HR, 07-10-2008, nr. 00968/07
ECLI:NL:HR:2008:BD4863
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-10-2008
- Zaaknummer
00968/07
- LJN
BD4863
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BD4863, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BD4863
ECLI:NL:HR:2008:BD4863, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑10‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BD4863
- Vindplaatsen
Conclusie 07‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Het Hof heeft geen afzonderlijke overweging gewijd aan hetgeen door verdachte is aangevoerd (inhoudend dat hij t.t.v. een telefoongesprek met een mededader nog niet wist dat de inval met verdovende middelen te maken had). Uit de bewijsmiddelen volgt dat op of omstreeks 9-1-03 door verdachte en zijn mededaders per schip vanuit Thailand een aantal dozen binnen het grondgebied van NL is gebracht. Uit die bewijsmiddelen kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte op genoemd tijdstip wist – voorwaardelijk opzet daaronder begrepen - dat die dozen hennep bevatten. De bewezenverklaring is dus wat betreft verdachtes opzet niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Nr. 00968/07
Mr. Machielse
Zitting 17 juni 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 26 juni 2006 voor "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam, heeft een cassatieschriftuur ingezonden, houdende vier middelen van cassatie.
3.1. Het vierde middel klaagt dat de pleitnotitie die de advocaat op 12 juni 2006 heeft overgelegd en welke aan het proces-verbaal ter terechtzitting zou worden gehecht, zich niet bij de stukken zou bevinden.
3.2. Ik heb de betreffende pleitnotitie wel onder de stukken aangetroffen waarvan de Hoge Raad kennis neemt, zodat deze klacht feitelijke grondslag mist.
4.1. Het derde middel klaagt dat het hof geen beslissing heeft gegeven op verzoek van de verdediging om [betrokkene 8] als getuige te horen.
4.2. Onder de stukken van het dossier bevindt zich een appelschriftuur van 26 mei 2005 waarin een opgave van getuigen onder wie [betrokkene 8]. De appelschriftuur geeft de redenen aan waarom het voor de verdediging belangrijk is om deze getuige te kunnen ondervragen. Het dossier bevat tevens een aanvullende appelmemorie van 27 januari 2006 waarin het hof wordt verzocht om [betrokkene 8] als getuige te horen. Dit verzoek is ook van een motivering voorzien. Ter terechtzitting van 22 februari 2006 is de opgeroepen getuige [betrokkene 8] niet verschenen. De verdediging heeft niet afgezien van het horen van deze getuige en verzocht hem alsnog op te roepen, welk verzoek het hof heeft gehonoreerd. Ook heeft de advocaat van verdachte blijkens een brief van 16 mei 2006 de advocaat-generaal bij het gerechtshof nog eens verzocht om de getuige [betrokkene 8] op te roepen. Bij brief van 23 mei 2006 heeft de AG aan de advocaat van verdachte laten weten niet over te zullen gaan tot het treffen van maatregelen om het voor de getuige [betrokkene 8] mogelijk te maken ter terechtzitting een verklaring af te leggen, omdat de advocaat van [betrokkene 8] heeft laten weten dat deze getuige wel bereid is om naar Nederland te komen maar zich daar, als medeverdachte, op zijn zwijgrecht zal beroepen. Op 12 juni 2006 is het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep hervat.
De getuige [betrokkene 8] bleek wederom niet te zijn verschenen. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van die dag houdt het volgende in:
"De voorzitter doet mededeling van de faxbrief van de raadsman van de verdachte d.d. 16 mei 2006 en de schriftelijke reactie van de advocaat-generaal hierop van 23 mei 2006 betreffende de getuige [betrokkene 8]. In zijn schrijven deelt de advocaat-generaal mede dat door tussenkomst van zijn raadsman [betrokkene 8] heeft laten weten bereid te zijn naar Nederland te komen, maar dat deze zich ter terechtzitting zal beroepen op zijn verschoningsrecht.
Desgevraagd voert de raadsman van de verdachte het woord overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotitie met betrekking tot de getuige [betrokkene 8]. De raadsman overlegt kopieën van de daarin vermelde e-mails.
De advocaat-generaal vordert primair afwijzing van het verzoek tot het alsnog horen van de getuige [betrokkene 8]. Subsidiair stelt de advocaat-generaal het hof voor pas bij arrest op het verzoek te beslissen, nu deze getuige alleen bij een eventuele bewezenverklaring van belang zal zijn.
Desgevraagd deelt de raadsman van de verdachte -zakelijk weergegeven- mede:
Naar aanleiding van het subsidiaire standpunt van de advocaat-generaal ben ik bereid het verzoek tot het horen van [betrokkene 8] voorwaardelijk te doen. Alleen voorzover het hof in raadkamer beslist dat het telefoongesprek tussen cliënt en de getuige [betrokkene 8], waarvan de schriftelijke weergave zich op p. 279 e.v. in het dossier bevindt, als bewijsmiddel gebruikt zal worden, wordt het verzoek gehandhaafd.
