NJB 2018/2062
Grenzen aan ambtshalve beoordeling in cassatie aangaande de vervolgingsverjaring: de Hoge Raad zal slechts ambtshalve ingrijpen ingeval de termijn van verjaring is vervuld tussen de indiening van de schriftuur en de uitspraak van het arrest omdat in dat geval niet bij wege van een middel van cassatie beroep kon worden gedaan op het alsnog intreden van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
HR 30-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:2022
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/05586
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2022, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:532, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑09‑2017
- Wetingang
Essentie
Grenzen aan ambtshalve beoordeling in cassatie aangaande de vervolgingsverjaring: de Hoge Raad zal slechts ambtshalve ingrijpen ingeval de termijn van verjaring is vervuld tussen de indiening van de schriftuur en de uitspraak van het arrest omdat in dat geval niet bij wege van een middel van cassatie beroep kon worden gedaan op het alsnog intreden van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – verduistering, meermalen gepleegd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat dit, gezien art. 81, eerste lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.