HR, 25-09-2007, nr. 02889/06
ECLI:NL:HR:2007:BA7688
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-09-2007
- Zaaknummer
02889/06
- LJN
BA7688
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA7688, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA7688
ECLI:NL:HR:2007:BA7688, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA7688
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑01‑2007
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Betwisting deskundigheid en art. 359.2 Sv. Het hof heeft hetgeen door de raadsman omtrent de deskundigheid van de getuigen-deskundigen kennelijk niet aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt a.b.i. art. 359.2 Sv. Dat oordeel geeft in het licht van de door de getuigen-deskundigen in hoger beroep afgelegde verklaringen, meer in het bijzonder omtrent de door de raadsman i.v.m. hun deskundigheid opgeworpen vragen, en hetgeen de raadsman daartegen uiteindelijk heeft ingebracht geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
Nr. 02889/06
Mr. Machielse
Zitting 12 juni 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte voor "medeplichtigheid aan het tezamen en in vereniging met een of meer anderen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijven wederrechtelijk is" (1 subsidiair), "in het bezit zijn van reisdocumenten waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalste is" (3 primair) en "in het bezit zijn van reisdocumenten waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals is" (4 primair), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk.
2. Mr. M. Steen, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende vier middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt dat na het instellen van cassatie meer dan acht maanden zijn verstreken voordat het dossier bij de griffie van de Hoge Raad is aangekomen.
3.2. Het cassatieberoep is op 12 oktober 2005 ingesteld en het dossier is ter administratie van de Hoge Raad eerst op 18 oktober 2006, dus ruim een jaar later, ontvangen. Aldus is de door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn met ruim vier maanden overschreden.
Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal opgelegde straf kunnen verminderen.
4.1. Het tweede middel klaagt dat het hof het bewijs van de feiten 3 primair en 4 primair heeft aangenomen op grond van onder meer rapporten en verklaringen, opgemaakt respectievelijk afgelegd door personen wier deskundigheid ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging in twijfel is getrokken.
4.2. Het bewijs berust - voor zover hier van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
"13. Het proces-verbaal van politie Rotterdam, nr. 057/2003, documentcode 0304161247.OIG, d.d. 16 april 2003 (als bijlage gevoegd bij het zaaksproces-verbaal Falsificaten II van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304161555.AMB), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], hoofdagent-rechercheur van politie Rotterdam-Rijnmond. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant (p. 1 e.v.):
Op 12 april 2003 werd door de rechter-commissaris te Rotterdam een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in pand [a-straat 1] te [woonplaats]. Door mij, verbalisant, werd een onderzoek ingesteld naar de bij deze doorzoeking in beslag genomen goederen. Hierbij trof ik onder code B.B1.28 het volgende aan:
- Een Irakese identiteitskaart voorzien van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] en een gelijksoortig document welke niet gesealed was.
14. Het proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304220836.AMB, d.d. 22 april 2003 (als bijlage gevoegd bij het zaaksproces-verbaal Falsificaten II van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304161555.AMB), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], hoofdagent-rechercheur van politie Rotterdam-Rijnmond. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant (p.7 e.v.):
Op 22 april 2003 heb ik, verbalisant, ontvangen van [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, Deskundige A documentenonderzoek, werkzaam bij de afdeling Technische Recherche, onderdeel Documentenonderzoek/Falsificaten, een rapport van onderzoek betreffende Irakese documenten, code B.B1.28, welke in beslag waren genomen tijdens de doorzoeking op 12 april 2003 in het perceel [a-straat 1] te [woonplaats]. Dit rapport is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Rapport van onderzoek.
Ik, [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, Deskundige A Documentenonderzoek, werkzaam bij de afdeling Technische Recherche, onderdeel Documentenonderzoek/Falsificaten, verklaar het navolgende.
Ik ontving van [verbalisant 4], werkzaam bij de Regionale Recherche Dienst politie Rotterdam-Rijnmond:
Irakese documenten:
Nationaliteitsbewijs
ID-kaart, nr. [001]
De navolgende kenmerken van valsheid werden aangetroffen:
Nationaliteitsbewijs.
- onderbrekingen in het drukbeeld;
- afwijkende wijze van nummering.
ID-kaart, nr. [001]:
- onderbrekingen in het drukbeeld;
- onvolledige invulling;
- afwijkende lay-out.
