak van de weg gebruik wordt gemaakt en het gebruik uitsluitend dient voor de verplaatsing naar een andere werkplek;
- d.
een motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van paarden: indien het motorrijtuig uitsluitend niet-beroepsmatig ten behoeve van de paardensport wordt gebruikt en de houder van het motorrijtuig een verklaring overlegt waaruit dit blijkt.
2.
De toepassing van artikel 30, eerste lid, van de wet vindt plaats op verzoek.
3.
Het verzoek wordt bij de inspecteur ingediend voor de aanvang van het eerste tijdvak waarover om de toepassing van artikel 30, eerste lid, van de wet wordt verzocht.
4.
Bij het verzoek worden bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden, alsmede een opgave van het kenteken van het motorrijtuig.
5.
Wanneer een motorrijtuig niet meer voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden doet de belastingplichtige daarvan opgaaf aan de inspecteur.
6.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Tenzij in de beschikking anders is bepaald, werkt deze terug tot op het tijdstip waarop het eerste tijdvak aanvangt waarop het verzoek betrekking heeft.
7.
Indien aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden niet langer wordt voldaan, trekt de inspecteur de beschikking in. De intrekking geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.
8.
Indien degene aan wie de beschikking is verleend niet voldoet aan de verplichting bedoeld in het vijfde lid, wordt de beschikking geacht te zijn vervallen op het tijdstip waarop aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden niet meer wordt voldaan.