NJ 2018/308
Gemeenschap. Bevoegdheid deelgenoot tot instellen vorderingen en indienen verzoeken ten behoeve van gemeenschap; niet alleen tegen derden maar ook tegen deelgenoot?; eisen.
HR 06-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:535, m.nt. S. Perrick
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 april 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/00272
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Noot
S. Perrick
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124556:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Goederenrecht / Gemeenschap
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:535, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1431, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑12‑2016
- Wetingang
Art. 3:170, 3:171 BW
Essentie
Gemeenschap. Bevoegdheid deelgenoot tot instellen vorderingen en indienen verzoeken ten behoeve van gemeenschap; niet alleen tegen derden maar ook tegen deelgenoot?; eisen.
De regel van art. 3:171 eerste volzin BW dat, tenzij een regeling anders bepaalt, iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, ziet in beginsel slechts op vorderingen en verzoeken ten behoeve van de gemeenschap tegen derden en niet op vorderingen en verzoeken ten behoeve van de gemeenschap tegen een deelgenoot; laatstgenoemde vorderingen en verzoeken dienen immers op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.