Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 20130003868 (TGO [naam onderzoek A] ) van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1663.
Hof 's-Hertogenbosch, 22-01-2018, nr. 20-001315-15
ECLI:NL:GHSHE:2018:206
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-01-2018
- Zaaknummer
20-001315-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2018:206, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑01‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2329, Niet ontvankelijk
- Wetingang
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2018-0076
Uitspraak 22‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor het medeplegen van twee woningovervallen en het medeplegen van poging tot medeplegen van gekwalificeerde doodslag op een agent. Gevangenisstraf 15 jaar. Vorderingen benadeelde partijen toegewezen met schadevergoedingsmaatregel.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001315-15
Uitspraak : 22 januari 2018
TEGENSPRAAK
PROMIS
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 10 april 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-810641-13 en 02-811996-12, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis van de rechtbank van 10 april 2015 ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair, subsidiair en tweede subsidiair ten laste gelegde (poging levensdelict motoragent) vrijgesproken.
Ter zake van het onder 02-810641-13 onder 2 primair ten laste gelegde (overval woning [adres 1] [plaats 1] ) en het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 ten laste gelegde (overval woning [adres 2] [plaats 1] ) is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, met aftrek ex artikel 27 Sr. De vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 6] zijn geheel toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij [betrokkene 7] is niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair (poging levensdelict motoragent), onder 2 primair (overval woning [adres 1] [plaats 1] ) en het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 (overval woning [adres 2] [plaats 1] ) bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar. Voorts is gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door en namens verdachte is betoogd dat de verdachte van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 ten laste gelegde (poging levensdelict motoragent) dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het in de zaak met dat parketnummer onder 2 ten laste gelegde (overval woning [adres 1] ) is betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor zover het gaat om de strafverzwarende omstandigheid dat het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 (overval woning [adres 2] ) is vrijspraak betoogd. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd en is verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen en tegen de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-810641-13: 1.
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 7] (als motoragent werkzaam bij de regiopolitie Zeeland- West Brabant, althans de politie Midden en West Brabant) van het leven te beroven, met dat opzet die [betrokkene 7] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag (in vereniging) werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan door/van enig strafbaar feit, te weten een (poging) overval op een woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] , en welke poging doodslag (in vereniging) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn medeverdachte(n) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [betrokkene 7] (motoragent bij de politie Zeeland West Brabant, althans Midden en West Brabant) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (te weten reagerend op een melding van een overval op een woning in [plaats 1] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [betrokkene 7] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [betrokkene 7] (motoragent bij de Politie Zeeland West Brabant, althans Midden en West Brabant), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening (te weten: reagerend op een melding van een overval te [plaats 1] ), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2.
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd de woning van voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] is/zijn binnengedrongen en/of
- die [betrokkene 2] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat stroomstootwapen heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [betrokkene 2] heeft/hebben getoond en/of op die [betrokkene 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [betrokkene 2] (aldus) heeft/hebben gedwongen om op haar knieën te gaan zitten en/of
- vervolgens de armen van die [betrokkene 2] achter haar rug heeft/hebben vastgebonden door haar handen met tie-wrap aan elkaar vast te maken en/of
- die [betrokkene 2] onder bedreiging met dat stroomstootwapen de trap op heeft/hebben laten lopen en/of haar op de overloop heeft/hebben laten knielen en/of
- vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap, althans het hoofd, van die [betrokkene 2] heeft/hebben gezet/ geduwd/gehouden en/of
- een of meer ma(a)l(en) tegen die [betrokkene 2] heeft/hebben gezegd: "roep je man" en/of "waar is het geld?" en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op voornoemde [betrokkene 1] en/of
toen verdachte en/of zijn mededader(s) de woning verliet(en),
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op voornoemde [betrokkene 3] , die die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] te hulp kwam en/of
- die [betrokkene 3] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- die [betrokkene 3] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat stroomstootwapen heeft/hebben gegeven,
terwijl bovenomschreven feit zwaar lichamelijk letsel bij die [betrokkene 1] ten gevolge heeft gehad (te weten: een gebroken rug, althans een gebroken buikwervel).
Subsidiair:, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben aangebeld bij de woning van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of de woning van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] is/zijn binnengedrongen toen er open werd gedaan,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] te dwingen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben aangebeld bij de woning van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of de woning van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] zijn/is binnengedrongen toen er open werd gedaan en/of vervolgens geweld heeft/hebben toegepast op en/of met geweld gedreigd heeft/hebben jegens voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] ,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun hoofd de woning van voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] is/zijn binnengedrongen en/of
- die [betrokkene 2] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat stroomstootwapen heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [betrokkene 2] heeft/hebben getoond en/of op die [betrokkene 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [betrokkene 2] (aldus) heeft/hebben gedwongen om op haar knieën te gaan zitten en/of
- vervolgens de armen van die [betrokkene 2] achter haar rug heeft/hebben vastgebonden door haar handen met tiewraps aan elkaar vast te maken en/of
- die [betrokkene 2] onder bedreiging met dat stroomstootwapen de trap op heeft/hebben laten lopen en/of haar op de overloop heeft/hebben laten knielen en/of
- vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap, althans het hoofd, van die [betrokkene 2] heeft/hebben gezet/ geduwd/gehouden en/of
- een of meer ma(a)l(en) tegen die [betrokkene 2] heeft/hebben gezegd: "roep je man" en/of "waar is het geld?" en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op voornoemde [betrokkene 1] en/of toen verdachte en/of zijn mededader(s) de woning verliet(en),
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op voornoemde [betrokkene 3] , die die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] te hulp kwam en/of
- die [betrokkene 3] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- die [betrokkene 3] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/aangeraakt met een stroomstootwapen en/of een of meer stroomsto(o)t(en) met dat stroomstootwapen heeft/hebben gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
terwijl bovenomschreven feit zwaar lichamelijk letsel bij die [betrokkene 1] ten gevolge heeft gehad (te weten: een gebroken rug, althans een gebroken buikwervel).
Zaak met parketnummer 02-811996-12 :
hij op of omstreeks 12 november 2012 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of één of meerdere bankpas(sen) en/of één of meerdere horloge(s) en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of een handtas met inhoud en/of een fles whisky, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] (6 jarige zoon), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of één of meerdere bankpas(sen) en/of één of meerdere horloge(s) en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of een handtas met inhoud en/of een fles whisky, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan die [betrokkene 4] en/of die [betrokkene 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- een of meerdere vuurwapen(s) en/of (kap)mes(sen, althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een op een (kap)mes gelijkend voorwerp ter hand heeft/hebben genomen en/of getoond aan die [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of (daarbij) dreigend heeft/hebben gezegd: "Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf en jullie doen in wiet. Waar is de kluis" en/of "Cash geld" en/of "Je horloge, je horloge" en/of "we gaan niet weg voordat we het geld hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die/dat vuurwapen(s) en/of (kap)mes(sen) aan die [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] heeft/hebben getoond en daarbij gezegd dat ze onder de dekens op een bed moesten gaan liggen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 02-811996-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-810641-13: 1.
hij op 4 januari 2013 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [betrokkene 7] (als motoragent werkzaam bij de regiopolitie Zeeland- West Brabant, althans de politie Midden en West Brabant) van het leven te beroven, met dat opzet die [betrokkene 7] met een mes in de borst, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag in vereniging werd voorafgegaan door enig strafbaar feit, te weten een overval op een woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] , en welke poging doodslag in vereniging werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en zijn medeverdachte straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
2.
hij op 4 januari 2013 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [betrokkene 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en [betrokkene 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
- met bivakmutsen over hun hoofd de woning van voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn binnengedrongen en
- die [betrokkene 2] meermalen, hebben geprikt/aangeraakt met een stroomstootwapen en stroomstoten met dat stroomstootwapen hebben gegeven en
- een vuurwapen aan die [betrokkene 2] hebben getoond en op die [betrokkene 2] hebben gericht en
- die [betrokkene 2] hebben gedwongen om op haar knieën te gaan zitten en
- vervolgens de armen van die [betrokkene 2] achter haar rug hebben vastgebonden door haar handen met tiewraps aan elkaar vast te maken en
- die [betrokkene 2] onder bedreiging met dat stroomstootwapen de trap op hebben laten lopen en haar op de overloop hebben laten knielen en
- vervolgens dat vuurwapen, tegen de slaap, van die [betrokkene 2] hebben gezet/ geduwd/gehouden en
- tegen die [betrokkene 2] hebben gezegd: "roep je man" en "waar is het geld?" en
- een vuurwapen hebben gericht op voornoemde [betrokkene 1] en
toen verdachte en zijn mededader de woning verlieten,
- een vuurwapen hebben gericht op voornoemde [betrokkene 3] , die die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] te hulp kwam en
- die [betrokkene 3] hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en
- die [betrokkene 3] hebben geprikt met een stroomstootwapen en stroomstoten met dat stroomstootwapen hebben gegeven,
terwijl bovenomschreven feit zwaar lichamelijk letsel bij die [betrokkene 1] ten gevolge heeft gehad (te weten: een gebroken rug).
Zaak met parketnummer 02-811996-12:
hij op 12 november 2012 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen horloges en mobiele telefoons en een handtas met inhoud en een fles whisky, toebehorende aan [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] (6 jarige zoon), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [betrokkene 4] en [betrokkene 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en bankpassen en één horloge toebehorende aan die [betrokkene 4] en/of die [betrokkene 5] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader:
- vuurwapens en een kapmes ter hand hebben genomen en getoond aan die [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] en (daarbij) dreigend hebben gezegd: "Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf en jullie doen in wiet. Waar is de kluis" en/of "Cash geld" en/of "Je horloge, je horloge" en/of "we gaan niet weg voordat we het geld hebben", en/of
- ( vervolgens) die vuurwapens en dat kapmes aan die [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] hebben getoond en daarbij gezegd dat ze onder de dekens op een bed moesten gaan liggen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewijs
Standpunt openbaar ministerie
In de zaak met het parketnummer 02-810641-13 acht de advocaat-generaal onder 1 primair bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de poging tot gekwalificeerde doodslag hebben medegepleegd. De verdachten wisten van elkaars wapenarsenaal en zij hadden gesproken over de vlucht waarbij [verdachte] heeft verklaard dat hij tegen de medeverdachte had gezegd dat hij zou schieten als er politieagenten achter hem aan zouden komen. Daarnaast geldt dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] een aandeel heeft gehad in het aanvallen en uitschakelen van de politieman zodat ook om die reden sprake was van een wezenlijke gezamenlijke bijdrage aan het feit, terwijl de verdachten zich daarvan niet hebben gedistantieerd.
Subsidiair, wanneer het hof geen medeplegen zou aannemen, heeft de advocaat-generaal gesteld dat [verdachte] voor dit feit veroordeeld zou moeten worden als pleger van dat feit.
Ten aanzien van het in de zaak met voornoemd parketnummer onder 2 ten laste gelegde (overval [adres 1] te [plaats 1] ) heeft de advocaat-generaal gesteld dat het primaire verwijt bewezen kan worden verklaard, waarbij [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als medeplegers zijn aan te merken.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal ook in de zaak met parketnummer 02-811996-12 (gevoegd, overval [adres 2] te [plaats 1] ) gerekwireerd tot een bewezenverklaring, waarbij de advocaat-generaal [verdachte] en [medeverdachte 1] als medeplegers heeft aangemerkt.
Standpunt verdediging
In de zaak met het parketnummer 02-810641-13 (levensdelict agent) is verzocht de verdachte integraal vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde. Volgens de verdediging is geen sprake van (mede)plegen. [betrokkene 7] heeft bij de politie verklaard dat een persoon in een donkere jas hem heeft neergestoken. Tegenover de rechter-commissaris heeft [betrokkene 7] vervolgens verklaard dat de langste dader een witte jas droeg en de kleinste dader een zwarte jas. Ook heeft hij toen echter verklaard dat hij zeker weet dat de langste persoon als eerste uit de bosjes kwam en dat die persoon hem niet heeft gestoken. Nu evident is dat [verdachte] de langste persoon is en [medeverdachte 1] de kleinste, staat vast dat niet [verdachte] , maar [medeverdachte 1] [betrokkene 7] heeft gestoken. [betrokkene 7] moet zich dan ook hebben vergist in de kleur van de jas. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van dit feit.
In de zaak met voornoemd parketnummer is ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (overval [adres 1] te [plaats 1] ) betoogd dat het letsel van [betrokkene 1] niet kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel, nu [betrokkene 1] uitzicht heeft op volkomen genezing.
Bovendien is dit feit niet aan [verdachte] toe te rekenen, voor zover het betreft dat het feit ten gevolg heeft gehad dat [betrokkene 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. [verdachte] kon, toen hij dreigde met een vuurwapen, redelijkerwijs niet verwachten dat [betrokkene 1] een vluchtpoging zou ondernemen en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. In zoverre dient [verdachte] dan ook vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 (gevoegd, overval [adres 2] te [plaats 1] ) ten laste gelegde is eveneens vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging vertonen de overvallen aan [adres 1] te [plaats 1] en aan de [adres 2] te [plaats 1] geen zodanige overeenkomsten dat gesproken kan worden van eenzelfde modus operandi. Bovendien dient aan de door [getuige 5] afgelegde belastende verklaring weinig waarde te worden toegekend, nu haar verklaring ‘van horen zeggen’ is en zij heeft verklaard dat zij de verdachte haat. Het door de rechtbank voor de bewezenverklaring van dit feit gebezigde steunbewijs tenslotte is discutabel en onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Het oordeel van het hof
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van parketnummer 02-810641-13 ten laste gelegde (overval [adres 1] [plaats 1] en poging levensdelict agent)1.
