NJ 2009, 94
HR, 07-10-2008, nr. 03511/06
HR 07-10-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2774, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 oktober 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
03511/06
- Conclusie
P-G Fokkens
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BD2774
- JCDI
JCDI:ADS126020:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BD2774, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BD2774, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑10‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑05‑2007
- Wetingang
Sr art. 420bis, 420quater, 420ter
Essentie
OM-cassatie. Uit de wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat de wetgever niet heeft beoogd andere beperkingen aan te leggen wat betreft het gronddelict waaruit het voorwerp van de witwashandelingen afkomstig is, dan dat het moet gaan om een misdrijf. Aan zijn oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken, heeft het Hof kennelijk ten grondslag gelegd dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, niet kunnen worden aangemerkt als voorwerpen 'afkomstig van enig misdrijf' in de zin van art. 420bis en 420quater Sr. Dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.
Partij(en)
Arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.