HR, 25-11-2011, nr. 10/04018
ECLI:NL:HR:2011:BU5776
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25-11-2011
- Zaaknummer
10/04018
- LJN
BU5776
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BU5776, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑11‑2011; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Cassatie. Herstelbeschikking. In HR 8 juli 2011, LJN BQ7308 borgersbrief ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Herbeoordeling wegens schending beginsel hoor en wederhoor. In geval als dit geen aanleiding wederpartij gelegenheid te geven voor reactie. Herbeoordeling leidt niet tot ander oordeel. Beschikking van 8 juli blijft in stand.
25 november 2011
Eerste Kamer
10/04018
EV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
3. KALKHOVEN ELEKTROTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Zeist,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekers tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als de schuldeisers.
1. Het geding
Voor het verloop van het geding - ook in cassatie - tot aan de na te noemen beschikking van de Hoge Raad van 8 juli 2011, wordt verwezen naar die beschikking, welke aan deze beschikking is gehecht.
2. Het verdere verloop van het geding in cassatie
2.1 Bij beschikking van 8 juli 2011, LJN BQ7308, heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. In die beschikking heeft de Hoge Raad ten aanzien van de brief van 6 juni 2011 van de advocaat van de schuldeisers waarin wordt gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal overwogen dat hij deze brief terzijde heeft gelegd, nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie was genomen, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad was ingekomen.
2.2 Genoemde advocaat heeft bij brief van 18 juli 2011 de Hoge Raad terecht erop gewezen dat deze overweging niet juist is. De conclusie van de Advocaat-Generaal is verzonden op 20 mei 2011 zodat de in art. 44 lid 3 Rv. genoemde termijn van twee weken normaal gesproken zou eindigen op 3 juni 2011. Deze datum is echter bij art. 1 van het Koninklijk Besluit van 7 juni 2010, nr. 10.001566, Stcrt. 2010, 9303, gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag in de zin van de Algemene termijnenwet. Daarom bracht art. 1 lid 1 van deze wet mee dat de in art. 44 lid 3 Rv. genoemde termijn werd verlengd tot en met maandag 6 juni 2011. De brief van 6 juni 2011, die op die datum bij de Hoge Raad is binnengekomen, is derhalve tijdig zodat de Hoge Raad daarop acht had moeten slaan.
2.3 Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van die brief het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Dit levert een zodanig ernstig gebrek op in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 8 juli 2011, dat, nu op dit punt geen rechtsmiddel tegen uitspraken van de Hoge Raad openstaat, dient te worden onderzocht of en in hoeverre deze uitspraak dient te worden ongedaan gemaakt en vervangen door een geheel of gedeeltelijk nieuwe uitspraak. Daarom zal worden overgegaan tot een herbeoordeling van de middelen mede in het licht van de reactie in de genoemde brief van 6 juni 2011 op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2.4 In een geval als dit bestaat, anders dan is voorgeschreven bij herstel of aanvulling op de voet van art. 31 of 32 Rv., geen aanleiding de wederpartij (in deze zaak in cassatie overigens niet verschenen) de gelegenheid te geven voor een reactie, aangezien het enkel gaat om een herbeoordeling van de middelen in het licht van de reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad uit de eerste volzin van het derde lid van art. 44 Rv. volgt dat partijen niet kunnen reageren op de reactie van de wederpartij op de conclusie (zie onder meer HR 1 juni 2007, LJN BA1526, NJ 2007/310).
3. Herbeoordeling van de middelen
De inhoud van de brief van de advocaat van de schuldeisers van 6 juni 2011 leidt niet tot een ander oordeel met betrekking tot de middelen dan is gegeven in de beschikking van 8 juli 2011, zodat deze in stand blijft.
4. Beslissing
De Hoge Raad verstaat dat de beschikking van de Hoge Raad van 8 juli 2011 in stand blijft.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 november 2011.