Op 4 januari 2013 heeft een overval plaatsgevonden in de woning van de familie [betrokkene 1] -
[betrokkene 2] gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] . Naar aanleiding daarvan is het TGO (Team
Grootschalige Opsporing) ‘ [naam onderzoek A] ’ opgestart.
[betrokkene 2]2.heeft verklaard dat zij op 4 januari 2013, omstreeks 19.00 uur, de deurbel hoorde
gaan. Ondanks dat [betrokkene 2] een onbekende jongen voor de deur zag staan en een ogenblik
twijfelde, opende zij de deur. Zij werd toen direct door de jongen geprikt met een
stroomstootwapen. De jongen trad versneld haar woning binnen en hij hield daarbij zijn
(rechter) arm gestrekt naar voren. Hij had een bivakmuts op die hij naar beneden trok en
was gekleed in een witte dikke gewatteerde jas. Hij duwde [betrokkene 2] , waardoor zij ten val
kwam in de nabijheid van de toiletdeur. [betrokkene 2] zag vervolgens dat er een andere langere
jongen, die een pistool in zijn (rechter) hand vasthield, arriveerde. Hij was een stuk langer
dan de eerste jongen, vermoedelijk een kop groter. Hij was helemaal in het zwart. Ze had
het idee dat hij een soort panty over zijn ogen had en hij droeg een muts. Deze tweede
jongen ging volgens [betrokkene 2] onmiddellijk naar de bovenverdieping. Toen [betrokkene 2] zich even
later met de kleinere jongen in de woonkamer begaf, werd zij door hem gedwongen om op
haar knieën te gaan zitten en haar handen op haar rug te houden. Vervolgens werden haar
handen aan elkaar gebonden met behulp van tiewraps. Op enig moment vroeg de kleinere
jongen waar de partner van [betrokkene 2] zich bevond. Hij zei volgens [betrokkene 2] : “Boven, meekomen,
waar is je man” en “roep je man, roep je man”. [betrokkene 2] moest haar man meermaals roepen,
op een steeds luidere toon. Tussentijds prikte de kleinere jongen haar meermalen met het
stroomstootwapen. Die jongen duwde [betrokkene 2] daarna de trap op. Op de overloop van de
eerste verdieping werd [betrokkene 2] opnieuw gesommeerd om op haar knieën te gaan zitten. Zij
zag vervolgens de langere jongen uit haar slaapkamer komen lopen en voelde dat hij zijn
vuurwapen tegen haar hoofd, haar slaap, aanduwde. De kleinere jongen vroeg daarna drie
keer: “Waar is het geld, waar is het geld?” [betrokkene 2] hoorde een ogenblik later de langere
jongen zeggen: “Die man is weg.” De kleinere jongen hoorde zij toen de trap afrennen.
[betrokkene 2] stond op en rende naar buiten. Zij zag buiten haar partner [betrokkene 1] op de grond
liggen, die aangaf dat hij pijn aan zijn rug had.
[betrokkene 1]3.heeft verklaard dat hij op 4 januari 2013 rond 19.00 uur in zijn woning
naar boven was gegaan om een bad te nemen. Toen hij enkele minuten in bad lag, hoorde hij
de bel gaan. Kort daarna hoorde hij zijn vrouw gillen. [betrokkene 1] sprong uit het bad en ging
bovenaan de trap staan om te kijken wat er aan de hand was. Hij zag toen dat beneden twee
mannen met bivakmutsen stonden en dat zijn vrouw tegen de toiletdeur aan hing. Als reactie
daarop schreeuwde [betrokkene 1] naar de mannen. De langste man richtte toen een wapen op
[betrokkene 1] . Deze man zette daarbij zijn voet op een traptrede, mogelijk met de intentie om
naar boven te gaan. [betrokkene 1] rende vervolgens naar zijn slaapkamer. Hij wilde zijn
slaapkamerdeur op slot doen, maar de sleutel zat niet in het slot. [betrokkene 1] besloot toen om
via het dakterras, grenzend aan zijn slaapkamer, naar buiten te gaan en hulp te zoeken. Hij
klom het dak op en kroop naar de zijkant om zich gemakkelijk naar beneden te kunnen laten
zakken. Echter, [betrokkene 1] begon op het dak te glijden, viel naar beneden en brak zijn rug. Direct na zijn val kon hij niet meer lopen en toen hij in het ziekenhuis was, mocht hij zich een aantal dagen absoluut niet bewegen omdat het risico bestond dat hij alsnog een dwarslaesie zou oplopen. [betrokkene 1] is geopereerd en zijn rug is vastgezet.
[betrokkene 1]4.heeft later, op 14 januari 2013, aan de politie doorgegeven dat een horloge bij de
overval was weggenomen.
Uit de aanwezige geneeskundige verklaring volgt dat [betrokkene 1] een breuk van de
buikwervel had opgelopen en dat hij daaraan was geopereerd op 9 januari 2013. De
geschatte duur van zijn genezing is drie tot zes maanden.5.Het hof merkt hierbij op dat een buikwervel een van de wervels is van de wervelkolom oftewel de ruggengraat.
Uit de verklaring van de getuige [betrokkene 3]6., een buurtbewoner, komt het volgende naar
voren. Op de bewuste avond, vanaf 18.35 uur, was hij buitenshuis bezig om een tweetal
fietsen van zijn fietsendrager af te halen. Al snel zag hij twee mannen vanuit de
[adres 3] in de richting van de [adres 4] lopen. Eén van de mannen was volgens
[betrokkene 3] gekleed in een witte jas. Even later hoorde [betrokkene 3] hysterisch gegil van een vrouw,
welk gegil bleef aanhouden. Hij liep in de richting van de woning waar dit geluid vandaan
leek te komen. Vervolgens liep hij een stukje terug naar de [adres 5] . Hij zag toen een
voor hem bekende buurtbewoner (zijn overbuurman) naakt uit een beukenhaag komen, die
riep: “Doe iets, overval, mijn vrouw is binnen.” De man zakte daarna in elkaar en riep dat
hij pijn had aan zijn rug. [betrokkene 3] liep terug naar de woning van deze buurman, richting de
voordeur. Hij zag dat de voordeur werd geopend door een man die een vuurwapen in zijn
(rechter)hand had. De man strekte zijn arm, richtte het wapen op [betrokkene 3] en zei tot drie maal
toe dat [betrokkene 3] moest gaan liggen. Vervolgens zag [betrokkene 3] een tweede man de woning uit
komen lopen. Op het moment dat [betrokkene 3] bezig was om een liggende houding aan te nemen,
hoorde hij een knetterend geluid en nam hij een prikkend gevoel op zijn hoofd waar. In zijn
ooghoek zag hij dat de tweede man een voorwerp in zijn hand had, in handformaat, voorzien
van een blauw lichtje. Dit leek op een taser. [betrokkene 3] krabbelde op en zag de twee mannen
wegrennen. [betrokkene 3] achtervolgde de mannen enige tijd. Volgens [betrokkene 3] liepen de mannen
richting het [adres 6] . Ter hoogte van de [adres 1] staakte [betrokkene 3] de achtervolging. Hij
zag toen vanuit de parkeerplaats van de [adres 7] een personenauto met hoge snelheid
wegrijden. Dit betrof een zilverkleurige Seat Ibiza, een ouder model.
[betrokkene 3] heeft als signalementen van de overvallers het volgende opgegeven. De man met het
vuurwapen was 1.80 à 1.85 meter lang, had een breed postuur en was ongeveer 20-25 jaar
oud. Deze man droeg een donkerkleurige glimmende driekwart jas, een donkerkleurige
trainingsbroek en een zwarte muts.
De man met de taser was een kop kleiner dan de andere overvaller, had een tenger gezicht
en postuur en was ongeveer 20-25 jaar oud. Deze man droeg volgens [betrokkene 3] een witte
donzen winterjas, een donkerkleurige trainingsbroek en een donkerkleurige muts.
Getuige [getuige 1]7.liet op 4 januari 2013 omstreeks 18.55 uur zijn hond uit. Toen hij
omstreeks 19.10 uur via de [adres 4] de [adres 1] in wilde lopen, trokken twee
mannen zijn aandacht. De eerste man begaf zich in de richting van het adres [adres 1] ,
alwaar de overburen van [getuige 1] woonachtig zijn. De tweede man liep terug de
[adres 4] in. Een ogenblik later hoorde [getuige 1] een luid gegil vanuit de woning van
zijn overburen komen. Dit was een vrouwenstem. Tijdens dit gegil zag [getuige 1] de tweede
man in de richting van de voornoemde woning rennen.
[getuige 1] heeft de twee mannen als volgt omschreven: de eerste man was niet blank, maar
ook niet donker getint. Hij was ongeveer 1.70 meter lang en tussen de 20 en 30 jaar oud. Hij droeg een witte halflange jas, een donkerkleurige broek en een donkerkleurige muts. De tweede man was ongeveer 1.80 meter lang en tussen de 20 en 30 jaar oud. Hij droeg
donkerkleurige kleding, waaronder ook een donkere muts.
Getuige [getuige 2]8., heeft verklaard dat zij op verzoek van haar echtgenoot, [getuige 1] ,
het alarmnummer 112 belde. Terwijl zij het telefoongesprek voerde, liep zij naar buiten. Zij
zag toen [betrokkene 1] (naakt) op straat liggen. Vervolgens zag zij dat twee jongens de woning
van [betrokkene 1] uit renden in de richting van het [adres 6] . De jongens passeerden haar
daarbij.
Volgens [getuige 2] was de eerste persoon ongeveer 1.70 meter lang en droeg hij een zwarte
muts, een donkere broek en een witte gewatteerde winterjas tot over de billen. De tweede
jongen werd door [getuige 2] iets groter ingeschat dan de eerste jongen. Hij was geheel in het
donker gekleed en droeg een zwarte muts.
Verbalisant [betrokkene 7]9.10.hoorde omstreeks 19.05 uur de melding dat er een overval
was gepleegd op de [adres 1] te [plaats 1] . Hij begaf zich daarop met zijn politiemotor,
gekleed in zijn politiemotorjas, richting de plaats delict. Via de [adres 8] en de
[adres 9] was hij linksaf het [adres 6] , een fietspad, opgereden. Aan zijn rechterzijde
was water en aan de linkerzijde schuttingen met daarvoor bosjes. Hij zag ongeveer
25 meter voor de kruising met de [adres 10] aan de linkerzijde iets wits voorbij schieten.
Hij zag dat dit een persoon was. Hij plaatste zijn motor schuin op het fietspad en richtte de
koplamp van zijn voertuig op de bosschages. Hij zag dat een jongen die vanaf de linkerzijde van zijn motor uit deze bosschages kwam op hem afliep. Deze jongen sloeg [betrokkene 7] tegen zijn helm. Daarop stapte [betrokkene 7] aan de rechterzijde van zijn motor af en begon hij achteruit te lopen.Hij waarschuwde dat hij zijn dienstwapen zou gaan gebruiken. Vervolgens werd [betrokkene 7] door de jongen geschopt. [betrokkene 7] struikelde. Hij zat met zijn gezicht in de richting van de [adres 9] . Hij zag de jongen wegrennen bij hem vandaan, in de richting van de [adres 9] . Op het moment dat [betrokkene 7] opstond, kwam een tweede man tevoorschijn. Dit was op ongeveer twee meter afstand van waar de andere persoon uit de bosjes was gekomen, twee meter in de richting van de [adres 10] . [betrokkene 7] werd direct aangevallen door deze tweede persoon. [betrokkene 7] voelde daarbij iets in zijn borst. Hij bemerkte dat hij anders begon te ademen en dat hij bloedde. [betrokkene 7] bleek door deze jongen in zijn borst te zijn gestoken. Deze tweede jongen rende weg in dezelfde richting als waar de eerste jongen naar toe ging. Toen [betrokkene 7] naar zijn motor terugkeek zag hij een soort zaklamp liggen. [betrokkene 7] geeft aan dat op dezelfde plaats waar die zaklamp lag, hij ook was neergestoken. De lamp lag er volgens hem niet toe hij was komen aanrijden.
[betrokkene 7] spreekt van een opvallend lengteverschil tussen de twee jongens. De
ene jongen was volgens hem 1.70 tot 1.75 meter lang en de andere jongen schatte hij 1.85
tot 1.90 meter lang.
[betrokkene 7] is later nog bij de rechter-commissaris11.gehoord, waar hij eveneens verklaart dat hij door twee personen is aangevallen.
In de geneeskundige verklaring betreffende [betrokkene 7] is opgenomen dat hij op 4 januari
2013 door een arts is onderzocht en dat hij een steekwond aan de thorax heeft opgelopen ter
hoogte van de zesde à zevende rib.12.
Door getuige [getuige 3] werd eerst een motoragent gezien, die het [adres 6] opreed.
Daarna zag hij op twee verschillende momenten twee jongens rennen, althans met versnelde
pas de tweede afslag, de [adres 11] in lopen. [getuige 3] spreekt over een langere jongeman
die voorop liep en die zwarte kleding droeg, en daarachter een kleinere jongeman die een
witte jas en een donkerkleurige broek aan had. De kleine jongen had een smal gezicht.
[getuige 3] heeft aangegeven dat hij in dezelfde richting liep als waar de agent naar toe reed,
tussen het bruggetje en de afslag [adres 11] . De jongens kwamen uit de richting waarin hij
de motoragent had zien rijden.13.
Getuige [getuige 4] liep vanuit de [adres 8] de [adres 11] in. 25 tot 30
meter voor de kruising met het [adres 6] zag hij een kleinere persoon de [adres 11] in
rennen en daarna meteen een politiebus die over het [adres 6] richting de [adres 10]
reed.14.
