Bopz; dwangmedicatie, termijn

Documentgegevens:

HR 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2370

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)
Datum: 14 oktober 2016
Zaaknummer: 16/01565
Vakgebied(en): Civiel recht algemeen (V)
Gezondheidsrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2016:2370, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑10‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:997, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑03‑2016
Wetingang: Art. 38c en 41 Wet Bopz

Essentie

Samenvatting

Casus

Betrokkene verblijft op grond van een voorlopige machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis. Aan haar is via een ‘kennisgeving’ medegedeeld een onvrijwillige behandeling met anti-psychotische medicatie noodzakelijk was wegens dreigend gevaar buiten de instelling. De behandeling zou starten op 5 oktober 2015.

Op 4 november 2015 heeft betrokkene bij de klachtencommissie van het ziekenhuis een klacht ingediend over de beslissing tot dwangbehandeling. Tevens heeft zij verzocht de toepassing van de dwangbehandeling te schorsen.

Op 9 november 2015 heeft de klachtencommissie het schorsingsverzoek afgewezen. Zij heeft daarbij ambtshalve opgemerkt dat in de kennisgeving geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.