Ktg. Zaandam, 30-11-2004, nr. 252947AZVERZ04-745
ECLI:NL:RBHAA:2004:AR6632
- Instantie
Kantongerecht Zaandam
- Datum
30-11-2004
- Zaaknummer
252947AZVERZ04-745
- LJN
AR6632
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2004:AR6632, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 30‑11‑2004; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑11‑2004
Inhoudsindicatie
Werkneemster, 19 jaar oud, verzoekt ontbinding wegens een onwerkbare arbeidsrelatie. Werkgeefster, een vennootschap onder firma (man/vrouw firma), doet een voorwaardelijk tegenverzoek. De arbeidsrelatie is verstoord geraakt toen uitkwam dat de ene vennoot (de man), oud 37 jaar, een amoureuze relatie onderhield met werkneemster. Die relatie was voor de andere vennoot (de vrouw) onacceptabel zodat werkneemster daar niet meer kon blijven werken. Ontbinding daarom toegewezen. De ontslagvergoeding wordt berekend met toepassing van correctiefactor 0,5 omdat zowel de man (de ene vennoot) als de werkneemster hadden kunnen en moeten begrijpen dat de arbeidsrelatie onhoudbaar zou worden, als de vrouw (de andere vennoot) daarachter zou komen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Kanton Locatie Zaandam
Beschikking ex artikel 7:685 B.W.
Zaak/rolnummer: 252947 AZ VERZ 04-745
Datum beschikking: 30 november 2004
In de zaak van:
[verzoekster]
te [woonplaats],
gemachtigde: mr. G. de Hoogd,
nader te noemen [verzoekster],
tegen:
1. La Vache V.o.F.,
2. [vennoot],
3. [vennote],
te [woonplaats],
gemachtigde: mr. L.M. van den Ende,
nader te noemen La Vache c.s. .
B E S C H I K K I N G
Partijen worden in kennis gesteld van het voornemen hun arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 7 december 2004, onder toekenning aan [verzoekster] van een vergoeding groot € 2.168,10 bruto, voor zover mogelijk te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten, en onder afwijzing van het eventueel meer of anders verzochte.
Partijen krijgen tot en met 6 december 2004 de gelegenheid hun verzoek in te trekken, dit schriftelijk aan de griffie van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam, en onder toezending van een afschrift aan de wederpartij. Voor het geval beide verzoeken niet tijdig worden ingetrokken wordt deze beschikking definitief op de dag na de genoemde uiterste datum voor intrekking. La Vache c.s. wordt in dat geval veroordeeld tot betaling van hetgeen [verzoekster] ingevolge deze beschikking toekomt.
Iedere partij moet de eigen kosten dragen.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
******************************
1. Verloop van de procedure
1.1
Verzoek.
Het verzoek van [verzoekster] strekt tot ontbinding van een tussen partijen gesloten arbeidsovereen-komst.
Het verzoek is gebaseerd op gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 7:685 BW, te weten dat een onwerkbare arbeidsrelatie is ontstaan.
Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
1.2
Verweer.
Het verweer strekt tot toewijzing van het verzoek. Alleen voor het geval [verzoekster] haar verzoek nog mocht intrekken wordt door La Vache c.s. een zelfstandig tegenverzoek gedaan, eveneens strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie.
Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
1.3
Vergoeding
Voor het geval van toewijzing van het verzoek is door [verzoekster] gevraagd om toekenning van een vergoeding van € 8.280,70 bruto, althans een redelijke vergoeding.
1.4
Mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 23 november 2004.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de terechtzitting is voorgevallen. Deze worden zo nodig uitgewerkt in een proces-verbaal.
De inhoud van alle processtukken wordt hier als hier overgenomen beschouwd.
De uitspraak is tenslotte bepaald op vandaag keuze te 14.00 uur.
2. Beoordeling van het verzoek
2.1
Ontvankelijkheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan, die zouden nopen tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.