Verdachte [verdachte]15.heeft verklaringen afgelegd. Hij heeft
verklaard dat [medeverdachte 2] hem op 2 januari 2013 had verteld dat er veel te halen viel in de woning
aan de [adres 1] te [plaats 1] . [verdachte] had daarop op 3 januari 2013 een medeverdachte
(de mede-overvaller) gebeld met de vraag of hij wilde meedoen met het plegen van een
overval op die woning. Op diezelfde datum werden door [verdachte] ook nadere afspraken met
de medeverdachte gemaakt, was hij met iemand langs de woning gereden en werd ook de
vluchtroute bekeken. Voorafgaande aan de overval waren ook al afspraken gemaakt over de
weg te nemen buit. Op 4 januari 2013 was [verdachte] met de trein vanuit [plaats 2] naar [plaats 1] gereisd. Hij werd
bij het Centraal Station opgehaald met de auto.16.[verdachte]17.heeft aangegeven dat verdachte
[medeverdachte 3] degene was die hem in een blauwe auto bij het station had opgehaald. [verdachte] had
vanuit [plaats 2] een tasje meegenomen waarin handschoenen, tiewraps, een muts en een
vuurwapen zaten. Hij zegt dat dit het tasje was dat later door de politie in de Seat werd
aangetroffen. Nadat eerst met de auto snel een jas werd opgehaald dan wel gekocht, reden
[verdachte] en [medeverdachte 3] naar de woning van [medeverdachte 3] . Daar stuurde [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] een ping-bericht,
die op zijn beurt liet weten dat hij nog even bezig was bij de kapper. Op enig ogenblik
pingde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] dat de medeverdachte opgehaald kon worden. Vervolgens werd
deze jongen door [verdachte] en [medeverdachte 3] opgehaald. Bij de woning van [medeverdachte 3] werd de blauwe
auto omgewisseld voor de grijze Seat. [verdachte] legde zijn tas met spullen in deze Seat. Met
zijn drieën reden zij naar de kapper. Daar ontmoette [verdachte] [medeverdachte 2] . [verdachte] was boos, omdat
het de bedoeling was om tijdens etenstijd de overval te plegen en het was uitgelopen bij de
kapper door toedoen van [medeverdachte 2] . Volgens [verdachte] was de medeverdachte tijdens het
kappersbezoek in de grijze Seat blijven zitten. Na de ontmoeting bij de kapper, reden
[verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de medeverdachte met de Seat naar de woning van [medeverdachte 2] om de
taser op te halen. Nadat de taser was opgeladen werden [verdachte] en de medeverdachte naar de
plaats gereden waar de auto zou staan na de overval. De auto werd toen geparkeerd in een
zijstraat van de [adres 8] en [verdachte] en de medeverdachte stapten uit om de
woning aan de [adres 1] te overvallen. [medeverdachte 2] zou volgens [verdachte]18.in de vluchtauto
zijn blijven zitten. Op enig moment, op weg naar de [adres 1] , werd volgens [verdachte]19.de geplande overval
nog doorgesproken. [verdachte] vroeg onder meer hoeveel mensen er in het huis zouden zijn
tijdens de overval. Ook werd afgesproken dat de medeverdachte, die een taser bij zich zou
dragen, zou aanbellen en dat [verdachte] met een revolver achter hem aan zou gaan. De taser
omschrijft [verdachte] als een zwarte zaklamp met het woord ‘Police’ erop. [verdachte]20.heeft ook
verklaard dat tevoren was afgesproken dat de medeverdachte de bewoners zou taseren en
[verdachte] de bewoners onder schot zou houden. De medeverdachte zou de mensen vastbinden
met de tiewraps.
[verdachte]21.heeft over het verloop van de overval aangegeven dat hij, zoals was besproken, als
tweede de woning in rende. Hij verklaart dat de vrouw door de medeverdachte werd
vastgebonden, met haar handen op haar rug, met behulp van de tiewraps. Kort daarna zag hij
een ongeklede man boven staan. [verdachte] rende daarop naar boven. [verdachte] zocht naar de
man, maar kon hem niet vinden. [verdachte] dacht dat de man zich verstopt zou hebben en de
politie zou alarmeren. Even later zag [verdachte] een raam open staan, waarlangs hij naar buiten
keek. Hij zag toen de naakte man midden op straat liggen met omstanders er om heen.
[verdachte] en de medeverdachte besloten daarop de woning spoedig te verlaten. Toen [verdachte]
naar buiten liep, kwam er een man aanlopen die hij al eerder was tegengekomen. De
medeverdachte taserde deze man. Omdat de man achter [verdachte] en de medeverdachte aan
wilde rennen, richtte [verdachte] het pistool op hem en zei dat hij niet de held moest spelen.
[verdachte]22.en de medeverdachte renden naar de vluchtauto, de Seat, doch niet rechtstreeks.
[verdachte] had immers al politiesirenes gehoord. Afgesproken was dat de overvallers langs de
auto zouden rennen, dat de auto achter hen aan zou komen en dat zij dan zouden instappen.
De auto stopte volgens [verdachte] echter niet. Integendeel, de auto reed hen met 100 km/h
voorbij. De overvallers staken toen de straat over en liepen tussen de huizen door.
Uiteindelijk waren zij bij bosschages terechtgekomen, waar ook een fietspad was gelegen.
[verdachte] zag op enig moment een motoragent aan komen rijden en sprong in de bosjes. Hij
zag dat de agent zijn motor tot stilstand bracht en de koplamp richtte op de medeverdachte.
[verdachte] heeft verklaard dat hij op dat ogenblik naar de agent toeliep en hem met zijn
revolver een klap tegen zijn helm gaf. Tevens had [verdachte] de agent een low kick gegeven ten
gevolge waarvan de agent ten val kwam. [verdachte]23.zag dat de andere dader de agent toen
aanviel. [verdachte] en de medeverdachte vluchtten weg. Toen zij tussen bomen zaten te
wachten, vertelde de medeverdachte aan [verdachte] dat hij de motoragent een stoot had
gegeven.
Uit het zesde verhoor van [verdachte]24.is af te leiden dat de man die [verdachte] telkens
‘medeverdachte’ heeft genoemd, verdachte [medeverdachte 1] is. [verdachte]25.heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 2] de chauffeur was van de Seat Ibiza waarmee [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de woning zijn gebracht die is gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] .
Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 1] een mes en een taser bij zich droeg26.en heeft hij verklaard dat hij tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij zou schieten als de agent de achtervolging zou inzetten.27.
Ter zitting van de rechtbank heeft [verdachte]28.verklaard dat hij ten tijde van de overval een bivakmuts en een donkere jas had gedragen. Dat heeft hij in hoger beroep herhaald.29.
Voorts heeft [verdachte] in het kader van de procedure in hoger beroep nog het volgende verklaard:
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 11 juli 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [plaats 2] [verdachte] :
Vervolgens is [medeverdachte 2] naar de [adres 1] gereden, hij zat achter het stuur.
- Getuigenverklaring van [plaats 2] [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 8 december 2017, voor zover inhoudende:
Bij de overval bij de woning gelegen aan [adres 1] te [plaats 1] was medeverdachte [medeverdachte 2] chauffeur van de auto en ging medeverdachte [medeverdachte 1] met mij mee de woning binnen. [medeverdachte 2] had de gouden tip, daar gingen wij op af.
De voorzitter zegt mij dat ik niet in [plaats 1] woonde en vraagt mij hoe het ging vanaf mijn huis? Ik ben naar [plaats 1] gereisd met het openbaar vervoer. Nadat [medeverdachte 2] uit het huis waar hij woonde een taser had opgehaald, is [medeverdachte 3] afgezet en gingen wij naar de woning die overvallen is. Ik weet niet waar we [medeverdachte 3] hebben afgezet, maar dat was niet bij het woonwagenkamp. Daarna reden wij door naar de omgeving [adres 12] . Daar is de auto gestopt. Wij spraken af dat wij daar na de overval terug zouden komen. Wij gingen te voet verder. De woning was de dag vóór de overval aangewezen door [medeverdachte 2] zelf.
Op een vraag van mr. Poppelaars zeg ik dat [medeverdachte 3] op 4 januari 2013 niet de bestuurder was van de auto. Ook een dag eerder, tijdens de voorverkenning, was [medeverdachte 3] niet de bestuurder van de auto.
Verdachte [medeverdachte 2]30.heeft verklaard dat hij twee keer in de woning van de ouders van zijn
vriendin, genaamd [betrokkene 8] , aan de [adres 1] , was geweest.
Op 4 januari 2013 omstreeks 18.00 uur was [medeverdachte 2] naar kapper [naam kapsalon] op de [adres 13]
gelopen en was hij daar een halfuur tot drie kwartier binnen geweest.
[medeverdachte 2]31.ging daarna naar de woning van zijn moeder. Voorts heeft [medeverdachte 2] aangegeven dat hij een stroomstootwapen annex zaklamp in zijn bezit had gehad met de woorden ‘politie’ daarop gedrukt, maar ook dat hij deze inmiddels niet meer heeft.
In het dossier bevindt zich een uitwerking van een telefoontap van 2 januari 2013 te
22.29.00
uur, aangaande een telefoongesprek tussen verdachte [verdachte] en verdachte
[medeverdachte 2] .32.
[medeverdachte 2] zegt: “Lees je ping. Ik heb een job voor je. Kijk, er staat in, gewoon dat ik werk voor
je heb en dat je morgen even naar mij moet komen. Deze is gewoon leeg melken vriend. En
ik ga je precies zeggen hoe.”
[verdachte] zegt: “Oke, dan kom ik morgen jouw kant op.”
Daarop zegt [medeverdachte 2] : “Dat zou ik maar heel snel doen, want deze ken ieder moment gedaan worden als het aan mij ligt.”
Tevens is een tapgesprek beschikbaar, waaruit blijkt dat verdachte [medeverdachte 2] op 4 januari
2013 te 18.07.02 uur – kort voor het tijdstip van de overval – heeft gebeld met zijn moeder.33.
[medeverdachte 2] vraagt: “Waar is die zaklamp.”
Zijn moeder antwoordt: “Dat weet ik nie jongen.”
[medeverdachte 2] zegt: “Die heb jij toch, die zwarte.” “Hij ligt niet waar die moet liggen dus daarom
vraag ik waar het is.”
Zijn moeder zegt: “In die tas bij die verwarming.”
De moeder van verdachte [medeverdachte 2] , [getuige 6] , heeft verklaard dat [medeverdachte 2] ongeveer 10 à
15 minuten na het voornoemde telefoongesprek thuis was gekomen om de zaklamp mee te
nemen. [getuige 6] was naar boven gelopen om deze zaklamp voor hem te pakken. Dit betrof
volgens [getuige 6] een zwarte smalle zaklamp.34.
Ook is nader onderzoek gedaan naar de Telecomgegevens van de bij de verdachten
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in gebruik zijnde mobiele telefoons.35.Daaruit volgt dat de twee
mobiele telefoons van verdachte [verdachte] een dag vóór de overval, op 3 januari 2013, vanaf
13.21.04
uur werden geregistreerd op de zendmasten in de onmiddellijke nabijheid van de
toenmalige verblijfplaats van [verdachte] (de [adres 14] ) te [plaats 2] en de woning van zijn
(ex-)vriendin in diezelfde stad. Vanaf 17.54.10 uur verplaatsten de telefoons zich vanuit
[plaats 2] via de [brug X] en [plaats 3] naar [plaats 1] . Om 19.35.07 uur straalde één
van de telefoons aan op de zendmast op de [adres 15] te [plaats 1] . Daarna verplaatsten beide
telefoons zich vanuit [plaats 1] terug naar [plaats 2] . Omstreeks 20.32.27 uur maakte één van
de telefoons wederom gebruik van de zendmast aan de [adres 14] te [plaats 2] .
Uit het onderzoek naar één van de mobiele telefoons van verdachte [medeverdachte 2] blijkt dat er op
3 januari 2013 vanaf 17.04.54 uur registraties werden gevonden op zendmasten
gestationeerd in de directe nabijheid van de woning van [medeverdachte 2] te [plaats 1] (waaronder de
[adres 15] ). Om 19.38.54 uur werd dezelfde telefoon geregistreerd op een zendmast aan de
[adres 16] te [plaats 1] , welke mast zich kort langs de A16 bevindt. Om 20.19.02 uur vond
registratie plaats op een zendmast aan de [adres 14] te [plaats 2] .
Voorts blijkt uit het onderzoek naar de telefoons in gebruik bij [verdachte] en [medeverdachte 1] dat zij
op 3 januari 2013 over en weer veelvuldig met elkaar hadden ge-sms-t.36.
Op 4 januari 2013 straalde de mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte 1] tot 12.56.20 uur de
zendmast aan in de nabijheid van zijn laatst bekende verblijfplaats te [plaats 4] . Om
14.36.00
uur werd zijn mobiele telefoon geregistreerd op een zendmast aan de [adres 14]
te [plaats 2] , aldus vlakbij de verblijfplaats van verdachte [verdachte] . Om 16.37.52 uur bleek
dat deze mobiele telefoon was geregistreerd op de zendmast aan de [adres 17] te
[plaats 2] , welke zendmast staat in de onmiddellijke nabijheid van het treinstation. Om
16.50.43
uur straalde de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] vervolgens de zendmast aan op de
[adres 18] te [plaats 5] . Volgens rapporteur [verbalisant 20] kan uit deze gegevens worden
afgeleid, dat de mobiele telefoon werd verplaatst vanuit [plaats 4] , via [plaats 2] en de
[brug X] in de richting van [plaats 1] . Daarna leek de telefoon te zijn uitgeschakeld, omdat
er niet langer zendmastgegevens werden geregistreerd.
De mobiele telefoons van verdachte [verdachte] hadden zich op 4 januari 2013 tot 16.37.23 uur
niet verplaatst. Zij straalden aan op zendmasten in de directe nabijheid van de verblijfplaats
van [verdachte] te [plaats 2] . Om 16.37.23 uur werd één van de telefoons van [verdachte] geregistreerd op een zendmast aan de [adres 17] te [plaats 2] , aldus – evenals de
telefoon in gebruik bij [medeverdachte 1] rondom ditzelfde tijdstip – bij het treinstation. Verder
werden op 4 januari geen zendmastgegevens meer vastgelegd van deze telefoon.