Conclusie:
Nationaliteitsbewijs: Vals en/of valselijk verstrekt/verkregen
ID-kaart, nr. [001]: Volledig vals
15. Een geschrift, zijnde een verklaring van onderzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, nr. 0802.05, d.d. 3 mei 2005, opgemaakt en ondertekend door de deskundige [getuige-deskundige 2], gecertificeerd documentenonderzoeker, medeondertekend door [getuige-deskundige 3], deskundige A Documentenonderzoek. Dit rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Omschrijving van het te onderzoeken document:
Soort: Nationaliteitsbewijs
Land: Irak
Afgegeven op: 12-3-1989
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
1. Het document vertoont druktechnisch inhoudelijke afwijkingen.
2. Er zijn afwijkingen zichtbaar in de aangebrachte perforatie.
3. Het productiejaar correspondeert niet met de datum van afgifte van het document.
4. Op het document zijn meerdere zeer slechte afdrukken van inktstempels aangebracht.
Gelet op het bovengenoemde is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt.
Soort: Identiteitskaart
Nummer: [001]
Land: Irak
Afgegeven te: leeg
Afgegeven op: leeg
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
1. Het document vertoont druktechnisch inhoudelijk afwijkingen.
2. Het document is niet voorzien van "handmatig" ingevulde persoons- en overige gegevens.
3. Het document is voorzien van foto en een zeer slechte afdruk van een inktstempel.
Gelet op het bovengenoemde is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt.
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betekent bijna absolute zekerheid.
16. Het proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304241350.V02, d.d. 24 april 2003 (als bijlage gevoegd bij het zaaksproces-verbaal Falsificaten II van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304161555), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 1], beide hoofdagent-rechercheur van politie Rotterdam-Rijnmond. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 24 april 2003 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van verdachte (p. 16 e.v.):
U zegt mij dat bij de huiszoeking aan de [a-straat 1] te [woonplaats] Irakese documenten zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. U toont mij twee kopieën van een Irakees nationaliteitsbewijs. De man op de foto dat ben ik, [verdachte]. Het Irakese nationaliteitsbewijs is van mij. U toont mij een kopie van een Irakese identiteitskaart voorzien van nummer [001]. De man op de foto ben ik, [verdachte]. Deze kaart is van mij. Ik weet dat de kaart niet volledig is.
17. De verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 1].
Deze getuige-deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Er wordt bij een onderzoek gekeken naar de bepaalde modellen en specima. Er dient in ieder geval bepaalde druktechniek te zijn toegepast. Als deze druktechniek reeds ontbreekt hoeven we eigenlijk al niet verder te onderzoeken. Bij het nationaliteitsbewijs en de ID-kaart van de verdachte is dit het geval geweest.
Bij het nationaliteitsbewijs zijn er een tweetal afwijkingen geconstateerd. Ten eerste was er een onderbreking in het drukbeeld. Deze onderbrekingen ontstaan bij de reproductie van het origineel. De onderbrekingen zijn te zien via een microscoop.
Ten tweede behoort het nummer recht te lopen en dat is hier niet het geval. Deze afwijking komt doordat er geen authentiek apparaat is gebruikt. Als dit wel was gebeurd dan had het document strak gelegen en had het nummer dus recht op het document gestaan.
De ID-kaart is niet geheel ingevuld. Alleen hierop al kan worden geconcludeerd dat er hier sprake is van een vals document. Daarbij is er sprake van onderbrekingen in het drukbeeld en zijn er afwijkingen in de lay-out. Ik doel hierbij op een incorrecte stempel en het gegeven dat de afdruk van het nummer van de druktechniek ontbreekt.
18. De verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 3].
Deze getuige-deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Met betrekking tot het nationaliteitsbewijs zijn er verschillende afwijkingen te ontdekken. Zo wijkt de druktechniek af, als ook het documentnummer. Dit nummer had uit zes cijfers moeten bestaan en had een extra teken, bijvoorbeeld NO, moeten bevatten. Daarnaast wijkt het geperforeerde nummer op de foto af.
Hierop kan reeds geconcludeerd worden dat het document vals is.
