NJB 2008, 513
HR, 05-02-2008, nr. 03225/06
HR 05-02-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2922
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 februari 2008
- Magistraten
Mrs. Corstens, Balkema, Van Dorst, Ilsink en Thomassen
- Zaaknummer
03225/06
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
BC2922
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2922, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑02‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2922, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2007
- Wetingang
APV Amsterdamart. 2.3; Sv art. 261; Sv art. 378; Sv art. 395 lid 2; Sv (oud) art. 425 lid 4 aanhef en onder c; Sv art. 425 lid 3; Sv art. 426d; Reg. aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep art. 3
Essentie
Wegens overtreding van art. 2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994 Amsterdam werd de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren en een voorwaardelijke hechtenis van twee weken.
Het eerste middel bevat de klacht dat het hof in zijn arrest niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die de straf heeft bepaald.
De klacht heeft betrekking op de vaststelling door het hof die luidt:
‘Al het vorenstaande overwegende, acht het Hof oplegging van de hierboven vermelde straffen passend en geboden.’
De Hoge Raad legt uit wat het hof bedoeld heeft met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.