De andere telefoon van [verdachte] straalde om 17.27.38 uur aan op de
[adres 19] / [adres 20] te [plaats 1] en om 17.29.05 uur op de [adres 21] te [plaats 1] .
Aan de buitenzijde van de woning [adres 1] te [plaats 1] zijn diverse camera’s bevestigd,
waarmee beeldopnames van de overvallers zijn gemaakt op 4 januari 2013 omstreeks 19.00
uur. Verbalisant [verbalisant 1] heeft deze beelden bekeken. Op de beelden van de camera die rechtsboven de voordeur hangt, heeft hij het navolgende gezien37.:
Om 19.01.29 uur liep een persoon, dragende een muts, in de richting van de voordeur. [verbalisant 1]
vermeldt dat, gezien de plaats van de camera, het niet anders kan zijn dan dat deze
persoon via de voordeur de woning in ging.
Om 19.01.48 uur kwam uit dezelfde richting als de eerste persoon een tweede persoon
aangerend. Dit betreft een man die was gekleed in een jack met een bontkraag en een broek
met een ‘Nike’-teken. Hij had tevens een bivakmuts op zijn hoofd, waarbij het linker ooggat
werd gebruikt om de mond en de neus door te halen zodat de ogen bedekt waren. Deze man
droeg handschoenen en hield in zijn (rechter) hand een voorwerp gelijkend op een pistool
vast.
Om 19.04.43 uur kwam de man met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand
uit de woning gelopen in de richting van [betrokkene 3] . Te zien is dat deze man met zijn (rechter)
hand ‘wijst’ in de richting van [betrokkene 3] .
Om 19.04.45 uur kwam de eerste man ook de woning uit lopen en hij ging achter de man met het wapen aan.
Omdat verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 4 januari 2013 de kapsalon [naam kapsalon] aan de
[adres 13] te [plaats 1] had bezocht, zijn de camerabeelden van deze kapsalon uitgekeken. Op de
beelden van de camera die in een hoek van de kapperszaak is opgesteld en waarop ook de
toegangsdeur is te zien, is door verbalisant [verbalisant 2] het volgende gezien.38.
Om 17.57.58 uur kwam een man de zaak in gelopen, die kort met de kapper sprak en daarna
weer de zaak uitliep.
Om 18.14.46 uur kwam dezelfde man weer de zaak binnen. Hij verdween op de plaats waar
de kapper aan het werk was. [verbalisant 2] herkent deze man als verdachte [medeverdachte 2] .
Om 18.19.36 uur liepen twee mannen de zaak binnen. De voorste man droeg een glimmende
donkere jas voorzien van een capuchon met een bontkraag en een trainingsbroek met op
broekspijpen emblemen. Het embleem op de linker broekspijp had volgens [verbalisant 2] sterke gelijkenis met het ‘Nike’-logo. Volgens de verbalisant komt de voorste man qua postuur en kleding overeen met de tweede (langere) dader van de overval op de [adres 1] te [plaats 1] . De achterste man wordt door [verbalisant 2] herkend als [medeverdachte 3] . De mannen begaven zich naar de plaats waar [medeverdachte 2] zich ophield. De drie mannen praatten met elkaar.
Uiteindelijk liepen de drie mannen gezamenlijk naar de uitgang. [medeverdachte 2] liep nog even terug
naar de kapper om iets tegen hem te zeggen. Vervolgens liep [medeverdachte 2] naar buiten om
18.25.25
uur.
Eveneens zijn camerabeelden uitgekeken – door verbalisant [verbalisant 3] – van een camera
die is opgesteld op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 22] te [plaats 1] , alwaar
verdachte [medeverdachte 3] woonachtig is.39.
Op de beelden is te zien dat op 3 januari 2013 om 18.59 uur een lichtkleurige Seat kwam
aanrijden, die stopte op de rijbaan voor de woning van verdachte [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] stapte enige
seconden later als passagier in deze Seat, welke auto vervolgens wegreed. Om 21.21 uur
kwam een lichtkleurige Seat aanrijden, die stopte op de rijbaan voor de woning van [medeverdachte 3] .
Als bestuurder stapte [medeverdachte 3] uit, die zich naar zijn woning begaf. Als bijrijder stapte
verdachte [medeverdachte 2] uit de auto. [medeverdachte 2] ging achter het stuur van de Seat zitten en verliet het
kamp.
Op de beelden van 4 januari 2013 is volgens [verbalisant 3] te zien dat [medeverdachte 3] om 18.00 uur zijn woning verliet en in de Seat als bestuurder plaatsnam. Voorts ziet
de politieagent nog iemand in de auto zitten. De auto reed daarop weg. Om 19.40 uur kwam
de lichtkleurige Seat wederom aangereden en die stopte voor de woning van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3]
stapte uit als bestuurder en verdachte [medeverdachte 2] als bijrijder. [medeverdachte 2] ging op de
bestuurdersplaats zitten en reed weg met de Seat.
In het relaas proces-verbaal is opgenomen dat door de politie tevens onderzoek is gedaan
naar het contact tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] .40.Uit de politiesystemen volgt dat
deze verdachten meerdere malen samen door de politie zijn aangehouden.
Voorts is uit het Herkenningsdienstsysteem van de politie gebleken dat [verdachte] een blank
uiterlijk heeft en dat hij in 2006 1.85 meter lang zou zijn. Dit met de kanttekening dat
verdachte op 28 juni 2013 heeft aangegeven dat hij 1.90 meter lang is. Uit hetzelfde systeem
blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] een Zuid-Amerikaans/Zuid-Europees uiterlijk heeft en een
lengte heeft van 1.65 meter.
Door de Unit FTO zijn ook een viertal schoensporen onderzocht, welke op de trap in de
woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen. De conclusie van dit onderzoek luidt dat
deze schoensporen mogelijk zijn veroorzaakt door een paar schoenen van het merk Vans
afkomstig van verdachte [verdachte] .41.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] is opgenomen dat het deze verbalisant ambtshalve bekend is dat verdachte [medeverdachte 2] veelvuldig gebruik maakt van een lichtgekleurde Seat Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken A] .42.
Op 4 januari 2013 omstreeks 19.45 uur werd deze Seat – kort na de overval op de
[adres 1] te [plaats 1] – door verbalisant [verbalisant 5] gesignaleerd op de [adres 27] te [plaats 1] .43.
De bestuurder bleek te zijn [dochter betrokkene 1] (zijnde de dochter van aangever [betrokkene 1] ) en
de bijrijder was verdachte [medeverdachte 2] . Omdat getuige [betrokkene 3] bij de overval ook een Seat Ibiza
had zien wegrijden, waren beiden ter plaatse aangehouden.
De Seat Ibiza werd op 5 januari 2013 door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]
doorzocht, waarbij op de achterbank een plastic tas werd aangetroffen met als inhoud een
tweetal mutsen, een paar bruine handschoenen en twee in elkaar geluste zwarte tiewraps.44.
Deze goederen werden veiliggesteld ten behoeve van een uit te voeren DNA-onderzoek
door het NFI.45.
In het desbetreffende NFI-rapport komt naar voren dat op de handvaten van de plastic tas
en de binnenzijde van beide handschoenen DNA-sporen van zowel verdachte [verdachte] als
verdachte [medeverdachte 1] zijn gevonden. Op de binnenzijde van de rand van de ene muts (kleur
blauw) is DNA gevonden van verdachte [verdachte] . Op de binnenzijde van de rand van de
andere muts (kleur zwart) is DNA aangetroffen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] .46.
De Unit FTO heeft de twee in elkaar geluste tiewraps, die zich in de voornoemde plastic tas
bevonden, vergeleken met twee tiewraps waarmee aangeefster [betrokkene 2] was gekneveld.47.De tiewraps uit de plastic tas blijken dezelfde afmetingen (voor zover dat kon worden bepaald) en kleur te hebben als de tiewraps waarmee [betrokkene 2] was vastgebonden. Op de vier onderzochte tiewraps is bovendien hetzelfde logo afgebeeld. De uit de plastic tas afkomstige tiewraps zijn voorzien van de nummers ‘05A’ en ‘07A’. De tiewraps die voor [betrokkene 2] waren gebruikt, zijn voorzien van de nummers ‘02A’ en ‘04A’.
Uit het sporenonderzoek van de Unit FTO48.blijkt voorts dat op het [adres 6] op een afstand van enkele meters rechts van de politiemotor van agent [betrokkene 7] – richting de [adres 10] – een gecombineerd(e) zaklamp/stroomstootwapen is aangetroffen. Door politiepersoneel was over dit voorwerp een pylon met plastic zak geplaatst. Daarnaast is bij dit onderzoek door een speurhondengeleider in de bosschages bij het fietspad, tegenover de politiemotor, een bivakmuts gevonden. Op één van de bijgevoegde foto’s – te weten foto 9 – is te zien dat de pylon (waaronder het stroomstootwapen lag) aan de rechterzijde stond van de politiemotor.49.Als omschrijving is bij deze foto gegeven: “politiemotor gezien in de richting van de [adres 10] .”50.Op foto 12 is de locatie afgebeeld waar de bivakmuts werd aangetroffen, namelijk tegenover/schuin links van de politiemotor.51.Verbalisant [verbalisant 8] heeft aangegeven dat de zaklamp c.q. taser op enkele meters van de dienstmotor, aan de kant van de [adres 10] was gelegen.52.
Door het NFI53.is een DNA-onderzoek verricht aan het aangetroffen stroomstootwapen. Zij
concludeert dat het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van de voorzijde
van het stroomstootwapen matcht met het DNA-profiel van getuige [betrokkene 3] . Op een door het NFI gemaakte foto54.van het stroomstootwapen is te zien dat dit wapen zwartkleurig is en dat daarop het woord ‘police’ is vermeld.
Voorts is het speeksel aan de binnenzijde rondom het mondgat van de ter plaatse aangetroffen bivakmuts onderzocht door het NFI.Daaruit blijkt dat het speeksel celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] , waarbij
de hypothese dat [verdachte] en zijn halfbroer [broer verdachte] hebben bijgedragen aan het spoor zeer veel
waarschijnlijker is dan wanneer alleen [broer verdachte] en drie andere willekeurige personen aan het
spoor hebben bijgedragen.55.
Tevens is door het NFI de bivakmuts afkomstig uit de bosschages later nog een tweede
keer onderzocht op de aanwezigheid van haren. Overwegend zijn daarop DNA-sporen van
verdachte [verdachte] aangetroffen. Daarnaast bevinden zich DNA-sporen van verdachte
[medeverdachte 1] op deze bivakmuts.56.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] is vermeld dat met hulp van
[betrokkene 7] een compositietekening is gemaakt van de eerste man die hem aanviel, nadat hij met
de koplamp van zijn motor op de bosschages had geschenen.57.Deze compositietekening is
in het dossier gevoegd.58.
Ten aanzien van parketnummer 02-811996-12 ten laste gelegde (overval [adres 2] [plaats 1] )59.
Na de overval op 12 november 2012 op de woning van de familie [betrokkene 5] - [betrokkene 4] gelegen
aan de [adres 2] te [plaats 1] is door de politie het TGO genaamd ‘ [naam onderzoek B] ’ opgestart.
[betrokkene 4] verklaart in haar aangifte60.en haar aanvullende verklaring61.dat zij op
maandag 12 november 2012 omstreeks 17.15 uur vanuit de [adres 23] met haar auto aan
kwam rijden bij haar woning. Zij had de toegangspoort open gelaten omdat haar man
( [betrokkene 5] ) en zoon [betrokkene 6] er aan zouden komen. Zij haalde haar boodschappen uit de auto en
bracht deze naar de keuken. Enkele minuten later werd er aan de voordeur gebeld. Op het
moment dat [betrokkene 4] de deur opende, kwamen er twee mannen op een opdringerige wijze
haar woning binnen.
[betrokkene 4] omschrijft de eerste dader als volgt: hij had een lengte van ongeveer 1.85 meter, had
twee hechtpleisters onder zijn ogen bevestigd, droeg een bordeaux rode broek en hield een
groot tweeloops geweer vast.
Over de tweede dader heeft zij het volgende gezegd: kleiner dan de eerste dader, ongeveer
1.70
à 1.75 meter lang, was in het bezit van een kapmes en een zwart vuurwapen.
De eerste (langere) dader riep: “Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf
en jullie doen in weed. Waar is de kluis?” Zij was in de hal door haar knieën gezakt. De
lange dader had toen op anderhalve meter afstand het geweer op haar hoofd gericht en zij
moest naar de keuken. Vervolgens kwamen [betrokkene 5] en haar zoontje [betrokkene 6] van zes jaar
binnen. [betrokkene 5] moest in de hal op de grond gaan zitten. Daarna werden [betrokkene 4] ,
[betrokkene 5] en hun zoon gedirigeerd naar de ouderslaapkamer op de eerste verdieping. Het
gezin moest op bed gaan liggen en het dekbed over hun hoofden leggen, terwijl de
overvallers bleven vragen om geld en de kluis. Er werd geroepen: “Geld, geld, cash.”
[betrokkene 5] gaf zijn polshorloge af alsmede een bedrag aan contant geld dat hij in zijn zak
had en een mapje inhoudende diverse bankpasjes en creditcards.
De kleinere dader was volgens [betrokkene 4] agressiever. Hij kraste met zijn kapmes in een deur.
[betrokkene 4] hoorde op een bepaald ogenblik in de slaapkamer de lange dader tegen de kleine
dader zeggen: “Ik ga het huis doorzoeken, jij blijft hier.” Daarop werd door één van de twee
mannen gezegd: “Ik hou jullie onder schot, haal maar niets uit.”