Het hof onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat, zoals door de advocaat-generaal en de raadsman voorgesteld, het hof het verzoek tot het alsnog horen van de getuige [betrokkene 8] als voorwaardelijk verzoek zal beschouwen en dat hierop bij arrest zal worden beslist indien het hof de inhoud van het door de raadsman naar voren gebrachte telefoongesprek tussen de verdachte en de getuige [betrokkene 8] als bewijsmiddel zal bezigen."
4.3. Het telefoongesprek waar de advocaat hier op doelt is een inkomend gesprek dat gevoerd is op 17 januari 2003 vanaf 11.05 uur. De transcriptie van het gesprek heeft als nummer T02-05 en is op blz. 279 van het politiedossier weergegeven. Dat gesprek is door het hof niet voor het bewijs gebruikt. Wel is voor het bewijs gebruikt een uitgaand gesprek van dezelfde dag, aanvangstijd 14.07 uur, codenummer T02-05a en weergegeven op blz. 283.
De voorwaarde die vervuld moest zijn wilde de verdediging het verzoek tot het horen van [betrokkene 8] handhaven, te weten dat het hof zou overwegen het telefoongesprek dat is weergegeven op blz. 279 en volgende voor het bewijs te gebruiken, is niet gerealiseerd. De steller van het middel doet het voorkomen alsof het hof de getuige [betrokkene 8] niet heeft opgeroepen omdat deze zich op zijn verschoningsrecht zou beroepen. Deze uitleg getuigt van een verkeerde lezing van de overwegingen van het hof. Het middel betoogt tevens dat het telefoongesprek waar [betrokkene 8] aan heeft deelgenomen en waarover de verdediging de getuige wilde bevragen, wel voor het bewijs is gebezigd. Dat onderdeel mist feitelijke grondslag.
Het middel faalt.
5.1. Het eerste middel klaagt over het bewijs. Uit geen van de bewijsmiddelen zou het bewezenverklaarde opzet met betrekking tot de aanwezigheid van hennep zijn af te leiden. Het tweede middel klaagt dat het hof is afgeweken van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de verdediging en het OM, inhoudende dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken, zonder van die afwijking de redenen te geven. Beide middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
5.2. Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte
"op of omstreeks 9 januari 2003 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk (in dozen per schip vanuit Thailand) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 715 kilogram kg hennep".
5.3. Het verkorte arrest noch de aanvulling met de bewijsmiddelen bevat nadere overwegingen over het in de pleitnota van 12 juni 2006 neergelegde onderbouwde standpunt dat verdachte niets met de hennep in de container te maken had. Kennelijk is het hof van mening geweest dat de bewijsconstructie een afdoende antwoord op dit standpunt zou bevatten.
5.4. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 9 januari 2003 een container uit Thailand in Rotterdam is gelost. Op 13 januari bleek hennep aanwezig te zijn in 39 dozen. Een van de dozen is teruggeplaatst, de rest is uit de container gehaald (bewijsmiddel 2 en 4). Verder bevatten de bewijsmiddelen gegevens over de afhandeling van de vracht en verklaringen van betrokkenen. Bewijsmiddel 11 houdt de transcriptie in van een afgeluisterd telefoongesprek over de onderschepping van het transport van hennep welk gesprek, zoals blijkt uit bewijsmiddel 10, is gevoerd door [betrokkene 3] en [betrokkene 8]. Vermoedelijk is dit telefoongesprek gevoerd op 15 of 16 januari 2003. Bewijsmiddel 13 bevat de weergave van een telefoongesprek waaraan verdachte deelneemt. Hij spreekt met [betrokkene 3]. Het gespreksonderwerp is de vertraging met de afhandeling van de container. Bewijsmiddel 15 geeft de inhoud van het telefoongesprek weer dat gevoerd is op 17 januari 2003. Verdachte belt naar [betrokkene 8], de afzender van de container, die zich in Thailand bevindt. Het gespreksonderwerp is dat er spullen uit de container zijn gehaald en ik vermoed dat erover gesproken wordt dat daarbij 30 politieagenten betrokken waren. Ik geef de inhoud van dit bewijsmiddel weer:
"15. Een als bijlage met codenummer T02-05a (p. 283) bij proces-verbaal met dossiernummer 0026801, codenummer 'Zaaksproces-verbaal' van FIOD/ECD/Zuidwest/ Zeehavenpolitie Rotterdam d.d. 6 maart 2003 gevoegd proces-verbaal van FIOD/ECD Zuidwest, Kantoor Rotterdam, opgemaakt d.d. Il januari 2003 door [verbalisant 8], ambtenaar van de belastingdienst en buitengewoon opsporingsambtenaar, voor zover inhoudend als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
Ik heb op 17 januari 2003 de volgende opgenomen telefoongesprekken uitgeluisterd.
Telefoonnummer 010-4211644, datum 17 januari 2003.
Gesprek nummer 13. Aanvangstijd 14.07. Uitgaand.
Telefoonnummer [telefoonnummer].
NN-man (NNI) belt uit naar NN-man (NN2). Ze begroeten elkaar in de Engelse taal. Het gesprek wordt hieronder woordelijk uitgewerkt.
