NJ 2009, 117
HR, 18-11-2008, nr. 01498/07
HR 18-11-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD6359
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 november 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
01498/07
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BD6359
- JCDI
JCDI:ADS126046:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BD6359, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑11‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BD6359, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑11‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑08‑2007
- Wetingang
Sr art. 242 en 302; Sv art. 359 lid 2
Essentie
Het Hof, dat het slachtoffer ter zitting in appel als getuige heeft gehoord, is in zijn arrest van het standpunt van de verdediging — onder meer inhoudende dat aan de verklaringen van het slachtoffer dat zij door verdachte is mishandeld en verkracht geen geloof kan worden gehecht omdat deze onbetrouwbaar zijn — afgeweken door deze verklaringen van het slachtoffer tot het bewijs te bezigen. Dit verweer, waarop niet uitdrukkelijk is beslist, vindt ten aanzien van de mishandeling zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Uit een nadere bewijsoverweging kan in voldoende mate worden opgemaakt waarom het Hof de verklaring ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.