De woning werd geheel doorzocht. Op enig moment werd door de mannen om tape
gevraagd en werd aangegeven dat zij touw bij zich hadden om het gezin vast te binden.
Kort daarna verlieten de mannen de woning.
[betrokkene 4] heeft ook vermeld dat de daders nog een handtas hadden meegenomen, evenals een
fles whisky.
Uit de goederenbijlage62.blijkt bovendien dat er vier horloges en twee IPhones waren
weggenomen.
Voorts heeft [betrokkene 4]63.aangegeven dat zij van haar oppas had vernomen dat het alarm (dat is
aangelegd op het terrein van de woning) was afgegaan in de nacht van zaterdag op zondag
voorafgaand aan de dag van de overval – om 01.00 uur en om 02.00 uur, en dat zowel door de vader van die oppas als [betrokkene 4] zelf was gezien dat het riet bij een hek in de achtertuin
was plat gedrukt.
Met [betrokkene 4] is een sequentiële combi-fotobewijsconfrontatie64.gehouden. Zij heeft verklaard
dat de persoon op foto 3 en 17 één van de daders zou kunnen zijn. De persoon op nummer 3
dan nog iets meer dan die op nummer 17. De foto van [medeverdachte 1] stond op nummer 3.
Aangever [betrokkene 5]65.heeft verklaard dat hij op 12 november 2012 na zijn werk samen
met zijn zoontje thuiskwam en dat hij gestommel vanuit de keuken hoorde. Vervolgens zag
hij in de keuken zijn vrouw en twee onbekende mannen staan.
De eerste man had een lengte van 1.80 à 1.85 meter, was ongeveer 25 jaar oud. Hij droeg
een gebreide gebroken wit met bruin/zwart gekleurde ijsmuts met flappen over de oren, een
zwarte sjaal en een bordeaux rode broek. Onder beide ogen waren witte pleisters geplakt. Als
wapen gebruikte deze man een dubbelloops jachtgeweer.
[betrokkene 5] schat de lengte van de tweede man op 1.70 meter. Hij was 20 tot 24 jaar en droeg
een zwarte bivakmuts. Hij gebruikte een bijzonder mes met twee scherpe zijden en een
zwart pistool. [betrokkene 5] had dit pistool enkele malen horen klikken, waarbij de tweede man
zei dat het ‘fully loaded’ was.
De langere man richtte het jachtgeweer op [betrokkene 5] en zei “je horloge, je horloge”.
[betrokkene 5] gooide daarop zijn horloge naar deze man en de man pakte het op. Vervolgens
riep de man naar [betrokkene 5] dat hij de daders naar de kluis moest brengen. De langere man
gebaarde met de loop van het geweer en dreef [betrokkene 5] als het ware voor zich uit naar de
trap. [betrokkene 5] liep naar boven, gevolgd door de langere man, [betrokkene 4] , zoontje [betrokkene 6] en de
kleinere man. Boven in de ouderslaapkamer vroeg de eerste man [betrokkene 5] om hem geld te
geven. [betrokkene 5] had € 400,00 tot € 500,00 in zijn zakken zitten en gaf dat aan de langere
man. Door de langere man werd vervolgens gezegd dat het gezin op bed moest gaan liggen.
De kleinere man hield zijn mes en pistool continue in zijn handen vast en zwaaide er mee.
Beide mannen bleven telkens roepen om de kluis. De langere man zei tegen de kleinere man
dat hij het gezin onder schot moest houden en herhaalde dit meermalen. De langere dader
liep meermalen de slaapkamer in en uit en liep steeds naar een ander deel van de woning,
terwijl de kleinere dader de mensen onder schot hield. Op enig moment werd het gezin
gedwongen om onder de dekens te gaan liggen. De langere dader zei “we gaan niet weg
voordat we het geld hebben”. De daders discussieerden over de wijze waarop zij het gezin
zouden vastbinden. Enige tijd later vertrokken beide daders gezamenlijk.
In een aanvullende verklaring van [betrokkene 5]66.komt naar voren dat hij na de overval midden
op straat een zwarte sjaal zag liggen, op ongeveer tien meter afstand van de poort van zijn
oprit. Deze sjaal lag er volgens [betrokkene 5] niet toen hij bij zijn woning arriveerde.
Voorts heeft [betrokkene 5]67.aangegeven dat hij op de dag van de overval van zijn tuinman had
vernomen dat aan de achterzijde van de tuin duidelijk te zien was dat iemand over het hek
was geklommen. Te zien was dat er iemand op het hek had gestaan en dat de aldaar
aanwezige takken van beplantingen als het ware uit elkaar waren getrokken.
[getuige 7]68.heeft verklaard dat zij van zaterdag 10 november 2012 op zondag
11 november 2012 bij de familie [betrokkene 5] / [betrokkene 4] was gaan oppassen. Zij was die nacht
om 00.30 uur in de woning van de familie naar bed gegaan. Zij werd rond 02.00 uur wakker
van het alarm, verbonden met een ‘lus’ in de tuin, dat in werking was getreden.
Getuige [getuige 8]69., wonende aan de [adres buren] , heeft beelden van zijn
bewakingscamera’s bekeken. Daarop was volgens hem te zien dat in de nacht van 10 op
11 november 2012 rond 02.00 uur drie mannen door de [adres 2] liepen. De mannen
begaven zich in de richting van de woning van [betrokkene 5] , althans in de richting van de
[adres 23] . Na ongeveer een half uur tot drie kwartier liepen zij, blijkens de beelden, weer
terug. Een van de mannen was rond de 1.90 meter en had een bruine drie kwart jas aan, de
anderen waren tussen 1.70 en 1.80 meter.
Ten aanzien van de overval had [getuige 8] op zijn camerabeelden waargenomen dat er
twee mannen over de openbare weg in de richting van de woning van [betrokkene 5] , althans in
de richting van de [adres 23] liepen. Dit betrof een grotere en een kleinere persoon.
Volgens [getuige 8] kwamen de posturen van deze mannen overeen met die van de
mannen die hij op de beelden van een dag daarvoor had gezien. De mannen waren niet meer
teruggelopen.
De beelden70.van 12 november 2012 zijn eveneens bekeken door verbalisant [verbalisant 10] . Ook
zij onderscheidde twee personen op de beelden die behoorlijk in lengte verschillen.
Omstreeks 17.23 uur liepen deze twee personen vanuit de [adres 24] in de richting van
de overvallen woning. Omstreeks 17.24 uur liepen zijn voorbij het toegangshek van het
perceel [adres buren] in de richting van de [adres 2] 12. Door [verbalisant 10] is voorts
gezien dat omstreeks 17.55 uur aangever Nouwens alarm slaat bij zijn buren van
huisnummer 14.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11]71.is opgenomen dat hij op
11 november 2012 omstreeks 02.30 uur op de [adres 25] te [plaats 1] een grijze Seat Ibiza,
voorzien van het kenteken [kenteken A] , zag rijden. Dit voertuig werd een stopteken gegeven.
Als bestuurder van de Seat herkende [verbalisant 11] ambtshalve verdachte [medeverdachte 3] . [verbalisant 11]
hoorde zijn collega [verbalisant 12] zeggen dat de bijrijder de hem ambtshalve bekende
verdachte [medeverdachte 2] betrof. De inzittende bleek verdachte [verdachte] te zijn. [verdachte] had een traan
tatoeage onder zijn linkeroog. Hij droeg zwart/grijze Vans schoenen en een zwarte halflange
jas met capuchon en had een plastic tas bij zich inhoudende diverse kledingstukken,
waaronder een zwart/witte muts met oorflappen en een rode (trainings)broek.
Uit de verklaring van [verdachte]72.is af te leiden dat hij samen met [medeverdachte 2] en ‘een ander’ in de
nacht van 11 op 12 november 2012 op de [adres 25] te [plaats 1] door de politie is
gecontroleerd.
De voornoemde Seat Ibiza werd wederom op 12 november 2012 te [plaats 1] gesignaleerd, te
weten omstreeks 18.01 uur – kort na de overval – op de [adres 24] komende vanuit de
[adres 23] . Dit blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 13] en
[verbalisant 14] .73.Nadat de Seat tot stilstand was gebracht, werd door de verbalisanten
gezien dat verdachte [medeverdachte 3] de bestuurder van de auto was en verdachte [medeverdachte 2] de bijrijder.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van de Unit FTO74.volgt dat nabij de overvallen
woning, midden op de [adres 2] een zwarte fleecesjaal is aangetroffen. Volgens de
plaatselijke politie was dat op de vluchtroute van de daders. Daarnaast zijn in de overvallen
woning een aantal schoensporen aangetroffen, waaronder twee schoensporen in de
badkamer.
Omstreeks 18.00 uur – derhalve kort na de overval – waren de verbalisanten [verbalisant 15] en
[verbalisant 16]75.vanaf de kruising [adres 23] de [adres 2] opgereden. Zij zagen enkele
meters voor de oprit van nummer [adres 2] een zwarte sjaal liggen, midden op straat.
[verbalisant 15] zag tevens dat zijn collega [verbalisant 17] , in zijn hoedanigheid als hondengeleider, ter
plaatse kwam en met zijn hond een geurspoor probeerde op te pakken. [verbalisant 17] had
aangegeven dat de hond een spoor had uitgelopen vanaf de plaats delict, over de
[adres 2] , linksaf de [adres 23] en dat dit spoor eindigde op de [adres 23] . De
hond was aldaar het geurspoor kwijtgeraakt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van voornoemde verbalisant [verbalisant 17]76.volgt dat hij
omstreeks 18.15 uur bij de [adres 2] aan kwam. [verbalisant 17] was vervolgens met zijn hond
vanuit de [adres 2] in de richting van de [adres 26] gelopen, omdat in de
richting van de [adres 26] een sjaal was aangetroffen. [verbalisant 17] was met de hond de
sjaal voorbij gelopen. In de richting van de [adres 23] begon de hond zwaarder te ademen,
hetgeen voor [verbalisant 17] een teken was dat hij op het spoor van verse menselijke geur zat. De
hond liep de [adres 2] af en linksaf de [adres 23] op. [verbalisant 17] nam waar dat zijn hond
nog altijd zwaar ademde. Ook trok hij hard aan de lijn. Dit betekende volgens [verbalisant 17] dat
de hond op een spoor van menselijke geur zat. De hond liep door tot op de naast de rijbaan
gelegen groenstrook van ongeveer 150 meter. Hij stopte bij een toegangshek, dat van een
hondensportvereniging bleek te zijn. [verbalisant 17] zag en voelde dat de hond stopte met aan de lijn
te trekken en met zwaar te ademen. Dit was voor [verbalisant 17] het teken dat de hond vanaf dit punt
geen spoor van verse menselijke geur meer had.
Omstreeks 19:00 uur was [verbalisant 17] met zijn hond vanaf de [adres 23] het terrein van de
hondensportvereniging opgegaan. [verbalisant 17] zag dat de hond de bosschages in dook en dat hij bij een hek uitkwam dat het terrein scheidde van de tuin van de [adres 2] . [verbalisant 17] zag dat de hond daar een spoor van menselijke geur aantrof en weer hard aan de lijn begon te trekken. Hij zag dat de hond parallel aan het hek van de tuin in de richting van de
[adres 26] liep, dat de hond zwaar ademde en in de hoek van hek dat de tuin van
[adres 2] met de [straat adres 2] zelf scheidt, tegen het hek opsprong. Dit was
voor [verbalisant 17] een teken dat de hond een spoor van menselijke geur rook.
De voornoemde fleecesjaal is door het NFI bemonsterd77.en vergeleken78.met de DNA
profielen van een viertal personen. Uit dit onderzoek blijkt dat op beide zijden van de sjaal,
telkens op het middenstuk, een DNA- mengprofiel van (hoofdzakelijk) de verdachten
[verdachte] en [medeverdachte 1] is gevonden, met een matchkans van één op dertig miljoen.
De twee schoensporen, afkomstig uit de badkamer, zijn door de Unit FTO79.qua profiel en
afmeting vergeleken met de zolen van een paar sneakers van het merk Vans toebehorende
aan verdachte [verdachte] . Door FTO wordt geconcludeerd dat het ene spoor is veroorzaakt met
een schoen, soortgelijk aan de linkerschoen van [verdachte] en dat het andere spoor is
veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de rechterschoen van [verdachte] .
Door verbalisant [verbalisant 18]80.is een onderzoek ingesteld aan de inbeslaggenomen mobiele
telefoon van verdachte [medeverdachte 2] . Bij dit onderzoek is een foto aangetroffen van een geweer
voorzien van een afgezaagde loop.
Deze foto is voorgehouden aan de aangevers [betrokkene 4]81.en [betrokkene 5] .82.Beiden hebben
verklaard dat het vuurwapen op de foto sprekend lijkt op het vuurwapen dat gebruikt werd
gedurende de overval. [betrokkene 5] heeft daarbij opgemerkt dat hij het vuurwapen herkent aan
de vorm van het handvat en aan de korte loop.
In het dossier is een tapgesprek83.aanwezig van 11 april 2013, gevoerd tussen verdachte
[medeverdachte 1] en [getuige 9] . In dit gesprek zei [medeverdachte 1] dat hij [getuige 9] iets heel belangrijks ging
vragen en dat dit echt snel moest gebeuren omdat er iemand bij de politie zou moeten
komen. [medeverdachte 1] zei dat [getuige 9] online moest gaan en gaf aan dat hij twee foto’s van
[medeverdachte 1] moest wissen waarop hij met ‘dat grote dinges’ staat en waarop hij met zijn
‘mattie’ was afgebeeld. Ook moest [getuige 9] een gesprek met [bijnaam verdachte] wissen, de hele
geschiedenis, evenals de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [getuige 9] .
