NJ 2008, 421
HR, 01-04-2008, nr. 01943/06 P
HR 01-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BA7255, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 april 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01943/06 P
- Conclusie
wnd. A-G Bleichrodt
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BA7255
- JCDI
JCDI:ADS127095:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BA7255, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BA7255, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑08‑2006
- Wetingang
Essentie
Ingevolge art. 36e, zesde lid, Sr is de rechter gehouden om bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering te brengen. Gelet op de ratio van die bepaling brengt redelijke wetstoepassing mee dat met een ‘in rechte toegekende vordering’ wordt gelijkgesteld een vordering als de onderhavige, die zich hierdoor kenmerkt dat zij is vastgesteld bij een besluit van een bestuursorgaan, dat onherroepelijk is geworden doordat de betrokkene daartegen geen bezwaar of beroep heeft ingesteld. Toepassing van art. 36e, zesde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.