NNI: zeg ik heb mijn dochter gesproken, hallo, ik heb mijn dochter gesproken
NN2: ja
NNI: nou ja uuh de helft van het personeel is met vakantie
NN2 oh, oh
NNI oh, ja dus uuh
NN2 de baas zelf ook
NNI ja, ja de baas zelf ook (NNI en NN2 moeten hierom lachen) en de onderbaas en daar de baas onder, dus dat ik nogal wat
NN2: nou dat betekent toch dat ze er van overtuigd zijn dat het in Holland fout zit hè
NNI: ja ja dat moet wel, maar ja voor de rest
NN2: hè
NNI: voor de rest weet ik het ook niet uuh [betrokkene 6]
NN2: wat zeg je
NNI: voor de rest weet ik het ook niks, ik weet alleen dat de helft van het personeel pleite is uuh, ze zijn zwaar onderbemand
NN2: wat zitten ze
NNI: ze zijn zwaar onderbemand
NN2: onderbemand
NNI: ja
NN2: hè wat ik zeggen wou, heb je mijn fax nog gezien
NNI: nee maar ik ga er straks even heen
NN2: ooh je bent nog niet geweest nou
NNI: nee, ik ga er straks even heen, even hè
NN2: je moet even kijke of die uuh of die seal daar nog ligt
NNI: ja
NN2: weet je wel, die moet hetzelfde nummer hebben als op die fax staat
NNI: ja ja, ze hebben van alles meegenomen hoor dus uuh, maar goed
NN2: wat
NNI: ze hebben van alles meegenomen
NN2: meen je dat
NNI: jaa uuh, uit het enen één ta.. één tafel hebben ze meegenomen en de rest was er al uit
NN2: oh is is de kit (fonetisch) daar geweest of niet
NNI: ja, saam sit, saam saam sit koen (fonetisch)
NN2: wat zeg je
NNI: saam sit koen (fonetisch)
NN2: wat
NNI: 30 man
NN2: de kit is geweest
NNI: ja 30 man
NN2: zo
NNI: ja
NN2: alsjeblieft hè
NNI: ja ja ja maar er was meer één tafel uuh zat er nog maar in en de rest was pleitte
NN2: jaha, die hebben ze ook meegenomen natuurlijk
NNI: ...(onverstaanbaar) tafel is ook meegenomen ja
NN2: ja nou ja neem maar aan dat ze, dat ze, dat ze het er in Nederland uit gehaald, dus niet hier want dat is hier al nagespit, dat is hier niet gebeurd
NNI: nee dat weet ik wel zeker, hier bedoel ik hier
NN2: ik hoor je heel slecht de lijn is klote nou
NNI: ja, nou dus hier hier is het gejat
NN2: ja
NNI: lijkt mij
NN2: het is daar gebeurd ja
NNI: ja
NN2: ja, als er 30 man bij je binnenkomen dan moeten ze heel wat verwachten. (...) En hou mij ook even op de hoogte als je wil.
NNI: Ja als er wet nieuws is
NN2: Wel voorzichtig want ik weet niet hoe het met deze lijn zit
NNI: Het nummer van mijn moeder heb je niet hè
NNI: Jij weet toch ook nergens van, dus uuuh ja, jouw spullen jouw spullen (gesprek niet te volgen...)"
5.5. Het hof heeft uit dit telefoongesprek, en meer bepaald uit het gedeelte daarvan waarin gesproken wordt over het feit dat er nog maar "één tafel" in zat en dat de rest was meegenomen kennelijk afgeleid dat dit onderdeel van het gesprek gaat over de dozen waarin de hennep was verborgen. Die gevolgtrekking is volgens mij niet onbegrijpelijk omdat ervan mag worden uitgegaan dat de verbalisanten niets anders uit de container hebben meegenomen dan de 39 dozen met hennep, waarvan er één is teruggeplaatst. Voorts wordt de kleur van het gesprek nog versterkt door de opmerkingen over de voorzichtigheid die moet worden betracht omdat [betrokkene 8] niet weet of de telefoonlijn waarover beiden spreken wel veilig is.
Van belang is voorts bewijsmiddel 18, inhoudende een verklaring van [betrokkene 8], die erop neerkomt dat kort na de verscheping van de container vanuit Thailand iemand in Thailand hem heeft medegedeeld dat er dozen met marihuana in die container zijn verscheept.
5.6. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en meer bepaald uit het hiervoor weergegeven telefoongesprek dat als bewijsmiddel 15 in de aanvulling op het verkort arrest is opgenomen, heeft het hof kunnen afleiden dat op het moment van dit telefoongesprek, te weten 17 januari 2003 om 14.07 uur, verdachte ervan op de hoogte was dat de container verdovende middelen bevatte. Maar uit geen van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen valt volgens mij op te maken dat verdachte ook op of omstreeks 9 januari 2003 deze wetenschap al had. Verdachte heeft zelf ter terechtzitting in hoger beroep op 20 februari 2006 gezegd dat hij pas later op 17 januari 2003, ergens in de middag, heeft gehoord dat de inval met verdovende middelen te maken had. Deze bewering wordt niet weersproken door een van gebezigde bewijsmiddelen. De bewijsvoering schiet daarom naar mijn mening tekort.