Getuige [getuige 9]84.heeft de inhoud van het aangehaalde telefoongesprek met [medeverdachte 1]
d.d. 11 april 2013 bevestigd. [getuige 9] heeft verklaard dat er een foto gewist moest worden,
waarop [medeverdachte 1] met een machete, een mes, was afgebeeld. Ook was het de bedoeling dat
een foto gewist zou worden waarop [medeverdachte 1] samen met [bijnaam verdachte] ofwel [bijnaam verdachte] was te zien.
Verder had [getuige 9] de opdracht gekregen om de profielfoto van [medeverdachte 1] met de machete die
op facebook stond te verwijderen. De mattie, de vriend, van [medeverdachte 1] heet volgens [getuige 9]
[bijnaam verdachte] , omdat hij een traantje onder zijn linker oog had laten tatoeëren. Deze vriend zou
woonachtig zijn in [plaats 2] .
Het hof heeft acht geslagen op de (profiel)foto85.in het dossier, waarop – volgens
verbalisanten [verbalisant 18]86.en [verbalisant 19]87.– [medeverdachte 1] is te zien die een machete in zijn handen
omhoog houdt.
Er ligt voorts een proces-verbaal van bevindingen88.inhoudende een getuigenverhoor van
[getuige 5] , zijnde de zus van verdachte [medeverdachte 1] . Zij was zelf gaan informeren in het
‘milieu’ om te weten te komen wat zich had afgespeeld. Zij had vernomen dat beide
overvallen door de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden zijn gepleegd en dat deze
verdachten telkens de helft van het buitgemaakte geld zouden mogen houden. Getuige
[getuige 5] refereerde aan de zaak waarbij een man ( [betrokkene 1] ) uit het bad was gesprongen (de
overval op de [adres 1] ) en dat de schoonzoon van deze man ( [medeverdachte 2] ) de opdrachtgever
was voor beide overvallen. Tevens gaf getuige [getuige 5] aan dat verdachte [medeverdachte 1] in het
bezit was van een machete die bij een overval was gebruikt.
In een drietal getapte telefoongesprekken89.die [getuige 5] gevoerd heeft met onder meer
haar vader [getuige 10] en [getuige 11] , maakt zij kenbaar maakt dat verdachte [medeverdachte 1] en
[verdachte] bij de overvallen waren betrokken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de tenlastegelegde overval op de woning gelegen aan
de [adres 1] te [plaats 1]
Het hof acht, gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden in onderlinge
samenhang bezien en beschouwd, feit 2 primair wettig en overtuigend kan worden bewezen.
[verdachte] heeft tezamen met anderen de overval op de woning aan de [adres 1] te [plaats 1]
gepleegd, waarbij een horloge is weggenomen en hij heeft het feit bekend. Het hof stelt vast dat de door [verdachte] afgelegde verklaringen op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen, namelijk voor zover het betreft de personen die betrokken zijn geweest bij de overval en de handelingen die die personen daarbij hebben verricht. De verklaringen van [verdachte] vinden bovendien bevestiging in andere, objectieve, bewijsmiddelen, zoals de diverse camerabeelden, de aangehaalde telefoongesprekken, de resultaten van de DNA-onderzoeken, de bevindingen van de verbalisanten en de telecomgegevens. Nu het relaas van [verdachte] wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, volgt het hof (grotendeels) de verklaringen van [verdachte] . Het hof heeft, anders dan de raadsman, dan ook geen reden om te twijfelen aan die verklaringen.
Het hof is van oordeel dat verdachte [medeverdachte 1] als de kleinere persoon in de witte jas
bij deze overval betrokken is en samen met [verdachte] in de woning is geweest. Dit vloeit niet
alleen voort uit de verklaringen van [verdachte] , maar ook uit de door de aangevers en de
getuigen opgegeven signalementen van de twee overvallers in vergelijking tot de gegevens
van de verdachten [verdachte] (lang) en [medeverdachte 1] (klein) volgens het Herkenningsdienstsysteem.
Daarnaast zijn er DNA-sporen van [medeverdachte 1] aanwezig op de handvaten van de plastic tas, de
handschoenen en de muts afkomstig uit de Seat Ibiza met welke auto [verdachte] en [medeverdachte 1] in
de nabijheid van de woning zijn afgezet. Bovendien wijzen de telecomgegevens van
4 januari 2013 uit dat [medeverdachte 1] tegen het tijdstip van de overval – ongeveer gelijktijdig met
[verdachte] – met de trein van [plaats 2] naar [plaats 1] is gereisd.
Naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 2] als derde
persoon betrokken is geweest bij de overval. Het hof is van oordeel dat [medeverdachte 2] kan worden aangemerkt als initiatiefnemer van de onder 1 ten laste gelegde overval. Hij is immers degene die [verdachte] heeft benaderd voor het plegen van een overval met de mededeling dat hij een ‘job’ wist waar het gewoon ging om ‘leeg melken’ waarbij [medeverdachte 2] [verdachte] precies zou zeggen hoe dat moest gebeuren. Het hof stelt vast dat zonder het initiatief van [medeverdachte 2] de betreffende overval niet gepleegd zou zijn.
Daar komt nog bij dat [medeverdachte 2] tijdens de voorverkenning op 3 januari 2014 heeft aangewezen welke woning het doelwit betrof en waar de vluchtroutes waren. Bovendien was de verdachte ook op 4 januari 2013 betrokken bij de overval. Nadat [medeverdachte 3] [verdachte] had opgehaald werd immers contact opgenomen met [medeverdachte 2] , waarna [medeverdachte 3] en [verdachte] zich meldden bij kapsalon [naam kapsalon] , waar [medeverdachte 2] zich op dat moment bevond. Daaruit volgt dat [medeverdachte 2] fungeerde als ‘aanspreekpunt’ voor de medeverdachten.
Vervolgens hebben zij de door medeverdachte [medeverdachte 1] bij de overval gebruikte taser opgehaald in de woning waar [medeverdachte 2] verbleef. [medeverdachte 2] heeft zich ook na dit moment niet gedistantieerd, want hij fungeerde als chauffeur van de vluchtauto en wachtte tijdens de overval tot [verdachte] en [medeverdachte 1] terug zouden komen.
Het hof is voorts – anders dan de raadsman – van oordeel dat het door [betrokkene 1] opgelopen letsel kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de raadsman kennelijk meent is van zwaar lichamelijk letsel niet enkel sprake wanneer geen zicht bestaat op volledige genezing, maar kan daarvan ook sprake zijn wanneer het letsel naar algemeen spraakgebruik als zodanig is aan te merken. De medische verklaring relateert dat de geschatte duur van de genezing 3 tot 6 maanden is. Uit de aangifte van [betrokkene 1] blijkt dat hij direct na zijn val van het dak niet meer kon lopen, dat hij zich een aantal dagen absoluut niet mocht bewegen omdat het risico bestond dat hij alsnog een dwarslaesie zou oplopen en dat hij nadien is geopereerd waarbij zijn rug is vastgezet. Naar algemeen spraakgebruik leiden deze vaststellingen het hof ertoe dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [betrokkene 1] .
Eveneens anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat
aangever [betrokkene 1] een gebroken rug heeft opgelopen moet worden beschouwd als een
rechtsreeks gevolg van de door de verdachten gepleegde overval. Nu naar objectieve
maatstaven redelijkerwijs voorzienbaar is dat een gewapende overval, waarbij geweld wordt
gebruikt en gedreigd wordt geweld te gebruiken, ook een tegenreactie van de slachtoffers
kan ontketenen, zoals een vluchtpoging, geldt dat het letsel van [betrokkene 1] in redelijkheid aan de handelwijze van de verdachten kan worden toegerekend. Om die reden acht het hof het causaal verband tussen het handelen van [verdachte] en [medeverdachte 1] en het zwaar lichamelijk letsel bij [betrokkene 1] aanwezig. Het hof heeft daarbij bovendien in aanmerking genomen dat de dader met het pistool ( [verdachte] ) volgens [betrokkene 1] aanstalten heeft gemaakt om naar boven te lopen en [betrokkene 1] achterna te gaan (en dat [verdachte] daadwerkelijk naar boven is gegaan). [betrokkene 1] heeft – nu hij zijn slaapkamer niet heeft kunnen afsluiten – geen
andere uitweg gezien dan via het dak te vluchten en de buren te alarmeren, ten gevolge
waarvan hij ten val is gekomen. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman in zoverre dan ook.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het steekincident aangaande [betrokkene 7]
Het hof is van oordeel dat uit de hiervóór genoemde bewijsmiddelen tevens volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] kort na de overval aan de [adres 1] te [plaats 1] , tijdens hun vlucht, de confrontatie met motoragent [betrokkene 7] zijn aangegaan, waarbij [betrokkene 7] in zijn borststreek is gestoken. DNA-onderzoek aan het ter plaatse van het steekincident gevonden stroomstootwapen heeft uitgewezen dat de overval en het steekincident aan elkaar gelinkt kunnen worden. Zoals uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt, was bij de overval op de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] sprake van één langere dader en één kleinere dader, terwijl [betrokkene 7] eveneens heeft verklaard dat hij is aangevallen door één langere persoon en één kleinere persoon.
Het hof heeft geconstateerd dat de door [betrokkene 7] tegenover de politie afgelegde verklaring en de nadien tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring niet geheel met elkaar overeen komen. Bij de politie heeft [betrokkene 7] verklaard dat hij eerst werd aangevallen door een kleinere persoon met een witte jas die hem sloeg en schopte, waarna [betrokkene 7] struikelde en waarna een tweede, langere, man in een donkere jas tevoorschijn kwam die hem kennelijk stak. Nadien, bij de rechter-commissaris, heeft [betrokkene 7] echter verklaard dat de langste dader als eerste uit de bosjes kwam en een witte jas droeg en de kleinste dader als tweede uit de bosjes kwam en een donkere jas droeg.
Het hof is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich tezamen en in vereniging hebben schuldig gemaakt aan poging tot gekwalificeerde doodslag van [betrokkene 7] . In dat verband stelt het hof voorop dat medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist tussen de plegers van een strafbaar feit, waarbij de plegers een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht leveren aan dat strafbare feit. Bij zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.90.
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben zich, voorafgaand aan het geweld tegen verbalisant [betrokkene 7] , schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer ernstig feit, bestaande uit een gewelddadige woningoverval. Inherent aan het medeplegen van een dergelijk feit is de vlucht die daarop volgt. Tijdens die vlucht hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] zich samen in de bosschages schuil gehouden en vervolgens na elkaar geweld gebruikt tegen de ter plaatse gekomen [betrokkene 7] met het doel hun vlucht mogelijk te maken en te verzekeren dat het buitgemaakte horloge werd behouden. [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] een stroomstootwapen en een mes bij zich had, terwijl [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] beschikte over een pistool. Bovendien heeft [verdachte] verklaard dat hij tegen [medeverdachte 1] had gezegd dat hij zou schieten als een agent achter hen aan zou komen. Uit die verklaring blijkt eveneens dat [verdachte] bereid was om geweld te gebruiken om te bewerkstelligen dat de vlucht mogelijk zou blijven en te voorkomen dat de buit gemaakte horloge zou worden ontnomen. Dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] bereid waren tot het gebruiken van geweld blijkt bovendien evident uit de omstandigheid dat zij [betrokkene 7] beiden, om de beurt, hebben aangevallen, zoals volgt uit de verklaring die [betrokkene 7] bij de politie heeft afgelegd, uit zijn verklaring tegenover de rechter-commissaris en uit de verklaring van [verdachte] op dit punt.
Het hof is derhalve van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] door het meenemen van de betreffende wapens en door direct achter elkaar geweld te gebruiken beiden een voldoende intellectuele en materiële bijdrage hebben geleverd aan de poging tot gekwalificeerde doodslag op [betrokkene 7] . Medeplegen is dan ook bewezen. Het verweer van de raadsman faalt.
[betrokkene 7] is met een mes in de borststreek gestoken. Naar algemene ervaringsregels geldt dat dit gedeelte van het menselijk lichaam zeer kwetsbaar is, nu zich daar vitale organen bevinden. Blijkens de medische inlichtingen is [betrokkene 7] een steekwond in de thorax toegebracht. De aard van de gedraging brengt met zich dat willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat [betrokkene 7] zou komen te overlijden; dat eventuele gevolg is op de koop toe genomen. Het is aan de dikke jas van [betrokkene 7] te danken dat het letsel beperkt is gebleven.
Het hof acht, anders dan de raadsman, gelet op al het voorgaande bewezen dat sprake is van het medeplegen van een poging gekwalificeerde doodslag op [betrokkene 7] .
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de tenlastegelegde overval op de woning gelegen aan
de [adres 2] te [plaats 1]
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van het hof dat [verdachte] en [medeverdachte 1] eveneens zijn aan te merken als de overvallers op de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] .
Op de nabij de plaats delict aangetroffen fleecesjaal zijn sporen aangetroffen van [verdachte] en [medeverdachte 1] , terwijl de in de woning aangetroffen schoensporen mogelijk van [verdachte] afkomstig zijn. Daar komt bij dat aangever [betrokkene 4] [medeverdachte 1] heeft herkend. Ook de omstandigheid dat verdachte [medeverdachte 1] op (profiel)foto’s (op facebook) is afgebeeld met een karakteristiek mes (een machete) en dat bij de overval een soortgelijk wapen is gebruikt,
levert een belangrijke aanwijzing op voor de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de overval. Het is in dit verband opmerkelijk dat [medeverdachte 1] zijn vriend [getuige 9] opdracht heeft gegeven om juist die foto’s – waarop [medeverdachte 1] met een machete was afgebeeld – te verwijderen.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat sterke overeenkomsten bestaan tussen de
kledingstukken die door verbalisant [verbalisant 11] bij verdachte [verdachte] in een plastic tas zijn
aangetroffen en de kledingstukken die de langste dader van overval volgens aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] heeft gedragen, te weten een (bordeaux) rode trainingsbroek en een zwart/wit gekleurde ijsmuts met oorflappen.