Ook de ID-kaart van de verdachte had voor mij een bekende verschijningsvorm. Er kan geen relatie tussen de foto en het document vastgesteld worden. Er staan geen gegevens op. De kwaliteit van de zwarte opdruk is erg slecht. Gelet op de serie-indicatie kan dit document niet in Noord Irak zijn uitgegeven omdat deze in deze vorm daar niet werden uitgegeven. Het document mist de kenmerken van de hoogdruktechniek. Voorts is de afdruk van de stempel slecht gedetailleerd.
Het kan een combinatie van stempels zijn geweest. Het is in ieder geval geen originele stempel geweest.
4.3. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de deskundigen [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3] gehoord. De steller van het middel herhaalt wat de advocaat van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep over de betrouwbaarheid van de deskundigen heeft aangevoerd.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte de papieren heeft gekregen van de Iraakse autoriteiten en dat beide deskundigen alleen maar een technisch oordeel hebben geveld over de bescheiden terwijl voor de beantwoording van de vraag of deze bescheiden afkomstig zijn van en gefabriceerd door anderen dan de officiële Iraakse autoriteiten mede rekening moet worden gehouden met de chaos in het land, met de manier waarop mensen, die daarin geen ervaring hebben of daarvoor geen opleiding hebben genoten, proberen het land te besturen en met de ervaringen in andere met name door de advocaat genoemde zaken. Deze betwisting van de betrouwbaarheid van beide deskundigen noopte het hof tot een antwoord wanneer het hof het standpunt niet zou delen, maar zo een antwoord ontbreekt in het arrest of in de aanvulling op het verkorte arrest.
4.4. Ik vermoed dat het tweede middel de strekking heeft een beroep te doen op art. 359 lid 2 Sv voor zover dit het onderbouwde standpunt betreft. Gelet op hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft gepresenteerd wil ik er ook van uitgaan dat hier sprake was van de situatie waarop deze bepaling doelt. Het hof is afgeweken van het onderbouwde standpunt zonder daarvoor uitdrukkelijk in zijn arrest de redenen op te geven. De vraag is of dit verzuim tot vernietiging behoort te leiden. Het geval kan zich immers voordoen dat de uitspraak voldoende gegevens bevat bijvoorbeeld in de gebezigde bewijsmiddelen of dat het ontbreken van een uitdrukkelijke weerlegging, mede in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, waaronder begrepen hetgeen door of namens de verdachte naar voren is gebracht, geen afbreuk hoeft te doen aan de begrijpelijkheid van de beslissing.(1) De vraag is of zich hier deze uitzondering voordoet.
4.5. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn gehoord de deskundigen [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3]. Ik geef de door hen ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen in extenso weer.
"De getuige-deskundige, genaamd [getuige-deskundige 1], geboren op [geboortedatum] 1946, van beroep inspecteur van politie, technisch rechercheur, deskundige A Documentenonderzoek, en domicilie kiezende te Krimpen aan den IJssel, legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
U houdt mij voor dat door de verdediging mijn deskundigheid wordt betwist om in deze zaak conclusies te trekken zoals in het rapport weergegeven. U vraagt mij of ik mijzelf deskundig genoeg acht om documenten uit streken, dan wel landen, als Irak op hun echtheid te kunnen beoordelen.
Ik voel mij deskundig genoeg. Ik houd me al rond de twaalf of dertien jaar full-time bezig met het beoordelen van dit soort documenten. Ik werk bij de afdeling "algemene documenten onderzoek". Ik zie hierdoor allerlei soorten documenten. Bij elkaar worden door ons rond de 1.000 documenten per jaar bekeken. Hieronder bevinden zich naast vele ID-documenten, waaronder documenten uit Irak, ook nationaliteitsbewijzen. In april 2003 had ik zeker al 40 documenten afkomstig uit Irak onderzocht.
Er wordt bij een onderzoek gekeken naar de bepaalde modellen en specima. Er dient in ieder geval bepaalde druktechniek te zijn toegepast. Als deze druktechniek ontbreekt, hoeven we eigenlijk al geen verder onderzoek te doen. Bij het nationaliteitsbewijs en de ID-kaart van verdachte is dit het geval geweest.
U vraagt mij of ik er van op de hoogte zou zijn als er door de administratieve chaos die in Irak heerst gebruik zou zijn gemaakt van een andere druktechniek, bijvoorbeeld op basis van oorspronkelijke druktechnieken.
Ik zou daar dan van op de hoogte zijn. Er is continu contact met de IND. Bij de IND zijn mensen aanwezig die zich enkel, dus full-time, bezig houden met Irakese documenten. Eén van die mensen, [getuige-deskundige 3], heb ik zojuist in de gang gezien. [Getuige-deskundige 2] werkt daar ook.
