HR, 23-12-2008, nr. 02721/06 P
ECLI:NL:HR:2008:BG3719
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23-12-2008
- Zaaknummer
02721/06 P
- LJN
BG3719
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BG3719, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG3719
ECLI:NL:HR:2008:BG3719, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG3719
- Vindplaatsen
Conclusie 23‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Overschrijding redelijke termijn in cassatiefase. Het middel steunt op de opvatting dat voor de beoordeling van de in cassatie op zijn redelijkheid te beoordelen termijn zelfstandige betekenis toekomt aan het tijdsverloop tussen het instellen van het beroep en de betekening van de aanzegging a.b.i. art. 435 Sv. Die opvatting is onjuist zodat het middel faalt.
Nr. 02721/06 P
Mr Jörg
Zitting 4 november 2008
Conclusie inzake:
[Verzoeker = betrokkene]
1. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij arrest van 20 juli 2006 het door verzoeker uit - kort gezegd - het inwerking hebben van een hennepplantage verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 37.834,86 en aan verzoeker ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
2. Namens verzoeker heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
4. Het middel is terecht voorgesteld. Namens verzoeker is op 1 augustus 2006 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 13 september 2006, derhalve tijdig, bij de Hoge Raad binnengekomen. De zaak is echter voor de eerste maal op 2 september 2008 door de Hoge Raad behandeld zodat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat betekent dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden. De vraag rijst of dit enige consequenties dient te hebben. In de strafzaak tegen verzoeker in welke zaak ik eveneens vandaag concludeer (00209/07) heb ik reeds geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dat betekent dat in de ontnemingszaak kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden (vgl. HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358 m.nt. P.A.M. Mevis, r.o.v. 3.6.3.).
5. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Uitspraak 23‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Overschrijding redelijke termijn in cassatiefase. Het middel steunt op de opvatting dat voor de beoordeling van de in cassatie op zijn redelijkheid te beoordelen termijn zelfstandige betekenis toekomt aan het tijdsverloop tussen het instellen van het beroep en de betekening van de aanzegging a.b.i. art. 435 Sv. Die opvatting is onjuist zodat het middel faalt.
23 december 2008
Strafkamer
nr. 02721/06 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 20 juli 2006, nummer 24/001352-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
2.2. Het middel steunt op de opvatting dat voor de beoordeling van de in cassatie op zijn redelijkheid te beoordelen termijn zelfstandige betekenis toekomt aan het tijdsverloop tussen het instellen van het beroep en de betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv. Die opvatting is onjuist zodat het middel faalt.
2.3. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak, welke in cassatie aanhangig is onder nr. 00209/07, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. De compensatie, tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal worden toegepast in de hoofdzaak. Gelet hierop is er geen aanleiding om in de onderhavige zaak aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 december 2008.