Diverse stukken wijzen veeleer in de richting dat [verzoekster] haar informatieverplichting meermalen over de volle breedte niet nakwam en daarop steeds door de bewindvoerder en de rechter-commissaris/rechtbank diende te worden gewezen. Ik verwijs naar de brieven van de bewindvoerder aan de rechtbank van 13 maart 2007, 15 maart 2007, 3 september 2007 (waarin door de bewindvoerder naar drie eerdere brieven aan [verzoekster] met verzoeken om informatie wordt verwezen) en 10 oktober 2007, naar het 1e verslag van 22 september 2006 (onder 10), het 2e verslag van 15 maart 2007 (onder 3) en het 3e verslag van 12 september 2007 (onder 1, p. 2, en onder 3), naar de brief van de rechter-commissaris aan de raadkamer van 7 november 2007 (3e en 4e alinea), de brief van de rechtbank aan [verzoekster] van 15 februari 2008 (1e alinea, p. 2) en naar de brief van de rechtbank aan de bewindvoerder van 14 april 2008 (waarin de rechtbank de sollicitatieplicht en de informatieplicht uitdrukkelijk onderscheidt).
HR, 08-01-2010, nr. 08/04961
ECLI:NL:HR:2010:BK4466
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
08-01-2010
- Zaaknummer
08/04961
- Conclusie
Mr. Keus
- LJN
BK4466
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK4466, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑01‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK4466
ECLI:NL:PHR:2010:BK4466, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK4466
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑01‑2010
Inhoudsindicatie
WSNP. Beëindiging toepassing schuldsaneringsregeling zonder schone lei (81 RO).
8 januari 2010
Eerste Kamer
08/04961
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster], weduwe van [betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekster tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 8 september 2006 van de rechtbank 's-Hertogenbosch is ten aanzien van [verzoekster] de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
Op voordracht van de rechter-commissaris heeft de rechtbank bij vonnis van 11 augustus 2008 de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] beëindigd, zonder toekenning van een schone lei.
Tegen dit vonnis heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 19 november 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep, met verbetering van gronden bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 januari 2010.
Conclusie 20‑11‑2009
Mr. Keus
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoekster], weduwe van [betrokkene]
(hierna: [verzoekster])
verzoekster tot cassatie
1.
In deze zaak, waarin een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens het schenden van de informatieplicht aan de orde is, kunnen de aangevoerde klachten niet tot cassatie leiden, terwijl het cassatieberoep evenmin noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Ik volsta daarom met een verkorte conclusie.
2.
Bij het bestreden arrest heeft het hof 's‑Hertogenbosch het vonnis waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] vanwege het niet naar behoren nakomen van de (sollicitatie)inspannings- en informatieplicht is beëindigd, met verbetering van gronden bekrachtigd. Het hof heeft geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] met zich brengt dat het verwijt dat [verzoekster] niet aan haar inspanningsplicht met betrekking tot sollicitaties voldoet, niet opgaat. Volgens het hof kan het verwijt dat [verzoekster] niet aan haar informatieplicht voldoet echter nog wel, en in zeer ernstige mate, worden gemaakt, temeer nu — na uitdrukkelijke waarschuwingen — [verzoekster] zelfs in hoger beroep nog geen enkel concreet voorstel of plan voor de invulling van haar informatieplicht heeft. Ook hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd over de ondersteuning door een maatschappelijk werker is niet met een concreet voorstel onderbouwd. Inschakeling van een van haar dochters, waarop [verzoekster] zich eveneens heeft beroepen, heeft evenmin enige verbetering gebracht. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank, ondanks het onterecht gebleken verwijt met betrekking tot de (sollicitatie)inspanningsplicht, de toepassing van de schuldsaneringsregeling terecht en op goede gronden heeft beëindigd.
3.
De onderdelen 3.8–3.11 bevatten motiveringsklachten en strekken ten betoge dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat [verzoekster] de informatieplicht heeft geschonden. Onderdeel 3.8 betoogt dat de hele litanie over het niet-nakomen van de informatieplicht (met name) is gebaseerd op het niet melden of tonen van gedane sollicitaties, terwijl definitief is komen vast te staan dat tenminste sinds 29 januari 2007 van algehele arbeidsongeschiktheid sprake is. Onderdeel 3.9 wijst op enkele passages in het vonnis van de rechtbank (‘Uiteindelijk zijn de stukken alsnog door de dochter van schuldenares opgestuurd.’, en: ‘Inmiddels voldoet de schuldenares met hulp van haar dochter wel aan haar afdrachtverplichting.’). Hieruit blijkt volgens onderdeel 3.10 dat met hulp en ondersteuning van de dochter van [verzoekster] aan alle (overige) verplichtingen (aantoonbaar) was voldaan op het moment dat het hof de zaak moest beoordelen. Volgens het onderdeel is in dat licht het oordeel in rov. 4.5.2 onbegrijpelijk.
4.
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Onderdeel 3.8 gaat uit van een te beperkte lezing van het bestreden arrest, nu daaruit niet valt op te maken dat het hof slechts een schending van de informatieverplichting ten aanzien van de sollicitatie-inspanningen op het oog heeft gehad. Zo kan uit de brief van de bewindvoerder aan het hof van 28 augustus 2008 worden opgemaakt dat [verzoekster] de bewindvoerder niet de voor het vervolgverslag benodigde stukken heeft toegezonden, welke stukken niet slechts op de sollicitatie-inspanningen zien. Ook de overige gedingstukken wijzen niet erop dat de verweten schending van de informatieplicht tot informatie over de sollicitatie-inspanningen zou zijn beperkt1.. Ten slotte blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in appel dat voor de gebrekkige communicatie tussen de bewindvoerder en [verzoekster] nog steeds geen concrete oplossing was gevonden.
Uit de door onderdeel 3.9 aangehaalde passages kan niet worden afgeleid dat [verzoekster] volgens de rechtbank steeds aan haar informatieverplichting heeft voldaan. De informatieplicht is een voortdurende verplichting die op de schuldenaar rust. De rechtbank heeft weliswaar ter zitting van 16 januari 2008 geconstateerd dat de destijds door de bewindvoerder verzochte stukken uiteindelijk voor de zitting zijn ontvangen, maar zij heeft in haar vonnis van 11 augustus 2008 (op p. 4, 4e alinea) geoordeeld dat, nadat zij na die zitting had besloten de beslissing zes maanden aan te houden teneinde [verzoekster] een laatste kans te bieden en nadat zij [verzoekster] bij brief van 15 februari 2008 onder meer op de informatieplicht had gewezen, [verzoekster] in de tussenliggende periode (wederom) in haar informatie- en sollicitatieverplichting is tekortgeschoten.
De onderdelen 3.10–3.11 bouwen op de voorgaande klachten voort en kunnen daarom evenmin tot cassatie leiden.
5.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑11‑2009