Indien er bij het NFI te weinig ervaring is met bepaalde documenten worden deze naar de IND gestuurd. Bij de onderhavige documenten had ik echter geen twijfel. Als we twee punten vinden die niet juist zijn, dan zullen wij niet verder onderzoeken.
Ik heb het originele nationaliteitsbewijs en de originele ID-kaart zoals ik die destijds heb onderzocht bij me. Bij het nationaliteitsbewijs zijn er een tweetal afwijkingen geconstateerd. Ten eerste was er een onderbreking in het drukbeeld. Deze onderbrekingen ontstaan bij de reproductie van het origineel. De onderbrekingen zijn te zien via een microscoop.
Ten tweede behoort het nummer recht te lopen en dat is hier niet het geval, al is dit moeilijk te zien op een kopie. Deze afwijking komt doordat er geen authentiek apparaat is gebruikt. Als dit wel was gebeurd dan had het document strak gelegen en had het nummer dus recht op het document gestaan.
U vraagt mij of het mogelijk is dat er andere dan de originele stempels worden gebruikt. Ik kan u zeggen dat als dit het geval zou zijn de IND hiervan dan bericht zou hebben gekregen. De datum 18/4/86, waarschijnlijk de afgiftedatum, klopt in dit geval ook niet met de uitgifte van het model. Het model is namelijk van 1991. Op deze afwijking zijn we echter niet echt ingegaan omdat er reeds twee afwijkingen waren geconstateerd.
Ook met betrekking tot de ID-kaart twijfel ik niet over de conclusies uit het rapport. Niet alleen had het document gelamineerd moeten zijn, maar het document is ook niet geheel ingevuld. Alleen hierop al kan worden geconcludeerd dat er hier sprake is van een vals document. Daarbij is er sprake van onderbrekingen in het drukbeeld en zijn er afwijkingen in de lay-out. Ik doel hierbij op een incorrecte stempel en het gegeven dat de afdruk van het nummer van de druktechniek ontbreekt.
De voorzitter stelt de raadsman, de advocaat-generaal en de oudste en jongste raadsheer in de gelegenheid de getuige-deskundige vragen te stellen.
De getuige-deskundige legt hierop een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De raadsman vraagt mij wat er op de stempel op het nationaliteitsbewijs staat. Dat is voor mij onleesbaar. Ik hoor de tolk verklaren dat er volgens hem Bureau Burgerzaken of iets dergelijks staat.
De raadsman vraagt mij wat er staat op de stempel op de ID-kaart. Ik hoor de tolk zeggen dat het voor hem gedeeltelijk onleesbaar is, maar dat er wel iets staat als Irakese Republiek en Bureau Algemene Zaken. Wij noemen dit ondergronds bedrukken. Er behoren bepaalde gegeven te zijn ingevuld, zoals naam, geboortedatum en naam van de ouders. Op deze kaart is zelfs geen afgiftedatum te vinden. Ik hoor de tolk zeggen dat er op het document geen afgiftedatum staat, maar wel een enkele datum. Datum en afgiftedatum zijn volgens hem twee verschillende woorden. Ik hoor de tolk zeggen dat dit overigens ook het geval was op het nationaliteitsbewijs, waar volgens hem de datum 18 april 1986 staat vermeldt.
Ik ben zelf nog nooit in Irak geweest. Wij hebben ook geen afdeling in Irak zelf. Wij baseren ons voornamelijk op de IND die daar wel contacten heeft.
De raadsman vraagt mij welke autoriteit er bevoegd was tot uitgifte van de documenten. Ik heb daar geen specifieke informatie over. Ik heb daar ook niet naar gevraagd omdat wij al hadden vastgesteld dat de documenten vals waren. De IND geeft ons aan welke druktechniek er moet zijn gebruikt en als dit niet de juiste is dan is het document vals.
De raadsman vraagt mij of ik op de hoogte ben van de verschillende druktechnieken in Irak. Ik ben daarvan op de hoogte. Ik weet dat de druktechnieken in het Westen beter zijn dan in Irak. Er wordt bij de druktechniek naar verschillende maatstaven gekeken. Er wordt door ons niet gekeken naar de politieke achtergronden en de politieke ontwikkelingen in een land zoals bijvoorbeeld Irak. Dit soort gegevens worden ons wel aangeleverd door de tactische recherche, maar wij kijken alleen naar de echtheid van documenten. Er zijn ook geen bestuurlijke contacten in Koerdistan.
