Hof 's-Gravenhage, 08-12-2009, nr. 105.006.686/01
ECLI:NL:GHSGR:2009:BL0059, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
08-12-2009
- Zaaknummer
105.006.686/01
- LJN
BL0059
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BL0059, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 08‑12‑2009; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2007:BA3465, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2007:BA3465, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 08‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Rekening-courant tussen directeur-aandeelhouder en rechtspersoon. Geldigheid cessie.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.006.686/01
Rolnummer (oud) : 07/821
Zaak- en rolnummer rechtbank : 64540 / HA ZA 06-2314
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 8 december 2009
inzake
PREFIRE HOLDING B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: Prefire,
advocaat: mr. J. Verhoeven te Alphen aan den Rijn,
tegen
[bedrijfsnaam geïntimeerde] HOLDING B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van 12 juni 2007, uitgebracht aan [geïntimeerde], is Prefire in hoger beroep gekomen van een op 21 maart 2007 door de rechtbank te Dordrecht tussen Prefire als eiseres en [geïntimeerde] en [A] als gedaagden gewezen vonnis (LJN: BA3465). Bij memorie van grieven (met twee producties) heeft Prefire twee grieven aangevoerd. Deze zijn door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord bestreden; daarbij heeft [geïntimeerde] incidenteel hoger beroep ingesteld onder aanvoering van één grief. Daarop is door Prefire gereageerd bij memorie van antwoord in het incidenteel appel. Tot slot hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
- 1.
In het beroepen vonnis heeft de rechtbank in onderdeel 2 de belangrijkste feiten geresumeerd. Daartegen is geen grief aangevoerd, zodat deze feiten ook het hof tot uitgangspunt dienen. Met inachtneming daarvan gaat het in dit geding om het volgende.
- 1.1.
Prefire en [geïntimeerde] zijn elk voor 50% aandeelhouder in Prerisk BV (hierna: Prerisk). Tot 1 januari 2006 waren zij beide ook statutair bestuurder van Prerisk. Per die datum is [geïntimeerde] als bestuurder teruggetreden, terwijl Prefire bestuurder is gebleven. Tussen Prerisk en [geïntimeerde] was tot 1 januari 2006 een managementovereenkomst van kracht; ook deze is per die datum geëindigd. Tussen Prerisk en [geïntimeerde] bestond tevens een rekening-courantverhouding; het hof neemt aan dat deze door Prerisk geadministreerd werd.
- 1.2.
Naast Prefire bestaat een rechtspersoon onder de naam Prefire Nederland B.V. (hierna: Prefire Nederland). Prefire Nederland heeft in februari 2002 ten behoeve van [geïntimeerde] voor een bedrag van € 26.200,- een auto van het merk Opel gekocht; de koopprijs is door Prefire Nederland betaald en de auto is aan haar geleverd. [geïntimeerde] in de persoon van haar directeur-aandeelhouder [A] heeft de auto in gebruik gekregen.
- 1.3.
Tussen Prerisk en Prefire Nederland gold dat Prerisk de koopsom en enige andere door Prefire Nederland betaalde kosten die met het gebruik van de auto samenhingen voor haar rekening diende te nemen.
Verder staat in dit geding niet ter discussie dat de koopsom en de met het gebruik van de auto samenhangende uitgaven voor rekening van [geïntimeerde] kwamen en in de rekening-courant tussen Prerisk en [geïntimeerde] zouden worden verrekend.
- 1.4.
Prefire stelt dat deze rekening-courant een saldo van € 39.857,- ten gunste van Prerisk heeft vertoond. Dit wordt verduidelijkt door een tabel onder de titel "rc Prefire Holding B.V. – [bedrijfsnaam geïntimeerde] Holding B.V.", die als productie 2 bij de dagvaarding in eerste aanleg is gevoegd. Deze tabel vermeldt een beginsaldo per 1 februari 2002 (€ 0,-) en vervolgens debiteringen van de koopsom van de auto, wegenbelasting, brandstofkosten en verzekeringskosten 2002, verzekeringskosten 2003 t/m 2005, wegenbelasting 2005, kosten van een deurwaarder, een viertal CJIB-boetes uit 2005, parkeerbelasting gemeente Rotterdam 2005 en een post rente, met een eindsaldo van € 39.857,- per 31 januari 2006.
