Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1371 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt
Artikel 11 Rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 17-08-2017
- Bronpublicatie:
05-07-2017, PbEU 2017, L 198 (uitgifte: 28-07-2017, regelingnummer: 2017/1371)
- Inwerkingtreding
17-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2017, PbEU 2017, L 198 (uitgifte: 28-07-2017, regelingnummer: 2017/1371)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde strafbare feiten die:
- a)
geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied zijn gepleegd, of
- b)
zijn gepleegd door een eigen onderdaan.
2.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde strafbare feiten die worden gepleegd door een persoon op wie op het tijdstip van het strafbare feit het Statuut van toepassing is. Elke lidstaat kan afzien van de toepassing van de rechtsmachtsregels van dit lid of deze slechts in specifieke gevallen toepassen, dan wel slechts wanneer specifieke voorwaarden zijn vervuld, en stelt de Commissie daarvan in kennis.
3.
Een lidstaat stelt in de volgende situaties de Commissie in kennis van zijn besluit om zijn rechtsmacht uit te breiden tot strafbare feiten als bedoeld in artikel 3, 4 of 5 die buiten zijn grondgebied zijn gepleegd:
- a)
de dader heeft zijn vaste woon- of verblijfplaats op zijn grondgebied;
- b)
het strafbare feit is gepleegd in het voordeel van een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde rechtspersoon, of
- c)
het strafbare feit is gepleegd door een ambtenaar van die lidstaat in het kader van de uitoefening van zijn ambt.
4.
In de in lid 1, onder b), bedoelde gevallen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om te waarborgen dat de uitoefening van hun rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat een strafvervolging slechts kan worden ingesteld indien het slachtoffer aangifte heeft gedaan op de plaats waar het strafbare feit is gepleegd of indien de staat van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd, een aanklacht heeft geformuleerd.