De raadsman vraagt mij of ik het niet gevaarlijk vind om onderzoek te doen op een terrein waar ik denk niet thuis te zijn. Nee, ik vind dat niet. Ik kan verantwoorden wat ik waarneem, want daarvoor heb ik gestudeerd. Ik hou me niet bezig met politieke ontwikkelingen omdat dat geen waarde voor mij heeft. De IND houdt zich bezig met eventuele afwijkingen, waarover wij rechtstreeks door hen worden geïnformeerd.
De raadsman vraagt mij of er vaker verweren worden gevoerd samenhangend met de bestuurlijke chaos in Irak.
Volgens mij is dat niet het geval.
De raadsman vraagt mij naar de documenten van [medeverdachte 1]. Het zou kunnen dat hij zich hierop heeft beroepen. Als ik twijfel of een document vals is dan zal ik dat aangeven.
De raadsman vraagt mij wie er bepaalt of een druktechniek 'normaal' is. Ik neem aan dat de IND dat bepaalt. Zij zijn actief bezig met het inzamelen van gegevens.
De raadsman vraagt mij of er een met de IND vergelijkbare instantie in Irak bestaat. Ik ken geen organisatie die de echtheid van documenten daar onderzoekt. Nederland laat dat aan de IND over. Als vergelijkingsmateriaal worden andere Irakese documenten gebruikt. Zo hadden de documenten in de onderhavige zaak in hoogdruk moeten zijn en dat is dus niet het geval.
De advocaat-generaal vraagt mij of er veel ervaring is met Irakese bewijzen, waaronder die uit Koerdistan.
Ik weet niet of er veel ervaring is geweest met bewijzen uit Koerdistan, ik heb alleen een algemeen beeld.
De advocaat-generaal vraagt mij of er vaker dit soort afwijkingen voorkomt. Ik kan u zeggen dat er vaak met de geboortedatum wordt geknoeid en de perforatie klopt ook vaak niet.
De advocaat-generaal vraagt mij of het mogelijk is dat dit soort documenten desondanks officieel worden uitgegeven. Wij baseren ons oordeel op de informatie die ons door de IND wordt gegeven.
De raadsman vraagt mij of ik Arbil en omgeving ken.
Nee. Ik weet ook niet welke autoriteiten daar zitten, dan wel wat voor wettelijk systeem daar geldt."
Met betrekking tot het verhoor van de deskundige [getuige-deskundige 3] houdt het proces-verbaal het volgende in:
"De getuige-deskundige, genaamd [getuige-deskundige 3], geboren op [geboortedatum] 1961, van beroep deskundige A Documenten onderzoek van het IND, domicilie kiezende te Zwolle, legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
Ik zit sinds 1999 in Zwolle. Hiervoor heb ik twintig jaar bij de marechaussee gewerkt, onder meer op het asielzoekerscentrum in Zevenaar. Ik heb bij de IND een opleiding afgerond. Irak is mijn afdeling. [Getuige-deskundige 2] is een directe collega van mij. Wij houden ons nagenoeg alleen met Irakese documenten bezig. Wij zien duizenden documenten per jaar. Ik denk wel tientallen per dag.
Ik ben niet bij het gehele onderzoek naar de onderhavige documenten betrokken geweest. Ik heb de resultaten wel bekeken. Ik heb gekeken of er nog aanvullingen noodzakelijk waren. Ik heb de documenten daarvoor ook zelf onder de microscoop bekeken. Mijn functie was dit keer een soort van controleur.
U vraagt mij of wij zicht hebben op de meerdere provincies in Irak. Ja, dat hebben wij. In 1991 heeft er een schifting plaatsgevonden. Sindsdien werden er geen Irakese documenten meer uitgegeven door de Centrale regering. Bepaalde gebieden zijn toen zelf tot het drukken van documenten overgegaan, welke op detail afwijken.
U vraagt mij of het mogelijk is dat er nadien 'oude' documenten door het kopieerapparaat zijn gegaan. Ik ben van mening dat dit niet het geval is.
