NJ 2008, 452
HR, 18-03-2008, nr. 00830/07
HR 18-03-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC3553, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 maart 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00830/07
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
BC3553
- JCDI
JCDI:ADS125904:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC3553, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑03‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC3553, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑07‑2007
- Wetingang
Sv art. 418 lid 2, 440
Essentie
Verzoek tot het horen van een getuige is afgewezen op een foutief argument, namelijk dat de getuige in aanwezigheid van de raadsman door de rechter-commissaris is gehoord. Hoewel de onjuistheid van dit argument voor de raadsman onmiddellijk kenbaar was, heeft deze vervolgens nagelaten het Hof op evenbedoeld gebrek te wijzen. In die omstandigheden kan in cassatie niet voor het eerst worden geklaagd over de ontoereikendheid van de motivering ter afwijzing van het verzoek.
Samenvatting
Nu het voor de raadsman onmiddellijk kenbaar was dat het hof bij de motivering van zijn beslissing dat het horen van de getuige niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.