Voorts volgt uit de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] dat de langste dader pleisters onder zijn ogen had aangebracht, terwijl [verdachte] onder zijn linkeroog een tatoeage (een traan) heeft en deze mogelijk heeft willen verhullen door middel van die pleisters.
Ten slotte is het hof van oordeel dat het bewijs dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de overval op de [adres 2] te [plaats 1] hebben medegepleegd eveneens volgt uit essentiële overeenkomsten in de werkwijze van deze overval met de overval aan de [adres 1] te [plaats 1] . Dit betreft de volgende punten:
- Een dag vóór de overvallen heeft een voorverkenning plaatsgevonden van de woningen en
de omgeving.
[betrokkene 4] en [betrokkene 5] verklaren dat het alarmsysteem een dag voor de overval is afgegaan en
dat was geconstateerd dat recentelijk één of meerdere personen aan de achterzijde van de
tuin over het hek waren geklommen en de tuin hadden betreden. Die verklaringen worden
ondersteund door de verklaring van de oppas [getuige 7] , de bevindingen van verbalisant
[verbalisant 11] , de camerabeelden van buurman [getuige 8] en de bevindingen van verbalisant
[verbalisant 17] . Uit de verklaringen van [verdachte] , het getapte telefoongesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]
van 2 januari 2013 en het onderzoek naar de telecomgegevens volgt naar het oordeel van het hof dat ook de dag vóór de overval op de woning aan de [adres 1] sprake is
geweest van een voorverkenning.
- De tijdstippen van de overvallen komen nagenoeg overeen.
De woning aan de [adres 2] is omstreeks 17.20 uur overvallen. Weliswaar zijn de
daders de woning aan de [adres 1] omstreeks 19.00 uur binnen getreden, maar is het
volgens [verdachte] de intentie geweest om die woning al eerder – rond etenstijd – te overvallen. Dat dit niet is gebeurd, is te wijten aan een uitgelopen kappersbezoek van [medeverdachte 2] .
- In beide zaken is door de overvallers eerst aangebeld bij de voordeur van de woning en bij
het openen van deze deur door de bewoner zijn de overvallers direct en op een opdringerige
wijze naar binnen gegaan. Dit blijkt in beide zaken uit de aangiftes van de overvallen personen.
- Telkens is sprake geweest van een opmerkelijk lengteverschil tussen de twee mannen die
de woningen zijn binnendrongen.
In de zaak van de overval op de [adres 1] wordt door de aangevers [betrokkene 1] , [betrokkene 2] ,
[betrokkene 3] , [betrokkene 7] , alsmede door de getuigen [getuige 1] , [getuige 3] gesproken over een lange en een
kleine dader. Uit het Herkenningssysteem van de politie blijkt van een lengteverschil van
minimaal 20 cm tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] .
In de zaak van de overval op de [adres 2] hebben de aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ,
evenals de getuige [getuige 8] aangegeven dat de daders een langere man en een kleine
man betreffen. Bovendien zijn volgens getuige [getuige 8] en verbalisant [verbalisant 10] op de
camerabeelden van de [adres buren] vlak voorafgaand aan de overval te zien dat een
grotere en een kleine persoon zich in de richting de woning van de familie [betrokkene 5] hebben
begeven.
- De lange dader heeft steeds een vuurwapen ter hand genomen en de kleine dader een
andersoortig wapen, al dan niet in combinatie met een vuurwapen.
Zo heeft de lange dader bij de overval op de [adres 1] gebruik gemaakt van een
revolver en de kleine dader van een taser, blijkens de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en
[verdachte] . De lange dader heeft bij de overval op de [adres 2] een jachtgeweer
gebruikt en de kleine dader heeft een machete en een pistool gehanteerd. Dit volgt uit de
verklaringen van de aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] .
- In beide zaken is/zijn de bewoner(s) gesommeerd om naar de eerste verdieping te gaan,
gezien de aangiften van [betrokkene 2] (in de zaak [adres 1] ) en van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] (in de
zaak [adres 2] ).
- De lange dader heeft hij beide overvallen de woningen doorzocht, terwijl de kleine dader
bij het/de slachtoffer(s) is gebleven.
In de zaak betreffende de overval op de [adres 1] volgt dit uit de verklaring van [betrokkene 2] .
In de zaak van de [adres 2] is door aangeefster [betrokkene 4] verklaard dat op enig moment
door de lange dader expliciet tegen de kleine dader was gezegd dat hij het huis zou gaan
doorzoeken en dat de kleine in de slaapkamer bij de slachtoffers moest blijven.
- De daders hebben het/de slachtoffer(s) die zich in de woningen bevonden vastgebonden,
althans zijn dit van plan zijn geweest. Bij de overval in de [adres 1] is het slachtoffer dat
zich in de woning bevond gekneveld. Tijdens de overval in de [adres 2] hebben de
daders om tape gevraagd en aangegeven dat zij touw bij zich hadden om de slachtoffers vast
te binden.
- In de directe omgeving van de plaats delict is telkens kort na de overval een grijze Seat
Ibiza gezien. In de zaak [adres 1] heeft [betrokkene 3] na een kortdurende achtervolging van de
overvallers een dergelijke auto met hoge snelheid zien wegrijden vanuit de parkeerplaats
aan de [adres 7] . In die zaak is bovendien vastgesteld dat de Seat Ibiza als vluchtauto
moet worden aangemerkt. In de zaak [adres 2] hebben de verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14]
de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 12 november 2012 om 18.01 uur – kort na de
overval – in de nabijheid van de [straat adres 2] (in de [adres 23] ) in de Seat Ibiza zien
rijden.
Gelet op hetgeen hierboven is beschreven en vergeleken, acht het hof wettig en
overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de overval op de woning aan de
[adres 2] hebben gepleegd. Naar het oordeel van het hof zijn ten aanzien van
beide overvallen overeenkomsten op een zodanig groot aantal essentiële punten aan de orde,
dat ook het medeplegen van de overval op de [adres 2] voldoende wettig en
overtuigend bewezen is. Daar komt bij dat het bewijs voor dit feit niet enkel steunt op dit zogenoemde schakelbewijs, maar bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Zo valt uit de verklaring van buurman [getuige 8] af te leiden dat de daders in de richting van de [adres 23] moeten zijn gevlucht. Dit stemt ook overeen met de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 15] . [verbalisant 15] heeft aangegeven dat [verbalisant 17] met zijn speurhond vanaf de plaats van de sjaal het spoor is uitgelopen over de [straat adres 2] linksaf de [adres 23] in en dat de hond daar het spoor is kwijtgeraakt. De vluchtroute moet dan ook vanaf nummer [adres 2] richting [adres 23] zijn geweest en op die route is ook de betreffende sjaal gevonden. Het hof gaat er, gelet ook op de daarop aangetroffen DNA-mengprofielen, van uit dat deze sjaal van één van de daders toebehoort.
Daarnaast volgt uit de tapgesprekken van [getuige 5] dat zij stelt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de overvallen betrokken waren. Het hof acht de verklaring van [getuige 5]
– anders dan de raadsman – niet onbruikbaar voor het bewijs, nu haar verklaring wordt ondersteund door voornoemde bewijsmiddelen. De enkele omstandigheid dat [getuige 5] ook heeft verklaard dat zij [verdachte] haat maakt dat niet anders.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid te verzekeren, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar geëist. Volgens de advocaat-generaal is dat een passende straf vanwege de ernst van de feiten, de gevolgen die deze feiten hebben gehad voor de slachtoffers en de omstandigheid dat de advocaat-generaal ook heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de poging tot gekwalificeerde doodslag op de motoragent, van welk feit de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken. Daarnaast heeft de advocaat-generaal daarbij rekening gehouden met de documentatie van de verdachte.
De raadsman heeft, voor het geval het hof tot een integrale of gedeeltelijke bewezenverklaring komt, betoogd dat de door de eerste rechter opgelegde straf buitenproportioneel is gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en gelet op de proceshouding van de verdachte. Bovendien is ook volgens de oriëntatiepunten van de zittende magistratuur voor straftoemeting de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 3 jaar voor een overval een passende straf, nu slechts sprake was van het toepassen van licht geweld en het letsel van [betrokkene 1] niet kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel, aldus de raadsman.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee woningovervallen.
Bij de overval aan de [adres 2] te [plaats 1] was, naast twee volwassenen, tijdens de overval hun destijds 6-jarige zoontje aanwezig. Er is gedreigd met een vuurwapen en een kapmes en de buit bestond onder meer uit horloges, mobiele telefoons en een handtas met inhoud. Deze overval eindigde ermee dat de slachtoffers werden opgesloten in één van hun eigen slaapkamers.
Bij de overval aan de [adres 1] te [plaats 1] is slechts een horloge buit gemaakt. Daarbij is fors geweld gebruikt jegens 3 slachtoffers. Niet alleen is gedreigd met een vuurwapen, maar ook werd mevrouw [betrokkene 2] , direct nadat zij de voordeur had geopend en ook nadien, getaserd terwijl de ter plaatse gekomen buurman [betrokkene 3] eveneens werd getaserd. [betrokkene 2] werd bovendien vastgebonden met tiewraps en de heer [betrokkene 1] brak bij zijn vlucht zijn rug.
Vastgesteld wordt dat in de LOVS-oriëntatiepunten onder “licht geweld” wordt verstaan “een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel”. Naar het oordeel van het hof is evident dat bij deze overval geen sprake was van licht geweld, reeds omdat [betrokkene 1] een gebroken rug heeft opgelopen ten gevolge van de overval en daarnaast geweld is gepleegd met behulp van een stroomstootwapen. Anders dan de raadsman is het hof dan ook van oordeel dat van oplegging van een straf in de orde van grootte zoals verzocht door de raadsman niet aan de orde is. Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat het letsel van [betrokkene 1] niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel verwijst het hof naar hetgeen daarover hiervoor reeds is overwogen onder de bewijsoverwegingen.
Onder meer uit de (schriftelijke) slachtofferverklaringen is gebleken is dat de woningovervallen grote gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers, welke gevolgen zij tot op heden ondervinden. De familie [betrokkene 5] heeft lange tijd niet thuis durven slapen en zelfs overwogen hun woning te verkopen, terwijl alle gezinsleden psychische hulp nodig hebben gehad. Ook de gevolgen voor de familie [betrokkene 1] - [betrokkene 2] en buurtgenoot [betrokkene 3] waren groot.
Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat [betrokkene 2] psychologische hulp nodig heeft gehad en het nog steeds moeilijk heeft met hetgeen is gebeurd. [betrokkene 1] moest lange tijd revalideren naar aanleiding van het letsel aan zijn rug en was daarnaast onder behandeling van een psycholoog, terwijl de overval ook [betrokkene 3] angstgevoelens heeft bezorgd en heeft gemaakt dat hij slecht sliep en zich slecht kon concentreren op zijn werk.
De verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten in het geheel niet bekommerd over de gevolgen die zijn handelen zou hebben voor de slachtoffers, maar zich enkel laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin.
Daar komt bij dat bewezen is verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte heeft gepoogd de motoragent, die naar aanleiding van een melding van de woningoverval aan de [adres 1] te [plaats 1] ter plaatse kwam, van het leven te beroven met het doel om te vluchten en aldus te voorkomen dat hij en zijn mededader zou worden opgepakt voor het feit en de buit zou moeten teruggeven. De motoragent is in zijn borst gestoken, enkel om de vlucht van de verdachten mogelijk te maken na de overval aan de [adres 1] te [plaats 1] . Dat de agent daarbij het leven zou kunnen laten heeft de verdachte er niet van weerhouden het feit te plegen. De betreffende agent heeft nog maanden na het feit moeite gehad met ademen en ook hij heeft gemeld nog geregeld terug te denken aan het feit. Het plegen van dergelijke strafbare feiten veroorzaakt daarnaast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte is aan dit alles voorbij gegaan en heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen belangen.
Het hof heeft tevens ten nadele van de verdachte meegewogen dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 maart 2017, reeds meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van vermogens- en geweldsdelicten, waarvoor hij ook reeds eerder gevangenisstraf heeft uitgezeten.
Het hof stelt tevens vast dat uit het Reclasseringsadvies d.d. 21 oktober 2013 blijkt dat verdachte sinds zijn 14e levensjaar met justitie in aanraking kwam en dat de belangrijkste reden daarvoor lijkt te zijn het negatieve sociale netwerk en zijn traumatische verleden. De verdachte stelt zijn eigen gewin voorop en gedraagt zich als een impulsieve agressieve man zonder grenzen. De verdachte heeft in het kader van de totstandkoming van het reclasseringsadvies geweigerd mee te werken aan een onderzoek door een psycholoog dan wel psychiater, maar tevens gemeld daar in een later stadium wel voor open te staan.
De reclassering heeft geconcludeerd dat, gezien het delict verleden, sprake is van een forse gedragsproblematiek waarvoor behandeling genoodzaakt is. Eerdere interventies hebben onvoldoende resultaat gehad en werden voortijdig beëindigd. Klinische behandeling kan, wanneer de feiten bewezen worden verklaard en de strafmaat bekend is, mogelijk worden gerealiseerd tijdens de re-integratiefase van de detentie, aldus de Reclassering.