De documenten uit Koerdistan zijn te herkennen aan de groene ondergrondkleur met zwarte opdruk. De documenten van de Centrale regering komen in negen verschijningsvormen voor. Die uit Noord Irak in vijf verschijningsvormen.
Ik ben op de hoogte van de staatsinrichting in het noorden van Irak. Ik heb dit in kaart gebracht. Er bestaan drie noordelijke provincies. Door de provincies loopt een politieke grens. Er is een Zwitserse delegatie geweest die heeft onderzocht door welke autoriteiten documenten zijn uitgegeven. Zij hebben geen reproducties aangetroffen. Er zit een bepaalde regelmaat in. Ik bestrijd dan ook dat er op dit gebied een grote administratieve chaos was in Irak. Er werden conform bepaalde regels documenten afgegeven.
Vanaf 1964 is alles in kaart gebracht.
Het nationaliteitsbewijs van de verdachte is een soort document dat ik al vele malen heb gezien. Hij komt qua verschijningsvorm uit een D-serie.
Er zijn verschillende afwijkingen te ontdekken. Zo wijkt de druktechniek af, alsook het documentnummer. Dit nummer had uit zes cijfers moeten bestaan en had een extra teken, bijvoorbeeld NO, moeten bevatten. Daarnaast wijkt het geperforeerde nummer op de foto af.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het document vals is. Wij hebben een specimen verkregen dat zes jaar geleden nog niet voorhanden was.
De perforatiegaten op dit document liggen niet onder elkaar, hetgeen wel had gemoeten. Er is hier een andere perforatietechniek gebruikt, één die niet mechanisch was.
Ook de ID-kaart van de verdachte had voor mij een bekende verschijningsvorm. Er kan geen relatie tussen de foto en het document vastgesteld worden. Er staan geen gegevens op. Het document is waarschijnlijk in noord Irak vervaardigd. De kwaliteit van de zwarte opdruk is erg slecht. Gelet op de serie-indicatie kan dit document niet officieel in noord Irak zijn uitgegeven omdat deze in deze vorm daar niet werden uitgegeven. Documenten met deze serie-indicatie werden wel in Centraal Irak vervaardigd.
Het document mist de kenmerken van de hoogdruktechniek. Voorts is de afdruk van de stempel slecht gedetailleerd.
Het kan een combinatie van stempels zijn geweest. Het is in ieder geval geen originele stempel geweest.
De stempel is bij dit soort onderzoek echter vaak maar bijzaak.
De voorzitter stelt de raadsman, de advocaat-generaal en de oudste en jongste raadsheer in de gelegenheid de getuige-deskundige vragen te stellen.
De getuige-deskundige legt hierop een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De raadsman vraagt mij wie de bevoegde autoriteit is voor de afgifte van documenten als een ID-kaart in en rond Arbil. Volgens mij staat die autoriteit op het document. Ik weet niet wie die autoriteit is. De vertaling geeft geen uitsluitsel. Normaal kan men aan het serie-indicatienummer zien uit welke provincie een document komt.
Er worden twee dingen onderscheiden: de echtheid van het document en de inhoud van het document. Over de inhoud van het document kan alleen de desbetreffende autoriteit in Irak oordelen. Ik hoor de raadsman hiervan akte vragen. Wij kijken voornamelijk naar de technische kant.
De raadsman vraagt mij welke autoriteit in Irak bevoegd is te oordelen over de inhoud van de documenten. Dat zou aan de ambassade moeten worden gevraagd.
Voor zover controleerbaar is de bestuurlijke administratie in Irak op orde. Over politiek ga ik niet. Ik ben ermee bekend dat er plunderingen zijn geweest, waarbij bepaalde serie-indicatienummers zijn weggenomen. Van deze partijen zijn ook documenten reeds teruggevonden. Ik heb geen zicht op de bestuurlijke situatie in Irak, maar dat is naar mijn mening ook niet relevant voor documenten onderzoek.
Van een ID-kaart is geen specimen voorhanden. Met een specimen bedoel ik een origineel door de autoriteit verstrekt document afgegeven ter controle. Vandaar de niet meest verregaande conclusie. Er is geen specimen uit noord Irak voorhanden omdat deze niet werden erkend door de centrale regering in Irak."
