NJB 2007, 2296
HR, 06-11-2007, nr. 02474/06 A
HR 06-11-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA7918
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 november 2007
- Magistraten
Mrs. Corstens, Van Dorst, De Savornin Lohamn, Van Schendel en De Hullu
- Zaaknummer
02474/06 A
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BA7918
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht (V)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA7918, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑11‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA7918, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑11‑2006
- Wetingang
Essentie
Wegens opzettelijk handelen in strijd met art. 3 lid 1 onder A van de Opiumlandsverordening 1960 werd in hoger beroep bevestigd het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden met een bijzondere voorwaarde als hierna opgenomen, die, evenals de voorwaardelijke gevangenisstraf gedurende de opgelegde proeftijd van twee jaren zou gelden. Bewezen werd verklaard dat de verdachte cocaïne uit Curaçao had uitgevoerd. De bijzondere voorwaarde luidde als volgt:
‘Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.