NJB 2007, 2188
HR, 23-10-2007, nr. 03368/06
HR 23-10-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA5858
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 oktober 2007
- Magistraten
Mrs. Koster, Ilsink, De Hullu,Thomassen en Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03368/06
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BA5858
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA5858, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑10‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA5858, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑01‑2007
- Wetingang
Essentie
Wegens opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, werd de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf.
In het middel wordt erover geklaagd dat de bewezenverklaring onvoldoende is gemotiveerd nu het hof in een nadere bewijsoverweging een beroep doet op een drietal feiten en omstandigheden die niet blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen terwijl evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid is aangegeven aan welke bewijsmiddelen die feiten en omstandigheden kunnen worden ontleend.
De Hoge Raad zet uiteen wat vereist is als sprake is van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.