Einde inhoudsopgave
Besluit Onderlinge overlegprocedures
3.5 Eerste kennisgeving
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2020. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 11-06-2020
- Bronpublicatie:
11-06-2020, Stcrt. 2020, 32689 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020-0000101607)
- Inwerkingtreding
23-06-2020, terugwerkend tot: 11-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-2020, Stcrt. 2020, 32689 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020-0000101607)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
Europees belastingrecht / Algemeen
Het vaststellen van het moment van eerste kennisgeving is van belang om te kunnen beoordelen of een verzoek tijdig is ingediend. Door Nederland wordt het standpunt ingenomen dat het verzoek in ieder geval tijdig is ingediend als het verzoek is ontvangen binnen drie jaar na de datum van dagtekening van de aanslag die aanleiding geeft tot het geschil, en in verrekenprijszaken de aanslag waarin de correctie is verwerkt, dan wel het moment dat de correctie wordt gemotiveerd bijvoorbeeld door middel van een controlerapport, indien dit later is. Denkbaar is dat een verzoek wordt ingediend voordat een definitieve aanslag is opgelegd, zoals bijvoorbeeld op basis van een rapport naar aanleiding van een boekencontrole of een brief van de Belastingdienst indien hieruit redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat belastingheffing in strijd met het verdrag ontstaat of zal ontstaan of, ingeval van de WFA, een geschilpunt ontstaat of zal ontstaan.
Wanneer een verzoek wordt ingediend op een moment waarop nog slechts sprake is van dreigende belastingheffing in strijd met het belastingverdrag, maar deze nog niet is geëffectueerd, zal de Nederlandse bevoegde autoriteit na raadplegen van de belastingplichtige bezien of het verzoek in behandeling kan worden genomen. Om te kunnen beoordelen of zich een situatie voordoet van belastingheffing in strijd met het verdrag, moet voldoende aannemelijk zijn dat belastingheffing in strijd met het belastingverdrag zal ontstaan. Het kan zijn dat de andere bevoegde autoriteit zich in een dergelijk geval op het standpunt stelt dat dit nog niet het geval is en een eventuele gestarte procedure eindigt met de conclusie dat er (nog) geen sprake is van belastingheffing in strijd met het verdrag.