Vgl. HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2010, rov. 3.2.
HR, 09-07-2019, nr. 16/03103
ECLI:NL:HR:2019:1147
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-07-2019
- Zaaknummer
16/03103
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1147, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑07‑2019; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:750
ECLI:NL:PHR:2019:750, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1147
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Profijtontneming in economische zaak. Herhaling bewijsklacht hoofdzaak dat het Hof ten onrechte tot bewezenverklaring is gekomen in de strafzaak en betrokkene daardoor ten onrechte is veroordeeld tot betaling van het w.v.v. HR: art. 80a RO. CAG: aangevoerde is geen cassatiemiddel. Samenhang tussen 16/03096 E en 16/03103 E P.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 16/03103
Datum 9 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 juni 2016, nummer 20/003527-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de betrokkene.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het ingestelde beroep in cassatie.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2019.
Conclusie 11‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Profijtontneming in economische zaak. Herhaling bewijsklacht hoofdzaak dat het Hof ten onrechte tot bewezenverklaring is gekomen in de strafzaak en betrokkene daardoor ten onrechte is veroordeeld tot betaling van het w.v.v. HR: art. 80a RO. CAG: aangevoerde is geen cassatiemiddel. Samenhang tussen 16/03096 E en 16/03103 E P.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 16/03103
Zitting 11 juni 2019
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de betrokkene.
De Economische Kamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 1 juni 2016 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 23.180,00 en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat.
Er bestaat samenhang met de zaak 16/03096. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. Mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat, doordat het hof ten onrechte bewezen heeft verklaard dat de betrokkene in het kalenderjaar 2011 een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, de betrokkene ten onrechte is veroordeeld om het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel over 2011 te betalen. In de toelichting wordt de argumentatie die aan het middel in de hoofdzaak ten laste is gelegd herhaald.
Het middel richt zich tegen de bewijsbeslissing in de hoofdzaak. Daarmee is het geen stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen.1.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het ingestelde beroep in cassatie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑06‑2019