Het eerste middel lijkt mij in ieder geval terecht te zijn voorgesteld.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak 07‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Het Hof heeft geen afzonderlijke overweging gewijd aan hetgeen door verdachte is aangevoerd (inhoudend dat hij t.t.v. een telefoongesprek met een mededader nog niet wist dat de inval met verdovende middelen te maken had). Uit de bewijsmiddelen volgt dat op of omstreeks 9-1-03 door verdachte en zijn mededaders per schip vanuit Thailand een aantal dozen binnen het grondgebied van NL is gebracht. Uit die bewijsmiddelen kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte op genoemd tijdstip wist – voorwaardelijk opzet daaronder begrepen - dat die dozen hennep bevatten. De bewezenverklaring is dus wat betreft verdachtes opzet niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
7 oktober 2008
Strafkamer
nr. 00968/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 juni 2006, nummer 22/003305-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 13 mei 2005 - de verdachte ter zake van "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en
afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde
bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte op het in de bewezenverklaring genoemde tijdstip wist dat het om hennep ging.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op of omstreeks 9 januari 2003 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk (in dozen per schip vanuit Thailand) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 715 kilogram hennep."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 22 februari 2006, voor zover inhoudende:
"U vraagt mij of ik op enigerlei wijze betrokken ben geweest bij het transport van de hennep vanuit Thailand naar Rotterdam, dan wel bij het transport van Rotterdam naar Ridderkerk. Ik heb op enig moment papieren bij de inklaarder [D] afgegeven. Ik geloof dat het op verzoek van [betrokkene 1] was. Volgens mij heb ik, zoals naar mijn weten gebruikelijk is, de papieren gekregen en afgeleverd voordat het schip met de container in Nederland was aangekomen. Ik heb de papieren in een enveloppe afgegeven bij [D].
[Betrokkene 2] was een goede vriend van mij. [Betrokkene 2] hield zich zakelijk bezig met export. Ik heb [betrokkene 2], met het oog op die zaken, in contact gebracht met [betrokkene 3].
Ik was op de hoogte van het feit dat er een container van [betrokkene 2] onderweg was naar [betrokkene 3]. Al voordat de container in Nederland was aangekomen had ik van [betrokkene 3] vernomen dat deze onderweg was naar Rotterdam.
U confronteert mij met een telefoongesprek tussen mij en [betrokkene 3] op 14 januari 2003. [Betrokkene 3] vertelde mij toen tot tweemaal toe dat de container op donderdag aan zou komen.
Mijn dochter [betrokkene 4] was in die periode werkzaam als cargadoor. Ik heb contact met haar opgenomen. Het was mij bekend dat de container gescand zou worden, dat had ik van [betrokkene 1] gehoord. [Betrokkene 3] vroeg mij waarom het allemaal zo lang moest duren. Ik heb het een en ander aan mijn dochter gevraagd. Je kan zeggen dat ik specifiek interesse toonde in die ene container.
Ik heb voor [betrokkene 2] wel eens een oogje in het zeil gehouden. Het was voor [betrokkene 2] van belang dat de goederen goed werden afgeleverd bij zijn klanten. Dáárop hield ik een oogje in het zeil.
Ik ben op 16 januari 2003 naar [A] gegaan. Toen ik daar aankwam kwam ik [betrokkene 3] tegen. [Betrokkene 3] vertelde mij dat de zaak niet klopte. Hij zei dat de aantallen niet klopten. Ik ben hierop weggegaan.
Ik had een vermoeden dat de inval bij [A] te maken had met verdovende middelen. Het klopt dat ik tegen mijn moeder heb gezegd dat [betrokkene 3] in de verdovende middelen zou zitten. Ik heb aan haar de opmerking gemaakt in de trant van 'wellicht zit [betrokkene 3] in de verdovende middelen'."
b. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op donderdag 9 januari 2003 werd middels het containerzeeschip [B] een container voorzien van het nummer [A 001] binnen Nederland gebracht. Deze container was afkomstig van Bangkok in Thailand en werd gelost in de Europahaven bij ECT Delta terminal op de Maasvlakte te Rotterdam.
Op 13 januari 2003 werden 39 dozen met vermoedelijk hennep afkomstig uit de container [A 002] inbeslaggenomen. Eén doos met vermoedelijk hennep is met toestemming van de officier van justitie teruggeplaatst in de container.
