HR, 25-09-2007, nr. 03041/06 H
ECLI:NL:PHR:2007:BA7926
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-09-2007
- Zaaknummer
03041/06 H
- LJN
BA7926
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BA7926, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2007; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA7926
ECLI:NL:PHR:2007:BA7926, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA7926
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Herziening. WAM-verklaring.
25 september 2007
Strafkamer
nr. 03041/06 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Arnhem van 19 oktober 2005, nummer 05/640934-05, ingediend door mr. S. Demirtas, advocaat te Nieuwegein, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] in 1938, te dezen domicilie kiezende te Nieuwegein ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", gepleegd op 15 september 2004 met het motorvoertuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB], veroordeeld tot een geldboete van € 450,-, subsidiair negen dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, aangezien uit de aan de aanvrage gehechte bescheiden blijkt dat op 15 september 2004 voor het motorvoertuig met het kenteken [AA-00-BB] wel een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) van kracht was.
3. De conclusie van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Bij de aanvrage is overgelegd een verklaring van 10 november 2005 van Fortis ASR Schadeverzekering N.V., welke verklaring inhoudt:
"Verklaring artikel 34 WAM (...)
Ter voldoening aan het gestelde in artikel 34, lid 2, van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verklaart
naam maatschappij: Fortis ASR Schadeverzekering N.V.
adres: Archimedeslaan 10, 3584 BA Utrecht
code CRWAM: 132
hierbij dat op: 15 september 2004
voor het motorrijtuig voorzien van kenteken: [AA-00-BB]
meldcode: [001]
een verzekering van kracht was welke aan de op die datum door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed, afgesloten onder polisnummer: [002]
en dat het CRWAM, voor zover noodzakelijk, is aangevuld dan wel gecorrigeerd."
4.2. Aan de inhoud van dit stuk, totstandgekomen en afgegeven nadat de Kantonrechter uitspraak had gedaan, valt het ernstige vermoeden te ontlenen, dat de Kantonrechter, ware hij daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Arnhem van 19 oktober 2005;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 september 2007.
Conclusie 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Herziening. WAM-verklaring.
Nr. 03041/06 H
Mr. Fokkens
Zitting: 19 juni 2007
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. Aanvrager van herziening is door de Rechtbank te Arnhem bij vonnis van 19 oktober 2005 ter zake van het "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" veroordeeld tot een geldboete van € 450,-- subsidiair negen dagen hechtenis. Voorts heeft de Rechtbank aan de aanvrager een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van vijf maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Die uitspraak is onherroepelijk nadat het Hof te Arnhem aanvrager op 29 september 2006 niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep tegen dit vonnis.
2. De herzieningaanvraag is ingediend door mr. S. Demirtas, advocaat te Nieuwegein.
3. De aanvraag berust op de stelling dat de auto op de pleegdatum wel verzekerd was. Ter staving van deze stelling is bij de aanvraag een verklaring ex art. 34 WAM gevoegd welke op 10 november 2005 is afgegeven door Fortis ASR Schadeverzekering, inhoudende dat op de pleegdatum 15 september 2004 op naam van aanvrager een motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] was verzekerd.
4. Voornoemde door Fortis afgegeven verklaring, tot stand gekomen en afgegeven nadat de Rechtbank vonnis had gewezen, doet in ieder geval het ernstig vermoeden ontstaan dat de Rechtbank, ware zij daarmee bekend geweest, aanvrager zou hebben vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Vgl. HR 10 oktober 2006, LJN0744, DD2007, 33.2.
5. Ik concludeer dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank van 19 oktober 2005 zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden