Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 542
HR, 20-05-2008, nr. 00134/07
HR 20-05-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5961
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 mei 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00134/07
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BC5961
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC5961, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑05‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC5961, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑05‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑05‑2007
- Wetingang
Sr (oud) art. 285a
Essentie
Voor strafbaarheid op grond van art. 285a (oud) Sr moet het opzet van de verdachte zijn gericht op de beïnvloeding (van de getuige). Het bewijs van dat opzet is i.c. toereikend.
Samenvatting
Art. 285a (oud) strekt ertoe de vrijheid van personen te beschermen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen. Gelet op de plaats van het bestanddeel ‘opzettelijk’ in de delictsomschrijving moet ervan worden uitgegaan dat vereist is dat het opzet van verdachte mede gericht is op het in die bepaling genoemde beïnvloeding, welk opzet ook uit de gedraging en de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.