De 38 kartons vermoedelijk inhoudende verdovende middelen zijn door de Douane Surveillancedienst Rotterdam overgebracht naar het kantoor van de douane te Rotterdam. Aldaar zijn de pakketjes vermoedelijk verdovende middelen geteld en gewogen. Van deze partij zijn zes monsters genomen, een klein gedeelte van deze monsters is getest met behulp van testbuisje 8 van de Narco Disposakit, deze reageerde positief voor Marihuana. Drie monsters zijn voor nader onderzoek ter beschikking gesteld van het Nederlands Forensisch Instituut."
c. een proces-verbaal van de Douane, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
"Op 13 januari 2003 bevond verbalisant [verbalisant 3] zich in de loods van de douane scanterminal te Rotterdam om naar aanleiding van scanbeelden de inhoud van container [A 001] aan een nadere controle te onderwerpen. De container was volgens opgaaf beladen met kartonnen dozen inhoudende 'wooden and ceramic ware'. De verbalisant is overgegaan om de inhoud van de kartonnen dozen te controleren. In een van de dozen bevond zich een plastic zak en daarin bevonden zich gesealde pakketten. Vervolgens heeft de verbalisant een geseald pakket meegenomen naar het loodskantoor en een kleine hoeveelheid van de inhoud van dit pakket getest met de narcotest disposakit buisje nummer 8, bestemd voor het testen van hasjiesj en marihuana, deze kleurde positief. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 4] zich naar de terminal begeven met een narcoticahond. Deze reageerde positief op de container. Vervolgens verscheen ter plaatse collega [verbalisant 5], werkzaam bij de FIOD te Rotterdam. De container en inhoud hebben wij ter plaatse aan hem overgedragen."
d. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
"Naar aanleiding van het aantreffen van een partij vermoedelijk verdovende middelen in container [A 001] hebben wij ons op 13 januari 2003 begeven naar de douanescanloods te Rotterdam. Aldaar is de container uitgepakt en gescand met röntgenapparatuur. Hierbij zijn in totaal 39 kartons vermoedelijk verdovende middelen gevonden. Op verzoek van de officier van justitie is door ons één karton inhoudende 20 pakketten vermoedelijk verdovende middelen met een brutogewicht van 21.08 kilogram teruggeplaatst. Dit karton was voorzien van het opschrift product of Thailand, een witte sticker met daarop het nummer 42, een witte sticker met daarop het opschrift Kaufhaus, Hannover Germany via Antwerp, ordernr. [001], lot # [002], Lanna Thup Hom Incense. Tevens is de reguliere lading teruggeplaatst in de container waarna de container is verzegeld. De overige 38 kartons vermoedelijke verdovende middelen zijn door ons inbeslaggenomen. Deze zijn door collega's van de Douane Surveillancedienst overgebracht naar het Douanekantoor aan de Westzeedijk te Rotterdam. Aldaar zijn de pakketjes geteld en gewogen, hierbij zijn 728 pakketten met een totaalgewicht van 715,21 kilogram bevonden. Van deze partij zijn monsters genomen."
e. een rapport van ing. N.W. van der Stelt, vaste gerechtelijke deskundige, voor zover inhoudende:
"Onderzoeksmateriaal ontvangen van FIOD/ECD Rotterdam d.d. 27 januari 2003.
Verzocht werd om een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet. Onderzoeksmethoden voor hennep M2 (microscopie) en M3 (plaatchromatografie). Onderzoeksmateriaal en conclusie:
kenmerk omschrijving conclusie
1a monster bruingroenis hennep plantenmateriaal
1b monster bruingroenis hennep plantenmateriaal
1c monster bruingroenis hennep" plantenmateriaal
f. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
"Naar aanleiding van het aantreffen van een partij vermoedelijk verdovende middelen in container [A 001] hebben wij ons op 13 januari 2003 begeven naar [C], [a-straat 1] te [plaats] teneinde inzage te hebben in het dossier betreffende deze container. Uit dit dossier bleek ons dat de container moest worden vrijgesteld aan [D] B.V.."
g. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
"Naar aanleiding van het aantreffen van een partij vermoedelijk verdovende middelen in container [A 001] hebben wij ons op 13 januari 2003 begeven naar [D] te [plaats] teneinde inzage te hebben in het dossier betreffende deze container. Uit dit dossier bleek dat de container bestemd was voor [A] B.V., [b-straat 1] te [plaats], op hetzelfde adres bereikbaar op telefoonnummer 06-[[...]], [betrokkene 3] en [telefoonnummer] [betrokkene 1]."
h. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de verbalisanten 1025, 1002, 1005, 1007, 1016, 1020 en 1026, voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
"Op 16 januari 2003 werden wij belast met observatiewerkzaamheden naar aanleiding van een onderzoek van de FIOD/ECD Rotterdam contra container nummer [A 001].
Omstreeks 08.21 werd gezien dat er een vrachtwagen van het merk MAN voorzien van het Nederlandse kenteken [AA-00-BB] met daarop een blauwe 20-voets container met het containernummer [A 001] bij het pand arriveerde. Te omstreeks 08.28 werd gezien dat een manspersoon die herkend werd als [betrokkene 3] aan de hand van een door de FIOD verstrekte foto, de chauffeur van de MAN aanwijzingen stond te geven. Te omstreeks 08.30 werd gezien dat de chauffeur van de MAN de deuren van de container opende. Persoon 1 en [betrokkene 3] stonden bij de container.
