Rb. Gelderland, 31-10-2014, nr. Rek. 06/10/95/lt
ECLI:NL:RBGEL:2014:8100
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
31-10-2014
- Zaaknummer
Rek. 06/10/95/lt
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:8100, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 31‑10‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:13, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 31‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Ontneming schone lei ex art. 358a Fw. Schuldeisers benadeeld door verzwijging inkomsten. Voordracht rechter-commissaris onvoldoende gemotiveerd betwist.
Partij(en)
Vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: Rek. 06/10/95/lt
Uitspraakdatum: 31 oktober 2014
Vonnis ingevolge art. 358a Fw
Bij vonnis van rechtbank Zutphen 22 maart 2010 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar] ,
geboren te [plaats] op [1968],
wonende te [adres], [plaats].
Voormalig bewindvoerder: [bewindvoerder].
1. De feiten en het verloop
1.1.
Bij vonnis van 6 maart 2013 heeft de rechtbank vastgesteld dat [schuldenaar] (hierna: ‘de schuldenaar’) niet in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten.
1.2.
Op 5 augustus 2013 is de slotuitdelingslijst gedeponeerd. Tegen de gedeponeerde uitdelingslijst is geen verzet gedaan, zodat de uitdelingslijst met ingang van 16 augustus 2013 verbindend is geworden. Door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst is de onderhavige schuldsaneringsregeling van rechtswege beëindigd waardoor de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt – voor zover deze onvoldaan zijn gebleven – niet langer afdwingbaar zijn.
1.3.
Bij brief van 28 maart 2014 heeft [curator], de curator in het faillissement van [naam BV] (hierna [naam BV]), aan de rechter-commissaris die in dit faillissement is benoemd, bericht dat in het faillissement van [naam BV] een beeld naar voren is gekomen dat de schuldenaar degene was die, ook in de periode waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing was, [naam BV] feitelijk leidde: de schuldenaar onderhield de contacten met derden, instrueerde de chauffeurs, had contact met de grootste opdrachtgever, heeft zich kort na het einde van de WSNP-periode op hetzelfde adres als [naam A] ingeschreven, had voordat hij in de WSNP kwam had een transportbedrijf en hij was degene met wie de curator heeft gesproken toen het faillissement van [naam BV] is uitgesproken. De ex-partner van de schuldenaar, [naam A], stond formeel als bestuurder van [naam BV] ingeschreven. Van haar heeft de curator echter nooit iets vernomen.
1.4.
Naar aanleiding van bovenvermelde brief heeft de voormalig (waarnemend) rechter-commissaris in de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, nadere informatie opgevraagd bij de curator die in het faillissement van [naam BV] was benoemd. Bij brief van 6 maart 2014 heeft de curator bericht dat ex-werknemers van [naam BV] hebben verklaard dat de schuldenaar vrijwel dagelijks op het bedrijf aanwezig was en hij het bedrijf leidde. De curator heeft een brief van 18 oktober 2013 van een voormalig werknemer van [naam BV], [naam B], overgelegd waarin hij verklaart dat de schuldenaar in de tweede helft van de maand juli van het jaar 2013 aan het personeel van [naam BV] kenbaar heeft gemaakt dat zij maar naar ander werk moesten uitkijken want hij had zijn faillissement aangevraagd. Dezelfde werknemer heeft op 29 november 2013 aangifte gedaan van verduistering. In het proces-verbaal staat onder meer ‘het bedrijf [naam BV] wordt gerund door de schuldenaar en [naam A]’, ‘Ik heb mijn baas, [schuldenaar] ook toentertijd aangesproken op het feit dat er kennelijk door [naam BV] niets is overgemaakt naar [gerechtsdeurwaarder]. Daarop meldde hij die deurwaarder is gek, ik regel dat wel even voor jou’ en ‘Ik heb vanochtend nog contact gehad met [schuldenaar], mijn baas bij [naam BV]’. Daarnaast heeft de curator telefonisch contact gehad met [naam C] die nog geld tegoed had van [naam