De juistheid van deze bedragen is door [geïntimeerde] niet tegengesproken.
- 1.5.
Bij akte van 1 februari 2006 heeft Prerisk aan Prefire Nederland een vordering gecedeerd, die in de considerans wordt omschreven als "een vordering op […] [bedrijfsnaam geïntimeerde] Holding BV ten bedrage van € 26.200, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 26.200 vanaf 27 februari 2002 tot aan de dag der voldoening, terzake de aanschafkosten van een auto, merk Opel […]".
Bij akte van dezelfde datum heeft Prefire Nederland deze vordering gecedeerd aan Prefire.
- 1.6.
Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft Prefire uit hoofde van deze cessie de veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling van een bedrag van € 40.015,-, te vermeerderen met vertragingsrente, op de grond dat [geïntimeerde] voormeld bedrag van € 39.857,-, vermeerderd met € 1.158,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, verschuldigd is . Deze vordering was mede gericht tegen [A].
- 1.7.
Door [geïntimeerde] en [A] werd hiertegen verweer gevoerd. Daarbij beriep [geïntimeerde] zich – samengevat – op (i) de nietigheid van (het bestuursbesluit tot) de cessie van de vordering van Prerisk aan Prefire Nederland in verband met het bepaalde in artikel 2:256 BW, (ii) de onmogelijkheid een vordering die deel uitmaakt van een rekening-courantverhouding separaat over te dragen en zelfstandig op te eisen, en (iii) de omstandigheid dat zij in de rekening-courantverhouding een tegenvordering van € 98.870,32 geldend kan maken, zodat zij per saldo niets meer verschuldigd is aan Prerisk.
- 1.8.
Bij het beroepen vonnis heeft de rechtbank – samengevat – het verweer sub (i) verworpen uit overweging dat niet valt in te zien dat de enig overgebleven directeur (Prefire) bij de cessie een tegenstrijdig belang met Prerisk zou hebben. Ook het verweer sub (ii) is verworpen, waartoe de rechtbank heeft overwogen dat het verweer dat een rekening-courantverhouding zich niet voor cessie zou lenen niet begrijpelijk is. Naar aanleiding van het verweer sub (iii) heeft de rechtbank overwogen dat een onderzoek van de rekening-courantverhouding door een deskundige nodig is; tot dat doel is bij een volgend tussenvonnis (van 25 april 2007) J.A. Niehoff AA te Dordrecht benoemd.
- 1.9.
In het beroepen vonnis (van 21 maart 2007) heeft de rechtbank verder (a) de vordering, voor zover gericht tegen [A], afgewezen, met veroordeling van Prefire in de gedingkosten aan zijn zijde. Bovendien heeft de rechtbank in dat vonnis (b) Prefire door middel van een beslissing die is opgenomen in het dictum in haar vordering ter zake van de gevorderde wegenbelastingen, verkeersboetes, verzekeringspremies en brandstofkosten en de daarover berekende wettelijke rente niet-ontvankelijk verklaard, de beslissing over de proceskosten aangehouden en het vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
- 1.10.
Van dit vonnis is Prefire in hoger beroep gekomen. Tegen de in 1.9 vermelde beslissing sub (b) richten zich haar grieven.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord incidenteel geappelleerd. Haar grief komt hierna nader aan de orde.
- 2.