Er werd rond 08.31 gezien dat [betrokkene 3] een heftruck met daarop een pallet naar de container reed en dat daarop dozen geladen werden. Te omstreeks 08.36, 08.39 en 08.41 werd gezien dat uit de container kratten werden gelost en het pand binnen gereden werden. Omstreeks 11.31 werd gezien dat een man uit het pand kwam welke herkend werd als zijnde [betrokkene 1] aan de hand van een door de FIOD verstrekte foto."
i. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben eigenaar van de onderneming [A] te [plaats]. Mijn bedrijf houdt zich bezig met het importeren van goederen uit Thailand. In Thailand heb ik iemand zitten die de inkoop regelt. Dit betreft ene [betrokkene 2], die in Thailand woonachtig is. [betrokkene 2] koopt in overleg met mij en na aankoop is het de bedoeling dat de gekochte goederen per zeecontainer naar Nederland komen. Ik doe dit al sinds ongeveer een half jaar en vandaag heb ik mijn derde container ontvangen. Ik heb mijn bedrijf gevestigd op de locatie van een ander bedrijf. Dit betreft [A] BV. Dit bedrijf hoort toe aan mijn echtgenote [betrokkene 5]."
j. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"U confronteert mij met het door u afgeluisterde telefoongesprek waarvan ik heb verklaard dat ik dat gesprek met de GSM van [betrokkene 1] met [betrokkene 2] in Thailand heb gevoerd. In de aanvang van het gesprek zegt [betrokkene 2] dat alle dozen waren voorzien van een strip en dat er ongeveer 36 van deze dozen in de container waren geladen met het label Kaufhaus. Ik hoor bij het beluisteren van dit telefoongesprek dat ik [betrokkene 2] bij herhaling antwoord dat ik slechts 1 van deze dozen in de container kan vinden. [betrokkene 2] reageert hierop met 'godverdikke' en de vraag of er in deze ene doos zich wel handel bevindt. Dit wordt door mij bevestigd."
k. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
"Ik heb op 16 januari 2003 de volgende opgenomen telefoongesprekken uitgeluisterd.
Telefoonnummer 06-[...], gespreknummer 13, aanvangstijd 10.40, uitgaand, naar telefoonnummer [telefoonnummer].
Er wordt uitgebeld door NN man (NN1) naar een andere NN man (NN2). Er wordt gebruik gemaakt van de mobiele telefoon van [betrokkene 1]. Het gesprek is woordelijk uitgewerkt.
...
NN2: nou dan weten we het gelijk helemaal zeker, het waren allemaal dozen waar zo'n scrap omheen zit, je weet wel
NN1: ja, ja. Er zat er maar 1 in
NN2: en het waren ongeveer 36 dozen
NN1: ja, maar er zat er maar 1 in
NN2: iedere doos zit een label van Kaufhaus
NN1: ja, maar er zit er maar 1 in
NN2: godverdikkeme jongen, en daar zit ook handel in
NN1: ja
NN2: kristus nog aan toe, dan is dat ook het oponthoud geweest, hebben ze hem leeggehaald hè
NN1: nee, dat kan nooit, maar kijk dat bestaat eigenlijk niet, want dat bestaat nooit dat er 5 kub bij had gekend, hij zat echt helemaal vol, dat ik het grote probleem
......
NN2: en op de achterste, de achterste gedeelte van de container helemaal uitgevloerd.
NN1: ja dat wat niet zo
NN2: godverdomme, ja, ja dan is het de vraag wie dat er uit gehaald heeft, want dan is het er gewoon uitgehaald, duidelijke zaak
NN1: ja, ik denk niet dat, ik denk niet dat, ik denk namelijk niet dat het hier gebeurd is anders had ik allang bericht gehad
......
NN2: ja, kijk, ook als ze het hier eruit gehaald hebben, we kunnen verder geen kant meer op natuurlijk evengoed wat er is hier niemand die zegt je ik heb het eruit gehaald
NN1: nee nee dat begrijp ik, maar
NN2: maar ik, ik ik anders ik vraag me af of het in
Holland wel gebruikelijk is als je die boel eruit haalt en die container doorsturen
NN1: ne en dan 1 ding d'r in laten zitten
NN2: ja
NN1: en die heb ik helemaal nagekeken, er zit niks in, dussuuh, tenminste daar zit geen uuuh
NN2: (praten door elkaar heen)..nog
NN1: jawel, jawel, daar zit spul in, maar ik bedoel er zit geen uuuh zendertje in of zo
NN2: nee
NN1: kijk en die uuh en die uuhn die andere dozen, die uuh laat maar zeggen fopdozen
NN2: ja
NN1: die paar, die paar die jij zei tegen mij die zitten er ook bij
NN2: waarvan ik de nummers genoemd heb
NN1: ja, die zitten 'r in, nummer 18, nummer 44, nummer 42
NN2: ja ja dan hebben ze dat toch op d'r gemak moeten bekijken
NN1: ja
NN2: ik denk, ik denk dat ze uhh ik denk dat ze het in Europa gedaan hebben, en ze weten zelf natuurlijk dat ze weinig houvast hebben, want jij weet van niks en ze kunnen hier niks natrekken. Ze halen het er gewoon uit."
l. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
"Uit diverse tapgesprekken is vastgesteld dat er contact is opgenomen met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [telefoonnummer], het betreffen hier nummers in Thailand. Na het terugluisteren van deze gesprekken heb ik vastgesteld dat de persoon die gebruik maakt van deze telefoonnummers één en dezelfde persoon is. In één van de tapgesprekken wordt deze persoon [betrokkene 6] genoemd."
m. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
"Ik heb op 15 januari 2003 de volgende opgenomen telefoongesprekken uitgeluisterd.
