Einde inhoudsopgave
RvdW 2009, 313
HR, 10-02-2009, nr. 08/02645H
HR 10-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2429
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 februari 2009
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
08/02645H
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
BH2429
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BH2429, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BH2429, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑02‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑06‑2008
- Wetingang
Essentie
De aanvrager kan niet volstaan met het aanvoeren van een novum met het doel dat de HR daarnaar een nader onderzoek zal (doen) verrichten. Art. 459 Sv strekt ertoe dat de HR zich aan de hand van de opgegeven bewijsmiddelen een oordeel kan vormen over de vraag of de beweringen van de aanvrager juist zijn en of die beweringen het in art. 457 lid 1 sub 2 Sv bedoelde ernstige vermoeden kunnen wekken. Dat vereist in de regel de overlegging van bewijsstukken waaruit het beweerde kan blijken.
Samenvatting
Het is de aanvrager die tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.