In verband met het bepaalde in artikel 337 lid 2 Rv dient het hof eerst vast te stellen of [geïntimeerde] in haar beroep ontvangen kan worden. Dat is het geval, aangezien het beroep zich richt tegen een beslissing die is opgenomen in het dictum en waarbij aan een deel van de vordering een einde van de instantie wordt gemaakt. In zoverre is dan ook geen sprake van een tussenvonnis maar van een (gedeeltelijk) eindvonnis, waartegen desgewenst aanstonds binnen de wettelijke appeltermijn hoger beroep moet worden ingesteld.
- 3.
De eerste grief van Prefire is gebaseerd op de stelling dat de rechtbank geen acht heeft geslagen op twee cessieaktes van 13 oktober 2006, waarbij Prefire, naar zij stelt, de gehele vordering uit hoofde van de rekening-courantverhouding tussen Prerisk en [geïntimeerde] overgedragen heeft gekregen.
- 3.1.
In de memorie van grieven heeft Prefire sub 6 een opsomming van de gedingstukken gegeven. Daar noemt zij brieven van 21 augustus en 30 oktober 2006 en twee cessieaktes van 13 oktober 2006, welke stukken zouden zijn toegezonden ter voorbereiding op een in eerste aanleg bepaalde en gehouden comparitie van partijen. Prefire heeft deze stukken evenwel niet in het overgelegde procesdossier opgenomen. Ook [geïntimeerde] heeft dat niet gedaan. In het proces-verbaal van de comparitie wordt een brief van 13 oktober 2006 genoemd. De rechtbank besteedt aan deze stukken geen aandacht in het beroepen vonnis.
- 3.2.
[geïntimeerde] heeft niet bestreden dat de door Prefire genoemde stukken in eerste aanleg zijn overgelegd. Evenmin heeft zij gesteld dat de cessieaktes van 13 oktober 2006 niet de inhoud hebben die Prefire genoemd heeft.
- 3.3.
Het hof gaat er dan ook van uit dat Prerisk alsnog de gehele vordering, die zij uit hoofde van de rekening-courantverhouding met [geïntimeerde] pretendeert te hebben, aan Prefire heeft overgedragen. De rechtbank is ten onrechte aan dit gegeven voorbijgegaan. In zoverre treft de grief doel.
- 4.
Aan grief II heeft Prefire ten grondslag gelegd dat Prerisk bij akte van 2 november 2007 "voor het geval mocht blijken dat Prerisk haar vordering uit hoofde van een rekening-courantverhouding op [bedrijfsnaam geïntimeerde] Holding B.V. betreffende wegenbelastingen, verkeersboetes, verzekeringspremies en brandstofkosten niet bij akte van cessie van 13 oktober 2006 aan Prefire Nederland heeft overgedragen" deze vordering alsnog aan Prefire Nederland heeft overgedragen en dat Prefire Nederland bij een akte van gelijke datum de vordering aan Prefire heeft overgedragen. Omdat deze grief is voorgedragen voor het geval het hof oordeelt dat de vordering niet bij de cessieakte van 13 oktober 2006 is overgedragen, gaat het hof aan deze grief voorbij.
- 5.
De gegrondbevinding van grief I leidt ertoe dat het hof, in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep, eerst de weren van [geïntimeerde], voor zover deze niet prijsgegeven zijn, (opnieuw) dient de onderzoeken.
- 5.1.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat het bepaalde in artikel 2:256 BW met zich brengt dat, zo begrijpt het hof, de cessies van de vordering van Prerisk op [geïntimeerde] aan Prefire Nederland en in het verlengde daarvan aan Prefire nietig zijn omdat er ten tijde van deze cessies sprake was van een tegenstrijdig belang tussen Prerisk en haar directrice Prefire. De rechtbank heeft deze stelling verworpen. Daartegen richt zich het incidentele beroep van [geïntimeerde], hoewel [geïntimeerde] niet van dit rechtsmiddel gebruik had behoeven te maken omdat de devolutieve werking van het hoger beroep met zich brengt dat het hof dit verweer opnieuw moet beoordelen, ook zonder dat [geïntimeerde] tegen de verwerping ervan bezwaren had geuit.