2.2
Ontslagverboden.
Ik heb mij ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een verbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst of een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat blijkt niet het geval.
2.3
Ontbinding of niet.
2.3.1
Voldoende is gebleken van gewijzigde omstandigheden, die een voldoende gewichtige reden opleveren om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbin-den.
2.3.2
Voldoende aannemelijk is immers geworden te staan dat verweerder sub. 2 (verder te noemen [de vennoot]) op het werk een amoureuze belangstelling heeft opgevat voor [verzoekster], waar zijn partner, verweerster sub. 3 (verder te noemen [de vennote]) achter is gekomen. In het midden kan in dit verband blijven of het initiatief tot deze verhouding geheel en al is uitgegaan van [de vennoot], of dat [verzoekster] daaraan haar steentje heeft bijgedragen. Duidelijk is dat [verzoekster] daar onder deze omstandigheden niet kan blijven werken.
3. Vergoeding
3.1
Vergoeding of niet.
Ik ben van mening dat aan [verzoekster] in redelijk-heid een vergoeding toekomt ten laste van de wederpartij. Die vergoeding wordt gesteld op een bedrag van € 2.168,10 bruto, voor zover mogelijk te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten.
3.2
Waarom deze vergoeding?
3.2.1
Uitgangspunt bij het vaststellen van de te betalen ontbindingsvergoeding is de zogenaamde kantonrechterformule, die ingevolge landelijke afspraken door vrijwel alle Nederlandse kantonrechters wordt gehanteerd.
3.2.2
In het nu door mij te beslissen geval, behoort deze formule als volgt te worden ingevuld:
- -
aantal gewogen dienstjaren: 5 (afgerond);
- -
bruto maandsalaris, inclusief vakantiebijslag, € 867,24;
- -
0,5 correctiefactor .
3.2.3
Ik ben omtrent de correctiefactor van oordeel, dat in dit geval moet worden uitgegaan van een kleinere factor dan factor 1.
3.2.4
Enerzijds moet worden vastgesteld dat het hier gaat om een werkgever, [de vennoot] van 37 jaar oud, die een 19 jarige ondergeschikte amoureus heeft benaderd. Dat dit gelazer zou geven met zijn partner en dus gevolgen zou hebben voor de arbeidsrelatie kon en moest [de vennoot] begrijpen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd, waarvan La Vache c.s. als werkgever arbeidsrechtelijk de gevolgen moet dragen. Voor het weigeren van welke ontslagvergoeding dan ook bestaat naar mijn oordeel dan ook geeen gegronde reden, hoewel ik mij kan voorstellen dat [de vennote] (die het eigenlijke slachtoffer was van deze verboden verhouding) het onrechtvaardig vindt dat zij daaraan als medevennoot van La Vache c.s. financieel moet bijdragen.
3.2.5
Anderzijds moet mij in verband met de vergoeding van het hart dat ik nauwelijks kan geloven dat [verzoekster] in deze geen enkel verwijt treft. Haar lezing dat zij door [de vennoot] tegen haar zin werd belaagd moet in het licht van hetgeen ter terechtzitting over en weer is verklaard op zijn minst als twijfelachtig worden beschouwd. Veel meer aannemelijk is het dat [verzoekster] zich willens en wetens in deze verboden relatie heeft gestort waarvan ook zij had moeten en kunnen begrijpen dat dit nadelige gevolgen zou hebben voor de arbeidsrelatie, als de partner van [de vennoot] daar achter zou komen.
3.2.6
Zo bezien acht ik een correctiefactor van 0,5 redelijk.
3.2.7
Gelet op deze uitkomst moet aan beide partijen een termijn worden gegund om hun respectieve verzoeken in te trekken.
4. Kosten
4.1
Proceskosten.
Omtrent de proceskosten moet worden geoordeeld zoals hiervoor bij de beslissing bepaald.
Aldus gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.