Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens zekere vragen betreffende wetsconflicten inzake nationaliteit
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1937
- Bronpublicatie:
12-04-1930, Stb. 1937, 17 (uitgifte: 30-04-1937, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1937
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-1930, Stb. 1937, 17 (uitgifte: 30-04-1937, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Iedere Hooge Verdragsluitende Parij kan op het oogenblik van onderteekening, bekrachtiging of toetreding verklaren, dat zij door de aanvaarding van dit Verdrag geen verplichting op zich neemt ten aanzien van alle of eenige van haar koloniën, protectoraten, overzeesche gebiedsdeelen, of gebiedsdeelen, die onder haar suzereiniteit of mandaat zijn geplaatst, of ook voor zoover betreft bepaalde deelen van de bevolkingen van zoodanige gebiedsdeelen; in dat geval zal dit Verdrag niet toepasselijk zijn op de gebiedsdeelen of deelen van de bevolkingen, die in een zoodanige verklaring zijn genoemd.
2.
Iedere Hooge Verdragsluitende Partij kan later ten allen tijde ter kennis van den Secretaris-Generaal van den Volkenbond brengen, dat zij wenscht, dat dit Verdrag toepasselijk zal zijn op alle of eenige gebiedsdeelen of deelen van de bevolkingen, die in de verklaring, bedoeld in het vorige lid, zijn genoemd. In dat geval zal het Verdrag toepasselijk zijn op de gebiedsdeelen of deelen van de bevolkingen, die in deze mededeeling worden genoemd, zes maanden na de ontvangst van deze mededeeling door den Secretaris-Generaal van den Volkenbond.
3.
Iedere Hooge Verdragsluitende Partij kan ten allen tijde verklaren, dat zij de toepassing van dit Verdrag op alle of eenige van haar koloniën, protectoraten, overzeesche gebiedsdeelen of gebiedsdeelen, die onder haar suzereiniteit of mandaat zijn geplaatst, of ook voor zoover betreft bepaalde deelen van de bevolkingen van zoodanige gebiedsdeelen wenscht te beëindigen; in dat geval zal het Verdrag ophouden toepasselijk te zijn op de gebiedsdeelen of deelen van de bevolkingen, die in een zoodanige verklaring zijn genoemd, één jaar na de ontvangst van deze verklaring door den Secretaris-Generaal van den Volkenbond.
4.
Iedere Hooge Verdragsluitende Partij kan overeenkomstig artikel 20 van dit Verdrag voorbehouden maken voor zoover betreft alle of eenige van haar koloniën, protectoraten of overzeesche gebiedsdeelen of gebiedsdeelen, die onder haar suzereiniteit of mandaat zijn geplaatst, of ook voor zoover betreft bepaalde deelen van de bevolkingen van zoodanige gebiedsdeelen, op het oogenblik van onderteekening, bekrachtiging of toetreding, of bij het doen van de mededeeling, bedoeld in lid 2 van dit artikel.
5.
De Secretaris-Generaal van den Volkenbond zal aan alle Leden van den Volkenbond en aan de Staten niet-Leden, bedoeld in artikel 22, de verklaringen en mededeelingen, die krachtens dit artikel ontvangen worden, mededeelen.