NJ 2009, 107
HR, 07-10-2008, nr. 01951/07
HR 07-10-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3741, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 oktober 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01951/07
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
BC3741
- JCDI
JCDI:ADS126023:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC3741, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC3741, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑10‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑09‑2007
- Wetingang
Sv art. 344 lid 1 sub 3 en lid 2
Essentie
De wijziging van art. 344, eerste lid onder 3°, Sv heeft tot gevolg dat de eis inzake de bewijsbestemming van de in dat artikelonderdeel genoemde geschriften is komen te vervallen en voorts dat de bewijswaarde van een geschrift dat is opgemaakt door een persoon in openbare dienst van een vreemde staat of van een volkenrechtelijke organisatie, is gelijkgesteld aan de bewijswaarde van een gelijksoortig Nederlands geschrift. De Duitse geschriften (processen-verbaal van politie, processen-verbaal van getuigenverhoor door rechter en een technisch rapport) heeft het Hof kennelijk telkens aangemerkt als geschrift in de zin art. 344, eerste lid onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.