BV]. [naam C] heeft de curator medegedeeld dat hij alleen met de schuldenaar te maken heeft gehad en zelfs nog nooit van [naam A] had gehoord. De curator heeft ook de e-mailcorrespondentie van [naam C] met de schuldenaar over achterstallig loon voor uren die hij voor [naam BV] heeft gemaakt, aan de rechtbank overgelegd. Voorts heeft de curator kopieën van twee e-mails van respectievelijk [naam D] en [naam E] overgelegd, waarin zij beide verklaren tijdens hun werk voor [naam BV] enkel met de schuldenaar contact te hebben gehad en dat hij degene was die [naam BV] leidde. Ook heeft de curator telefonisch contact gehad met[naam F] van [bedrijf], de grootste opdracht opdrachtgeven van [naam BV]. Zij heeft verklaard dat alle zaken via de schuldenaar liepen en dat hij ‘heer en meester’ was bij [naam BV]. De curator heeft de rechter-commissaris er daarnaast op gewezen dat de website van [naam BV] vrijwel identiek is aan de website van zijn eerdere transportbedrijf.
1.5.
De voormalig (waarnemend) rechter-commissaris heeft naar aanleiding van voormelde brieven van de curator, opgemaakt dat de schuldenaar zijn bedrijf tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft voortgezet, dat het zeer waarschijnlijk is dat de schuldenaar daaruit inkomsten heeft genoten die hij niet heeft opgegeven, dat hij tijdens de schuldsaneringsregeling ten onrechte was vrijgesteld van de sollicitatieplicht aangezien hij wel degelijk in staat was te werken en dat hij niet de waarheid heeft verteld over de activiteiten voor [naam BV] en dat hij niet heeft voldaan aan zijn afdracht- en informatieplicht. Hierdoor zijn de schuldeisers van de schuldenaar ernstig benadeeld. Bij brief van 6 maart 2014 heeft de voormalig (waarnemend) rechter-commissaris, voordat hij de rechtbank zou verzoeken de schone lei te ontnemen, de schuldenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het bovenstaande. De rechtbank verwijst naar de brief van 6 maart 2014 van de voormalig (waarnemend) rechter-commissaris.
1.6.
De voormalig (waarnemend) rechter-commissaris heeft geen reactie ontvangen op de brief van 6 maart 2014.
1.7.
1.8.
De schuldenaar is opgeroepen ter zitting van 31 mei 2014. Op verzoek van de schuldenaar is de zitting uitgesteld omdat hij naar eigen zeggen een probleem had om een advocaat te vinden in verband met de toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand. De schuldenaar is vervolgens opgeroepen ter zitting van 17 oktober 2014, waar hij zonder raadsman is verschenen. Tevens is verschenen de voormalig bewindvoerder.
2. Het verweer en de standpunten van partijen
2.1.
De schuldenaar heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een advocaat had gevonden maar dat de eigen bijdrage hoger was vastgesteld dan het afgesproken bedrag. Hij moest dit bedrag binnen een paar dagen aan de advocaat betalen. Dit geld had hij echter niet. Hij heeft om een peiljaarverlegging verzocht. Dit is afhankelijk van de Belastingdienst. Hij heeft nog geen reactie van de Raad voor de Rechtsbijstand ontvangen. De advocaat die hij had gevonden, wil hem niet meer bijstaan. De schuldenaar verwerpt alles wat de rechter-commissaris stelt in zijn brief van 6 maart 2014. Hij voert aan dat hij zich netjes aan de regels heeft gehouden. Zijn ex-partner was de directeur van het bedrijf. Zij heeft een doorstart gemaakt die identiek is aan zijn vorige onderneming. De relatie met haar is goed. Zij hebben samen een kind. Dat werknemers contact hebben opgenomen met de curator, vindt hij niet zo vreemd. Het zijn werknemers die nog geld tegoed hadden van hem en waar nooit iets mee gedaan is. Het gaat erom dat hij verloond zou moeten worden. Hij was echter geen werknemer en werd niet verloond. Hij is jarenlang ziek geweest en heeft regelmatig in het ziekenhuis gelegen. Hij is niet in staat om te werken. De schuldenaar heeft een aantal boetes opgelegd gekregen toen hij in een bestelbus van [naam BV] rondreed. Hij had deze bus destijds geleend, aldus de schuldenaar.
