Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika
Artikel 9 Gebruiksbeperkingen met het oog op bescherming van persoons- en andere gegevens
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2010
- Bronpublicatie:
25-06-2003, Trb. 2004, 298 (uitgifte: 20-12-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-01-2010, Trb. 2010, 9 (uitgifte: 12-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De verzoekende staat kan van de aangezochte staat verkregen bewijsmateriaal en gegevens gebruiken:
- a.
ten behoeve van zijn strafrechtelijke onderzoeken en strafprocedures;
- b.
ter voorkoming van een onmiddellijke, ernstige bedreiging van zijn openbare veiligheid;
- c.
voor zijn niet-strafrechtelijke gerechtelijke en administratieve procedures die rechtstreeks verband houden met onderzoeken of procedures
- i.
als bedoeld onder a, of
- ii.
waarvoor rechtshulp is verstrekt krachtens artikel 8;
- d.
voor enig ander doel, indien de gegevens of het bewijsmateriaal openbaar zijn gemaakt in het kader van een procedure waarvoor ze zijn verstrekt, of in enige andere situatie als beschreven onder a, b en c, en
- e.
voor enig ander doel, uitsluitend na voorafgaande toestemming van de aangezochte staat.
2
a.
Dit artikel laat onverlet de mogelijkheid van de aangezochte staat om in een concrete zaak nadere voorwaarden te stellen wanneer het concrete rechtshulpverzoek bij gebreke van die voorwaarden niet kan worden nagekomen. Wanneer uit hoofde van dit punt nadere voorwaarden zijn gesteld, kan de aangezochte staat van de verzoekende staat verlangen dat deze inlichtingen verstrekt over het gebruik dat wordt gemaakt van het bewijsmateriaal of de informatie.
b.
Algemene beperkingen met betrekking tot de rechtsregels van de verzoekende staat voor het verwerken van persoonsgegevens mogen door de aangezochte staat echter niet als een voorwaarde uit hoofde van lid 2, onder a), worden verbonden aan het verschaffen van bewijsmateriaal of gegevens.
3.
Indien de aangezochte staat, nadat hij het verlangde bewijsmateriaal en de gegevens aan de verzoekende staat heeft verstrekt, op de hoogte raakt van omstandigheden die in een concreet geval aanleiding zouden geven aanvullende voorwaarden te stellen, kan de aangezochte staat met de verzoekende staat overleggen om te bepalen in hoeverre het bewijsmateriaal en de gegevens kunnen worden beschermd.
4.
Een aangezochte staat mag in plaats van dit artikel de bepaling inzake gebruiksbeperking van het toepasselijke bilaterale rechtshulpverdrag toepassen, indien zulks leidt tot minder beperkingen aan het gebruik van gegevens en bewijsmateriaal dan op grond van onderhavig artikel het geval is.
5.
Indien een bilateraal rechtshulpverdrag dat tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika op de datum van ondertekening van deze overeenkomst van kracht is, beperkingen toestaat op de verplichting om rechtshulp te verlenen bij bepaalde belastingdelicten, kan de betrokken lidstaat bij de uitwisseling van schriftelijke instrumenten met de Verenigde Staten van Amerika als bedoeld in artikel 3, lid 2, aangeven dat hij, bij dergelijke strafbare feiten, de bepaling inzake gebruiksbeperking van dat verdrag blijft toepassen.