Telefoonnummer 06-[[...]], datum 14 januari 2003.
Gesprek nummer 8. Aanvangstijd 19.03. Inkomend. Telefoonnummer [telefoonnummer]. [Betrokkene 3] wordt gebeld door NN-man. Gesprek wordt hieronder woordelijk uitgewerkt.
A= [betrokkene 3]
N= NN-man
A: hallo
N: al wat gehoord uuh jongen
A: Ja, uuh donderdagochtend is ie bij me
N: Ja, ja, ja, ja nou, ik had net uuh je, hoe heet het, je schoonzus aan de telefoon, dus het hoorde het zachtjes aan, ooh moet allang gebeurd zijn, ze zegt dat kan nooit zo lang duren, ze zegt ze had op dezelfde boot had ze er een stuk of zes die ook er doorheen moesten en ze zegt dat was zondag al gebeurd
A: Ja, nou oké joh, uuh hij komt donderdagochtend dus
N: nou ja dat kan ... (onverstaanbaar)
A: is toch goed
N: ja ja is prima, nou, dan is er waarschijnlijk niets aan de hand
A: nee joh, nee is goed jongen, maar ik spreek je morgen toch nog wel effe of zo
N: ja
A: is goed jongen
N: dag
A: hoi jongen hoi"
n. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"U confronteert mij met een tapgesprek. U zegt dat dit gesprek is genummerd TAP01-01-8. U zegt mij dat dit gesprek op 14 januari 2003 is gevoerd. U zegt mij dat uit stemherkenning is gebleken dat ik dit gesprek met [betrokkene 3] voer en dat ik [betrokkene 3] bel en aan hem vraag of hij al wat heb gehoord waarop [betrokkene 3] zegt: donderdagochtend is ie bij me.
Ik kan mij dit gesprek herinneren. U vraagt mij waarnaar ik in dit gesprek informeer. Mijn belang is dat ik een oogje in het zeil moest houden voor [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]) met betrekking tot de goederen die in de container zitten. [Betrokkene 3] had tegen mij gezegd dat er een container binnen zou komen. Ik heb de papieren bij de [D], de inklaarder, [betrokkene 7], afgegeven. Ik kreeg de papieren van [betrokkene 3] of [betrokkene 1].
U vraagt mij waar het genoemde gesprek precies over gaat.
Met 'schoonzus' bedoel ik mijn dochter [betrokkene 4], die als cargadoor werkzaam is bij [E]. [betrokkene 4] wist dat er in het weekend een stuk of 60 containers van die betreffende boot door de containerscan heen moesten."
o. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
"Ik heb op 17 januari 2003 de volgende opgenomen telefoongesprekken uitgeluisterd.
Telefoonnummer [telefoonnummer], datum 17 januari 2003.
Gesprek nummer 13. Aanvangstijd 14.07. Uitgaand.
Telefoonnummer [telefoonnummer].
NN-man (NN1) belt uit naar NN-man (NN2). Ze begroeten elkaar in de Engelse taal. Het gesprek wordt hieronder woordelijk uitgewerkt.
NN1: zeg ik heb mijn dochter gesproken, hallo, ik heb mijn dochter gesproken
NN2: ja
NN1: nou ja uuh de helft van het personeel is met vakantie
NN2: oh, oh
NN1: oh, ja dus uuh
NN2: de baas zelf ook
NN1: ja, ja de baas zelf ook (NN1 en NN2 moeten hierom lachen) en de onderbaas en daar de baas onder, dus dat ik nogal wat
NN2: nou dat betekent toch dat ze er van overtuigd zijn dat het in Holland fout zit he
NN1: ja ja dat moet wel, maar ja voor de rest
NN2: he
NN1: voor de rest weet ik het ook niet uuh [betrokkene 6]
NN2: wat zeg je
NN1: voor de rest weet ik het ook niks, ik weet alleen dat de helft van het personeel pleite is uuh, ze zijn zwaar onderbemand
NN2: wat zitten ze
NN1: ze zijn zwaar onderbemand
NN2: onderbemand
NN1: ja
NN2: he wat ik zeggen wou, heb je mijn fax nog gezien
NN1: nee maar ik ga er straks even heen
NN2: ooh je bent nog niet geweest nou
NN1: nee, ik ga er straks even heen, even he
NN2: je moet even kijke of die uuh of die seal daar nog ligt
NN1: ja
NN2: weet je wel, die moet hetzelfde nummer hebben als op die fax staat
NN1: ja ja, ze hebben van alles meegenomen hoor dus uuh, maar goed
NN2: wat
NN1: ze hebben van alles meegenomen
NN2: meen je dat
NN1: jaa uuh, uit het enen één ta.. één tafel hebben ze meegenomen en de rest was er al uit
NN2: oh is is de kit (fonetisch) daar geweest of niet
NN1: ja, saam sit, saam saam sit koen (fonetisch)
NN2: wat zeg je
NN1: saam sit koen (fonetisch)
NN2: wat
NN1: 30 man
NN2: de kit is geweest
NN1: ja 30 man
NN2: zo
NN1: ja
NN2: alsjeblieft he
NN1: ja ja ja maar er was meer één tafel uuh zat er nog maar in en de rest was pleitte
NN2: jaha, die hebben ze ook meegenomen natuurlijk
NN1: ...(onverstaanbaar) tafel is ook meegenomen ja
...