2.2.
De voormalig bewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat tijdens de schuldsaneringsregeling een bedrag op de bankrekening van de schuldenaar was gestort. Toen zij belde naar degene die dit bedrag had gestort, antwoordde deze persoon dat het niet voor de schuldenaar was maar voor [naam BV]. Toen zij vroeg waarom hij dan geld op de rekening van de schuldenaar had gestort, zei hij dat hij altijd contact had met de schuldenaar. De voormalig bewindvoerder is ook eens gebeld door een ex-werknemer die zei dat de schuldenaar gewoon verder ging met het bedrijf maar dan op een andere naam. Ook heeft de schuldenaar boetes opgelegd gekregen toen hij in een auto van [naam BV] reedt, aldus de voormalig bewindvoerder.
3. De beoordeling
3.1.
Voor zover de schuldenaar heeft willen stellen dat de zitting wederom aangehouden moet worden omdat hij niet tijdig een raadsman heeft kunnen vinden, is de rechtbank van oordeel dat de schuldenaar voldoende in de gelegenheid is gesteld om zich te laten bijstaan door een raadsman. De rechtbank heeft de zitting van 31 mei 2014 uitgesteld omdat de schuldenaar naar eigen zeggen problemen had met de toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand. De zitting is daarom uitgesteld naar 17 oktober 2014. Deze termijn is naar het oordeel van de rechtbank ruim voldoende. De rechtbank heeft de behandeling van de zitting daarom niet verder aangehouden.
3.2.
De schuldenaar heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij alles wat de voormalig (waarnemend) rechter-commissaris heeft aangevoerd, verwerpt. Hij heeft dit echter niet met redenen en stukken onderbouwd. De schuldenaar heeft de voordracht van de voormalig (waarnemend) rechter-commissaris onvoldoende gemotiveerd betwist. De schuldenaar kan met een enkele ontkenning niet volstaan. De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op hetgeen de curator heeft gesteld en onderbouwd, voldoende aannemelijk is geworden dat de schuldenaar tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling feitelijk leiding heeft gegeven aan een onderneming en dat hij uit deze onderneming inkomsten heeft ontvangen en verzwegen voor de bewindvoerder. Het achterwege laten van dergelijke informatie aan de bewindvoerder is dusdanig ernstig dat dit feit, zou het de rechtbank bekend zijn geworden ten tijde van de schuldsaneringsregeling, tot beëindiging van de regeling zonder toekenning van de schone lei, zou hebben geleid. De schuldenaar is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatieplicht, een van de kernverplichtingen van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarnaast heeft de schuldenaar inkomsten ontvangen en deze inkomsten buiten de boedel gehouden.
3.3.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de schuldenaar getracht heeft zijn schuldeisers ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling werkt, te benadelen. Nu zich na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van art. 350 lid 3 sub e van de Faillissementswet, vindt artikel 358 lid 1 van de Faillissementswet geen verdere toepassing, hetgeen betekent dat de schuldenaar de schone lei wordt ontnomen.
4. Beslissing
De rechtbank:
- stelt vast dat [schuldenaar], gedurende zijn schuldsaneringsregelingen heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen;
- bepaalt dat artikel 358 lid 1 van de Faillissementswet verder geen toepassing vindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.S van Nijen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 31 oktober 2014.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.