Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens zekere vragen betreffende wetsconflicten inzake nationaliteit
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1937
- Bronpublicatie:
12-04-1930, Stb. 1937, 17 (uitgifte: 30-04-1937, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1937
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-1930, Stb. 1937, 17 (uitgifte: 30-04-1937, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
Indien tusschen de Hooge Verdragsluitende Partijen eenig geschil rijst nopens de uitlegging of toepassing van dit Verdrag en indien dit geschil niet op bevredigende wijze is opgelost kunnen worden langs diplomatieken weg, zal het worden geregeld overeenkomstig de bepalingen, die tusschen de partijen van kracht zijn met betrekking tot de beslechting van internationale geschillen.
In geval zoodanige bepalingen niet zouden bestaan tusschen de bij het geschil betrokken partijen, zullen zij het geschil onderwerpen aan een scheidsrechterlijke of rechterlijke procedure overeenkomstig de grondwettelijke voorschriften van ieder der partijen. Bij gebreke aan overeenstemming ten aanzien van de keuze van een ander gerecht zullen zij het geschil onderwerpen aan het Permanente Hof van Internationale Justitie, indien zij alle partij zijn bij het Protocol van 16 December 1920 nopens dit Hof, en indien zij niet alle partij bij dit Protocol zijn, aan een scheidsgerecht, dat samengesteld zal worden overeenkomstig het Haagsche Verdrag van 18 October 1907 voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen.