RvdW 2008, 530
HR, 13-05-2008, nr. 07/11755 CW
HR 13-05-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC8234
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 mei 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
07/11755 CW
- Conclusie
P-G Fokkens
- LJN
BC8234
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Penitentiair recht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC8234, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑05‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC8234, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2008
- Wetingang
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden art. 1 lid 1 sub c, 2; Verdrag inzake de rechten van het kind art. 3 lid 1, 40 lid 1; EVRM art. 8 lid 2
Essentie
Cassatie in het belang der wet. Uitgangspunt van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: de Wet) is dat bij iedere veroordeelde als bedoeld in art. 2 lid 1 van de Wet celmateriaal wordt afgenomen ter bepaling van zijn DNA-profiel. Afname blijft slechts achterwege in de in art. 2 lid 1 sub b genoemde uitzonderingssituaties. De Wet laat daarnaast geen — generieke — uitzondering toe voor minderjarigen en ook het Verdrag van de rechten van het kind verplicht daar niet toe.
Samenvatting
De HR stelt voorop dat de Wet ertoe strekt gepleegde en eventuele toekomstige strafbare feiten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.