RFR 2019/133
Bopz. Wanneer is er sprake van beperking van de bewegingsvrijheid op grond van geldende ‘huisregels’?
HR 19-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1282
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 juli 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/01090
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS94469:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1282, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑07‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:449, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2019
- Wetingang
Essentie
Bopz.
Wanneer is er sprake van beperking van de bewegingsvrijheid op grond van geldende ‘huisregels’, als bedoeld in art. 37 Wet Bopz? Mogen ‘huisregels’, die algemeen gelden voor alle bewoners van een afdeling, ook alleen mondeling worden meegedeeld bij opname, of moeten ze altijd schriftelijk zijn vastgelegd?
Samenvatting
Betrokkene (op basis van TBS met dwangverpleging geplaatst in een Bopz-erkende instelling, waardoor – via art. 51 lid 3 Wet Bopz – de interne rechtspositie, als in de Wet Bopz geregeld, op hem van toepassing is) zit op een afdeling waar voor álle bewoners geldt dat ze één ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.