RCR 2009, 52
Ontbindende voorwaarde. Op welke partij rust de bewijslast ter zake van een ontbindende voorwaarde in een mondelinge overeenkomst?
HR 17-04-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2955 (Bewijs financieringsvoorbehoud)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 april 2009
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
07/10822
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
BH2955
- Roepnaam
Bewijs financieringsvoorbehoud
- JCDI
JCDI:ADS872631:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BH2955, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 17‑04‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BH2955, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑04‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑08‑2007
- Wetingang
Rv art. 150
Essentie
Ontbindende voorwaarde. Bewijslast.
Op welke partij rust de bewijslast ter zake van een ontbindende voorwaarde in een mondelinge overeenkomst?
Samenvatting
Verwijmeren als verkoper en Van Rijen als koper hebben onderhandeld over de verkoop van een woning. Van Rijen werkt niet mee aan de levering, waarop Verwijmeren onder meer betaling van de tussen partijen overeengekomen boete vordert. Van Rijen stelt zich op het standpunt dat de onderhandelingen weliswaar hebben geleid tot een (mondelinge) koopovereenkomst, maar dat die overeenkomst is gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat hij geen toereikende financiering zou kunnen verkrijgen. Verwijmeren betwist dat dit financieringsvoorbehoud is overeengekomen. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.