Ter terechtzitting van het hof is omtrent de persoonlijke omstandigheden gebleken dat hij zijn relatie heeft kunnen onderhouden, dat hij onder meer een opleiding heeft gevolgd tot schilder en dat hij na zijn detentie als schilder zou willen gaan werken. Gesteld noch gebleken is dat significante wijzigingen hebben plaatsgevonden in de persoon en psyche van de verdachte. De door de reclassering in 2013 gedane constateringen doen zich dan ook nog onverkort gelden. Het hof heeft ook die omstandigheid meegewogen bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Het hof heeft ten voordele van de verdachte in de strafoplegging meegewogen de omstandigheid dat hij openheid van zaken heeft gegeven over (een deel van) het ten laste gelegde en daarmee heeft getoond verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn daden. Alles afwegende is het hof van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte met zich brengen dat dat op zichzelf het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar passend is.
Het hof heeft echter geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden. In dat verband blijkt uit het dossier het volgende:
- -
De feiten dateren van 12 november 2012, respectievelijk 4 januari 2013.
- -
De verdachte is in verzekering gesteld op 27 juni 2013.
- -
Het vonnis van de rechtbank is gewezen op 10 april 2015.
- -
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld op 22 april 2015.
- -
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 24 april 2015.
- -
Het dossier is bij het hof binnengekomen op 22 oktober 2015.
- -
De eerste zitting bij het hof vond plaats op 9 juni 2015. Vervolgens vonden zittingen plaats op 25 augustus 2015, 17 november 2015, 9 februari 2016, 3 mei 2016, 28 juni 2016, 6 september 2016, 29 november 2016, 14 februari 2017, 9 mei 2017, 25 juli 2017, 17 oktober 2017, 8 december 2017 en ten behoeve van de sluiting van het onderzoek op 8 januari 2018.
- -
Het arrest van het hof is gewezen op 22 januari 2018.
In eerste aanleg is de zaak niet afgedaan binnen 16 maanden na het moment waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Tussen het instellen van het hoger beroep door het openbaar ministerie en de verdachte, op 22 respectievelijk 24 april 2015, en het wijzen van het arrest door het hof op 22 januari 2018 is voorts een periode van 2 jaar en 9 maanden verstreken. Het hof zal daarom volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
De benadeelde partij [betrokkene 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 7.000,00 ter zake van geleden immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde schade niet voldoende is onderbouwd en onvoldoende blijkt dat sprake is van een causaal verband tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en de door de benadeelde partij geleden schade, reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 1] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder feit 2 primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de door [betrokkene 1] geleden schade redelijkerwijs is toe te rekenen aan de verdachte. [betrokkene 1] is immers gevlucht via het dak nadat de verdachte en [medeverdachte 1] zijn woning onrechtmatig betraden. De gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte hebben aldus de schade van [betrokkene 1] veroorzaakt. Daarbij geldt bovendien dat het voor de verdachte in redelijkheid voorzienbaar was dat een slachtoffer bij een overval – waarbij jegens een naaste een stroomstootwapen wordt
gebruikt – probeert te vluchten en in zijn paniek daarbij gewond raakt. De enkele omstandigheid dat het niet de bedoeling van de verdachte was dat [betrokkene 1] gewond zou raken, doet daar niet aan af. Het verweer van de raadsman faalt dan ook.
De raadsman heeft voorts gesteld dat de gevorderde immateriële schade onvoldoende onderbouwd is door de benadeelde partij. Het hof is in dit verband van oordeel dat [betrokkene 1] , onder meer in zijn slachtofferverklaring, treffend heeft verwoord welke ernstige en heftige gevolgen de overval voor hem heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
De benadeelde partij [betrokkene 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.500,00 ter zake van geleden immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde schade niet voldoende is onderbouwd, reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 2] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder feit 2 primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Het hof is in dit verband van oordeel dat [betrokkene 2] , onder meer in haar slachtofferverklaring, treffend heeft verwoord welke ernstige en heftige gevolgen de overval voor haar heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]
De benadeelde partij [betrokkene 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.311,40, ter zake van € 711,40 geleden materiële schade en € 600,00 geleden immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet voldoende is onderbouwd reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 3] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder feit 2 primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
Het hof is in dit verband van oordeel dat [betrokkene 3] , onder meer in zijn slachtofferverklaring, treffend heeft verwoord dat hij nog langdurig de nadelige gevolgen van de overval heeft ondervonden. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 7]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.920,56, ter zake van € 420,56 geleden materiële schade en € 2.500,00 geleden immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover het betreft de gevorderde materiële schade omdat de verdachte het feit betwist. De raadsman heeft daarnaast gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet voldoende is onderbouwd reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 7] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder feit 1 primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
De enkele omstandigheid dat de verdachte betwist dat hij de materiële schade heeft veroorzaakt, doet daaraan niet af, gelet op hetgeen het hof hiervóór heeft overwogen met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 feit 1 primair bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat [betrokkene 7] , onder meer in zijn slachtofferverklaring, treffend heeft verwoord dat hij nog langdurig de nadelige gevolgen van het steekincident heeft ondervonden. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 5]
De benadeelde partij [betrokkene 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.500,00 ter zake van geleden immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde schade niet voldoende is onderbouwd en onvoldoende blijkt dat sprake is van een causaal verband tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en de door de benadeelde partij geleden schade, reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 5] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
Het hof is in dit verband van oordeel dat Nouwens, onder meer in zijn slachtofferverklaring, treffend heeft verwoord welke ernstige en heftige gevolgen de overval voor hem heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 4]
De benadeelde partij [betrokkene 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.500,00 ter zake van geleden immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde schade niet voldoende is onderbouwd en onvoldoende blijkt dat sprake is van een causaal verband tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en de door de benadeelde partij geleden schade, reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 4] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
Het hof is in dit verband van oordeel dat [betrokkene 4] , onder meer in haar slachtofferverklaring, treffend heeft verwoord welke ernstige en heftige gevolgen de overval voor haar heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]
De benadeelde partij [betrokkene 5] en [betrokkene 4] heeft in eerste aanleg, namens hun minderjarige zoon [betrokkene 6] , een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 7.000,00 ter zake van geleden immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde schade niet voldoende is onderbouwd en onvoldoende blijkt dat sprake is van een causaal verband tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en de door [betrokkene 6] geleden schade, reden waarom de vordering dient te worden afgewezen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof begrijpt dat de raadsman voorts heeft gesteld dat de vordering, voor zover deze wel is onderbouwd, bovendien niet kan worden toegewezen omdat deze, ondanks de door hem ter terechtzitting gestelde vragen, open eindjes heeft. Als die open eindjes uitgezocht moeten worden, zou dat tot aanhouding van de zaak leiden, hetgeen een onevenredige belasting is voor het strafproces. Daar komt bij dat wellicht deskundigen of getuigen moeten worden gehoord over de hoogte van een eventueel toe te wijzen deel van de vordering, hetgeen eveneens leidt tot aanhouding van de zaak en hetgeen eveneens een onevenredige belasting is van het strafproces.
Ten slotte is betoogd dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou moeten worden, omdat dit ertoe leidt dat de verdachte vervangende hechtenis dient te ondergaan. De verdachte kan de vordering niet voldoen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel draagt daarmee, in strijd met het doel van de maatregel (te weten: herstel in de oude toestand), een punitief element in zich.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 6] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
Het hof is in dit verband van oordeel dat namens Nouwens, onder meer in een slachtofferverklaring, treffend is verwoord welke ernstige en heftige gevolgen de overval voor hem heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is het dan ook niet noodzakelijk over de vordering getuigen of deskundigen te horen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd. Het hof stelt in dit verband overigens tevens vast dat de raadsman op dit punt slechts in algemene termen verweer heeft gevoerd. Niet is gesteld en/of onderbouwd welke getuige(n) of deskundig(n) gehoord zouden moeten worden, noch is een expliciet verzoek tot aanhouding gedaan. Hetgeen de raadsman in dit verband in algemene termen heeft opgemerkt, is dan ook bepaald onvoldoende om aanhouding van de zaak te rechtvaardigen. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, zodat niet de benadeelde partij, maar de Staat is gehouden om tot inning van de schade over te gaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte mogelijk hechtenis dient te ondergaan bij niet betaling van de vordering leidt er niet toe dat de maatregel niet opgelegd kan worden of dat het belang van de benadeelde partij, om de vordering niet zelfstandig bij de verdachte te hoeven innen, ondergeschikt wordt aan het belang van de verdachte.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 02-811996-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijfenvijfig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.311,40 (duizend driehonderdelf euro en veertig cent) bestaande uit
€ 711,40 (zevenhonderdelf euro en veertig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 januari 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.311,40 (duizend driehonderdelf euro en veertig cent) bestaande uit € 711,40 (zevenhonderdelf euro en veertig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 (dertien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 januari 2013.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.920,56 (tweeduizend negenhonderdtwintig euro en zesenvijftig cent) bestaande uit € 420,56 (vierhonderdtwintig euro en zesenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 7] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair, bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.920,56 (tweeduizend negenhonderdtwintig euro en zesenvijftig cent) bestaande uit € 420,56 (vierhonderdtwintig euro en zesenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair, 2 primair en in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 22 januari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑01‑2018
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 2] , pag. 173, 176, 177 en 178.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [betrokkene 5] [betrokkene 1] , pagina 185 en 186.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 192.
Het geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring betreffende [betrokkene 1] van dr. Van Beurden, d.d. 16 januari 2013, pagina 189.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 3] , pagina 195, 196 en 197.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 280 en 281.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 282 en 283.
Het proces-verbaal verhoor aangever [betrokkene 7] , pagina 254 en 255.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 7] , pagina 247 en 248.
Het verhoor van [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 27 januari 2014.
Het geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring betreffende [betrokkene 7] , pagina 251.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 292 en 293.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 301.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1325 en 1326.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1286.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1326, 1327.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1329.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1286 en 1287.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1327.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1286.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1328.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1286.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1343 en 1344.
De verklaring van getuige [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 8 december 2017.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1328.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1286.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 26 januari 2015.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 8 december 2017.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 1410 en 1412.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 1419, 1420 en 1425.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 570 tot en met 572.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 415 en 417.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina 1007.
Het geschrift, zijnde bevindingen verwerking verkeersgegevens door [verbalisant 20] , d.d. 18 september 2013, pagina 579, 580, 584, 586, 587, 588, 589, 590, 592, 593 en 594.
Het geschrift, zijnde bevindingen verwerking verkeersgegevens door [verbalisant 20] , d.d. 18 september 2013, pagina 586 tot en met 589.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 356 en 357.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 648 tot en met 650.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 601 tot en met 603.
Het relaas proces-verbaal, pagina 36.
Het proces-verbaal van de Unit FTO, pagina 55 en 58 van de FTO-map.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 359.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 373.
Het proces-verbaal doorzoeking voertuig, pagina 420 en 421.
Het geschrift, zijnde een aanvraag onderzoek NFl, pagina 116 van de FTO-map.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 2 mei 2013, pagina 181, 182, 183 en 185 van de FTO-map.
Het proces-verbaal van het onderzoek aan de kabelbinders, pagina 52 van de FTO-map.
Het proces-verbaal van onderzoek [adres 6] , pagina 227.
Het geschrift, zijnde foto 9 die de politiemotor gezien in de richting van de [adres 10] afbeeldt, pagina 235.
Het proces-verbaal van onderzoek [adres 6] , pagina 230.
Het geschrift, zijnde foto 12 die de plaats afbeeldt waar de bivakmuts werd aangetroffen, pagina 236.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 216.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek door ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 5 maart 2013, pagina 155 van de FTO-map.
Het geschrift, zijnde de tweede foto waarop het stroomstootwapen is afgebeeld, als bijlage bij het NFI-rapport van 14 januari 2013, pagina 122 van de FTO-map.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek door ing. M.J.W. Pouwels van het NFI, d.d. 5 maart 2013, pagina 150, 156 en 157 van de FTO-map.
Het geschrift, zijnde het aanvullend onderzoek naar biologische sporen, haaronderzoek en DNA-onderzoek door ing. M.J.W. Pouwels van het NH, d.d. 22 april 2013, pagina 171 en 172 van de FTO map.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 469.
Het geschrift, zijnde een compositietekening, pagina 470.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 202m12033/202ml2034 (onderzoek [naam onderzoek B] ) van politie Midden- en West- Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 4436.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] , pagina 85 tot en met 87.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [betrokkene 4] , pagina 104 en 105.
Het geschrift, zijnde een goederenbijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] , pagina 91 en 92.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] , pagina 86.
Het proces-verbaal tonen selectie bij sequentiële combi-fotobewijsconfrontatie met getuige M.F.A.H. [betrokkene 4] , pagina 301 t/m 303.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [betrokkene 5] , pagina 111 tot en met 113.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [betrokkene 5] , pagina 124 en 125.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 5] , pagina 110.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , pagina 238 en 239.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , pagina 153 en 155.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 207 t/m 209.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 877 en 878. Het nagekomen proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende een verhoor van [verdachte] , pagina 832 en 833.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 141.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 213.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 136 en 137. Het geschrift, zijnde het fotoblad van de plaats delict en de directe omgeving, pagina 135.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 138 en 139.
Het geschrift, zijnde het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van drs. B.J. Blankers van het NFI, d.d. 21 februari 2013, pagina 222.
Het geschrift, zijnde het aanvullend DNA-onderzoek van drs. B.J. Blankers van het NFI, d.d. 12 april 2013, pagina 225.
Het geschrift, zijnde het formulier inname goederen t.b.v. sporenvergelijkend onderzoek van de Unit FTO, d.d. 8 juli 2013, pagina 828 en 829.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 859.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 861.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 863.
Het geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 11 april 2013 tussen [getuige 5] en [getuige 9] , pagina 1801.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] , pagina 561 en 564.
De geschriften, zijnde foto’s van verdachte [medeverdachte 1] met een machete, pagina 1953 en 1955.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1952.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1954.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 529.
De geschriften, zijnde getapte telefoongesprekken van 28 mei 2013 en 4 juni 2013, pagina 390 t/m 392, 412 t/m 415 en 448 t/m 451.
HR 7 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1318.