Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/57:57 De hoofdregel van art. 237 Rv
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/57
57 De hoofdregel van art. 237 Rv
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS580184:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Haardt 1945, p. 4 en 12.
Sluijter 2011, p. 46.
Het liquidatietarief is te raadplegen via rechtspraak.nl.
Sluijter 2011, p. 47.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De verdeling van de kosten tussen de procederende partijen in civiele dagvaardingszaken geschiedt volgens de hoofdregel van art. 237 Rv. Op grond van deze regel wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van een procedure. Een proceskostenveroordeling op de voet van art. 237 Rv vestigt een vergoedingsplicht van de in het ongelijk gestelde partij jegens de winnende partij, zodat we volgens Haardt – auteur van het proefschrift ‘De veroordeeling in de kosten van het burgerlijk geding’ van 1945 – van een ‘indemnisatiestelsel’ kunnen spreken.1 Het indemnisatiestelsel dient te worden onderscheiden van het compensatiestelsel, op grond waarvan elke partij haar eigen kosten draagt ongeacht de uitkomst van de procedure, en het stelsel van de arbitrium iudicis, waarbij de beslissing omtrent de kostenverdeling per geval aan de rechter wordt overgelaten. Aan dit overzicht kan nog het zogenaamde continentale stelsel worden toegevoegd, waarbij de verliezer een deel van de kosten betaalt volgens gefixeerde tarieven.2 Zoals in deze paragraaf aan de orde zal komen behelst art. 237 Rv geen ‘harde’ indemnisatieregel. Op de hoofdregel bestaat namelijk een aantal uitzonderingen en een belangrijke beperking: de kosten voor rechtsbijstand – meestal de grootste kostenpost – worden in het algemeen berekend aan de hand van forfaitaire tarieven (vastgelegd in het zogenaamde ‘liquidatietarief’3), waardoor deze vaak niet in de buurt komen van de werkelijk gemaakte kosten. In de literatuur wordt daarom ook wel gesproken van een continentaal stelsel met kenmerken van arbitrium iudicis.4