- 5.2.
Het hof zal zijn oordeel over dit verweer en het incidentele beroep aanhouden in verband met hetgeen hierna wordt overwegen.
- 5.3.
[geïntimeerde] heeft zich tevens beroepen op de grotere tegenvordering die zij jegens Prerisk pretendeert en die volgens haar in de rekening-courantverhouding had moeten worden meegenomen, met als resultaat dat Prerisk niets meer van [geïntimeerde] te vorderen had en de eerder aangeduide cessies niet het effect konden hebben dat Prefire nog een vordering op [geïntimeerde] geldend kan maken. In samenhang hiermee heeft [geïntimeerde] betoogd dat vorderingen die in een rekening-courant worden opgenomen zich niet lenen voor afzonderlijke cessie.
Dienaangaande overweegt het hof het volgende.
- 5.4.
Ingevolge artikel 6:140 BW worden – kort gezegd – geldvorderingen en geldschulden die in één rekening moeten worden opgenomen, dadelijk van rechtswege verrekend en is op ieder tijdstip alleen het saldo verschuldigd. De partij die de rekening bijhoudt sluit deze jaarlijks af en deelt het saldo mede aan de wederpartij, die binnen redelijke tijd eventuele bezwaren tegen het medegedeelde saldo moet uiten.
Een en ander brengt met zich dat Prerisk niet de mogelijkheid toekwam om onderdelen van de vordering uit hoofde van het terbeschikkingstellen van de auto afzonderlijk over te dragen, maar alleen het (eventuele) saldo van de rekening-courant-verhouding kon cederen. In zoverre treft het verweer van [geïntimeerde] doel.
In de rekening-courant hadden alle kosten, samenhangend met de auto, geadministreerd moeten worden. Volgens [geïntimeerde] had zij bovendien op Prerisk een aanspraak tot betaling van een bedrag van € 98.870,32, dat eveneens in de rekening-courant had moeten worden opgenomen, met als gevolg dat alleen [geïntimeerde] nog een vordering op Prerisk had en niet omgekeerd.
- 5.5.
Of dit laatste verweer juist is kan het hof thans nog niet beoordelen. Dit vraagstuk vormt het onderwerp van het onderzoek door een deskundige, dat de rechtbank bij het tussenvonnis van 25 april 2007 aan J.A. Niehoff AA heeft opgedragen. Partijen hebben zich in hoger beroep niet uitgelaten over de resultaten van dit onderzoek en evenmin over het verdere verloop van de procedure in eerste aanleg. Sedert dit tussenvonnis is ruim 2,5 jaar verstreken, zodat het hof aanneemt dat het rapport van de deskundige inmiddels beschikbaar is gekomen en dat mogelijkerwijs door de rechtbank opnieuw vonnis is gewezen.
- 5.6.
Het hof zal daarom de zaak naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van Prefire. In deze akte moet Prefire zich uitlaten over het verdere verloop van de procedure in eerste aanleg en alle na het vonnis van 25 april 2007 nog tot stand gekomen processtukken, waaronder het rapport van de deskundige en eventuele latere uitspraken van de rechtbank, in het geding brengen. [geïntimeerde] zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren, waarna partijen opnieuw arrest kunnen vragen.
- 5.7.
Eerst daarna kan het hof de vraag beantwoorden of de gegrondbevinding van grief I kan leiden tot vernietiging van het beroepen vonnis.
- 6.
In verband daarmee worden vooralsnog alle verdere beslissingen aangehouden.
Beslissing
Het hof:
? verwijst de zaak naar de rol van 19 januari 2010 voor akte aan de zijde van Prefire als bedoeld in rechtsoverweging 5.6;
? houdt alle verdere beslissingen aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers en
J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2009 in aanwezigheid van de griffier.