NN2: ja nou ja neem maar aan dat ze, dat ze, dat ze het er in Nederland uit gehaald, dus niet hier want dat is hier al nagespit, dat is hier niet gebeurd
NN1: nee dat weet ik wel zeker, hier bedoel ik hier
NN2: ik hoor je heel slecht de lijn is klote nou
NN1: ja, nou dus hier hier is het gejat
NN2: ja
NN1: lijkt mij
NN2: het is daar gebeurd ja
NN1: ja
NN2: ja, als er 30 man bij je binnenkomen dan moeten ze heel wat verwachten. (...) En hou mij ook even op de hoogte als je wil.
NN1: Ja als er wet nieuws is
NN2: Wel voorzichtig want ik weet niet hoe het met deze lijn zit
...
NN1: Het nummer van mijn moeder heb je niet hè
...
NN1: Jij weet toch ook nergens van, dus uuuh ja, jouw spullen jouw spullen (gesprek niet te volgen...)"
p. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb tegen mijn moeder gezegd dat [betrokkene 3] misschien in de verboden spullen zat. Ik bedoel hiermee verdovende middelen."
q. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 8]:
"Ik woon reeds vijf jaar in Thailand. Ik heb mij daar bezig gehouden met de inkoop van artikelen voor klanten in Nederland. U vraagt mij naar mijn bemoeienis met container [A 001], beladen met 230 colli wooden and ceramic ware, welke op 9 januari 2003 in Rotterdam werd gelost. Ik kan mij deze container herinneren. Deze zending heb ik verscheept voor mijn klant [A] te [plaats]. De lading in deze container was geheel bestemd voor [A]. De goederen waren betaald door [betrokkene 3]. Bij aanvang van de lossing van de container en het einde was ik aanwezig. Ik kan u zegen dat ik [A] ken. Als ik aan [A] denk, denk ik aan [betrokkene 3]. [Betrokkene 3] is familie van mijn allerbeste vriend. Deze vriend heet [verdachte]. Ik laat wel eens stickers plakken op artikelen die in een container gaan."
r. een proces-verbaal van de FIOD/ECD, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 8]:
"Op een gegeven moment, dit was kort nadat de container welke bestemd was voor [betrokkene 3] van [A] in [plaats] was verscheept, heeft zich iemand bij mij in Thailand gemeld. Deze persoon had verteld dat er dozen met marihuana waren verscheept in de container bestemd voor [betrokkene 3] van [A] in [plaats]. Deze persoon informeerde naar een partij marihuana welke was verscheept in de container. Ik heb gebeld naar Nederland, met [betrokkene 3], dat er waarschijnlijk een hoeveelheid marihuana naar hem onderweg was. [Betrokkene 3] was niet echt onder de indruk van mijn telefoongesprek aangaande de marihuana welke in de container die voor hem bestemd was was geladen."
3.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 februari 2006 houdt als verklaring van de verdachte onder meer het volgende in:
"U houdt mij voor dat ik op 17 januari 2003 een telefoongesprek met [betrokkene 2] heb gevoerd. Ik heb daarin inderdaad tegen [betrokkene 2] gezegd dat er stront aan de knikker was. Ik had toen namelijk gehoord van de inval van de politie bij [A]. Ik wist toen echter nog niet dat de inval met verdovende middelen te maken had gehad. U houdt mij voor dat ik bij de politie op 30 januari 2003 anders heb verklaard. Dat klopt dan niet. Dat verhoor heeft bijna drie weken na de inval plaatsgevonden. Ik wist ten tijde van het telefoongesprek nog niet dat de inval met verdovende middelen te maken had gehad; dit hoorde ik pas later op die dag, ergens in de middag."
3.5. Het Hof heeft geen afzonderlijke overweging gewijd aan hetgeen door de verdachte is aangevoerd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op of omstreeks 9 januari 2003 door de verdachte en zijn mededaders per schip vanuit Thailand een aantal dozen binnen het grondgebied van Nederland is gebracht. Uit die bewijsmiddelen kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte op genoemd tijdstip wist - voorwaardelijk opzet daaronder begrepen - dat die dozen hennep bevatten.
3.6. Gelet op het vorenoverwogene is de bewezenverklaring wat betreft verdachtes opzet niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.7. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 oktober 2008.