HR, 16-12-2008, nr. 01808/07
ECLI:NL:HR:2008:BF0754
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-12-2008
- Zaaknummer
01808/07
- LJN
BF0754
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BF0754, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BF0754
ECLI:NL:HR:2008:BF0754, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BF0754
- Vindplaatsen
Conclusie 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Het ontbreken van de pleitnota strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens bij het Hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Nr. 01808/07
Mr Machielse
Zitting 9 september 2008
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 21 december 2006 ter zake van 1. primair "poging tot doodslag" en 2."bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging en daarbij gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van één jaar.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt dat de pleitnota bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken ontbreekt, hetgeen tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het arrest van het hof
leidt.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 december 2006 vermeldt:
"De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota."
De hiervoor vermelde pleitnota ontbreekt bij de naar de Hoge Raad gezonden stukken.
Bij brief van 26 juni 2007 zijn de stukken aan de raadsman, mr. G. Spong, verzonden.(1) Bij brief van 19 juli 2007 heeft de raadsman aan de rolraadsheer van de Hoge Raad medegedeeld dat bij de aan hem toegezonden stukken de op 7 december 2006 in hoger beroep overgelegde pleitnotitie van mr. C.G. Th. Van de Weerd ontbreekt en heeft hij verzocht deze pleitnotitie hem alsnog te doen toekomen. Overigens bevindt zich in het dossier nog een brief, gedateerd van 23 juli 2007, dat de stukken aan de raadsman zijn verzonden. Op voornoemde brief van de raadsman van 19 juli 2007 bevindt zich een notitie van een medewerker van de griffie met onder meer de volgende inhoud:
" 24/7 advo. gebeld; pleitnotitie van mr. v/d Weerd zat niet in het dossier. Hoeft niet opgevraagd te worden voor mr. Spong."
Niet blijkt uit het dossier dat na 24 juli (2007) nog enige activiteit is verricht ter opsporing van de pleitnotitie. Twee dagen later, op 26 juli 2007, is de schriftuur houdende onderhavige klacht binnengekomen. De termijn voor het indienen van een schriftuur liep overigens af op 20 augustus 2007.
3.3. Aldus wordt in cassatie geklaagd dat de pleitnotitie ontbreekt, terwijl op een niet veel eerder gelegen, meer aangewezen moment door de raadsman is afgezien van de mogelijkheid het verzuim alsnog te trachten te herstellen.(2) Op grond van het hiervoor weergegevene, waarbij ik met name verwijs naar de inhoud van de notitie van de griffiemedewerker, concludeer ik dat verdachte bij het cassatiemiddel geen belang heeft.(3)
4. Omdat verdachte geen belang heeft bij het enige voorgestelde middel is het cassatieberoep mijns inziens niet ontvankelijk.
5. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Verdachte werd in tweede aanleg vertegenwoordigd door mr. C.G. Th. Van de Weerd. In het dossier bevindt zich een brief van haar hand van 2 mei 2007 met de mededeling dat zij zich terugtrekt als raadsvrouw van cliënt en dat cliënt zijn belangen in de cassatieprocedure door mr. Spong zal laten behartigen. Tevens bevindt zich in het dossier een brief van mr. G. Spong van 28 februari 2007 dat hij als raadsman in cassatie optreedt.
2 Vgl. HR 17 juni 2008, LJN BC9452.
3 Vgl. HR 13 mei 2008, LJN BC6825 en HR 15 februari 2005, NJ 2005, 384, waarin het ontbreken van de pleitnota tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak leidde omdat het verzuim onherstelbaar was.
Uitspraak 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Het ontbreken van de pleitnota strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens bij het Hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
16 december 2008
Strafkamer
Nr. 01808/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2006, nummer 22/006948-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-West, locatie Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsvrouwe bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang in:
"De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota."
2.3. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan of, en zo ja welke verweren ter terechtzitting zijn gevoerd.
2.4. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nu het blijkens bij het Hof ingewonnen informatie, onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 december 2008.