RI 2013/41
403-verklaring. Is de vordering van UWV in het faillissement van de moedervennootschap uit hoofde van art. 2:403 BW preferent? (UWV/Deterink q.q.)
Rb. Midden-Nederland 30-01-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0334 (UWV/Deterink)
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
30 januari 2013
- Magistraten
Mrs. R.J. Verschoof, J.W. Frieling, D.M. Staal
- Zaaknummer
321051 / HA ZA 12-506
- LJN
BZ0334
- Roepnaam
UWV/Deterink
- JCDI
JCDI:ADS913426:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0334, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 30‑01‑2013
- Wetingang
BW art. 2:403, art. 3:288 onder e
Essentie
403-verklaring
Is de preferente vordering van UWV in het faillissement van de dochtervennootschap ook preferent in het faillissement van de moedervennootschap uit hoofde van de door de moedervennootschap afgegeven aansprakelijkheidsverklaring ex art. 2:403 BW?
Samenvatting
Econcern NV (hierna: Econcern) heeft op 11 november 2003 een aansprakelijkheidsverklaring ex art. 2:403 BW (de 403-verklaring) gedeponeerd ten behoeve van onder meer haar dochtervennootschap Innogrow International BV (Innogrow). Op 18 september 2009 is Econcern failliet verklaard. Innogrow is op 2 februari 2010 failliet verklaard. UWV is ex art. 66 lid 1 WW getreden in de loonaanspraken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.