Voorts lijkt mij nog van belang hetgeen verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard. Ik citeer:
"Ik heb op een gegeven moment een aanvraag tot gezinshereniging gedaan. Ik heb toen originele papieren aan de IND overgelegd. Zij zeiden mij echter dat deze papieren vals waren. Toen ik daarna valse papieren inleverde zeiden ze niets. Ik ben dus gedwongen valse papieren te gebruiken.
U vraagt mij hoe ik weet of mijn documenten origineel waren. Ik weet dit omdat ik ze van een officiële instantie heb gekregen. Ik heb het allemaal zelf in Irak geregeld.
U houdt mij voor dat ik ter terechtzitting in eerste aanleg anders heb verklaard. Ik heb daar naar waarheid verklaard. Toen ik in Nederland kwam, had ik mijn documenten niet zelf bij me. Ik heb ze pas later toegestuurd gekregen. Maar ik had zelf alles al geregeld in Irak.
U vraagt mij bij welke instantie ik geweest ben. Ik kan u zeggen dat het een speciale instantie voor documenten bij de gemeente was. Ik was toen nog klein, ik kan me het niet goed herinneren. Mijn vader was er in ieder geval bij. Ik denk dat ik ongeveer 25 jaar was.
U houdt mij voor dat ik u geen duidelijk antwoord geef.
Ik kan u zeggen dat je na je 18e jaar een Irakees nationaliteitsbewijs moet hebben. Als je geboren wordt, moet je worden geregistreerd. Er zijn echter veel problemen geweest.
U vraagt mij nogmaals wie de documenten in handen heeft gekregen toen deze werden afgegeven. Ik geloof mijn vader, maar ik was er wel bij want je moet in persoon verschijnen.
U vraagt mij waarom mijn vader mee moest terwijl ik al 25 jaar oud was. Ik had u net verkeerd begrepen. Als je 18 wordt moet je een nationaliteitsbewijs ophalen.
U vraagt mij waarom de ID-kaart niet ingevuld was. Ik had die kaart van mijn broer gekregen. Ik heb dat al vaker verklaard. Bij de afgifte van deze kaart ben ik niet zelf aanwezig geweest. Ik heb mijn broer gevraagd beide documenten naar mij in Nederland op te sturen. Dat er alleen een foto op mijn ID-kaart staat is heel normaal bij ons. Het belangrijkste is de stempel. De gegevens kunnen later worden ingevuld. (etc.)"
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij in maart 1997 naar Nederland is gekomen.
4.6. Mijns inziens bieden de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en de inhoud van het verhandelde ter terechtzitting, zoals weergegeven in het proces-en verbaal daarvan, voldoende houvast om de beslissing van het hof om de verklaringen van de deskundigen voor het bewijs te gebruiken begrijpelijk te maken.
Ik stel daarbij voorop dat de verdediging mijns inziens een onevenredig zware nadruk legt op de noodzaak voor degenen die de echtheid van papieren controleren om te weten wie deze papieren hebben uitgegeven. Als dergelijke bewijzen van identiteit moeten voldoen aan bepaalde technische eisen zal aan de hand van de controle of daaraan voldaan is kunnen worden bepaald of er sprake is van een falsificaat. Als een Nederlands paspoort een donkerrode kaft moet hebben en er wordt een Nederlands paspoort aangeboden met een roze kaft, hoeft de controlerende ambtenaar in het buitenland niet te weten welke instantie in Nederland bevoegd is tot het uitgeven van paspoorten om tot de conclusie te kunnen komen dat dit exemplaar vals is. Hetzelfde geldt andersom voor de Nederlandse ambtenaar.
Verdachte heeft verklaard sinds 1997 in Nederland te verkeren. Voorts heeft hij verklaard dat de IND originele papieren, die hij had aangeboden in het kader van een aanvraag tot gezinshereniging, als vals heeft aangemerkt en dat hij zich daarna gedwongen voelde van valse papieren gebruik te maken. Ik neem aan dat de verdachte deze eerst aangeboden identiteitspapieren niet heeft teruggekregen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de in de onderhavige zaak in beslag genomen identiteitsbewijzen al heel lang geleden heeft gekregen. In de door verdachte geschilderde toedracht zou hij dus beschikt hebben over twee sets echte identiteitsbewijzen; de papieren die hij heeft aangeboden in het kader van zijn aanvraag voor gezinshereniging en de papieren die in de onderhavige zaak zijn gevonden.
De deskundige [getuige-deskundige 1] heeft gewezen op de datum van 18 april 1986 op het nationaliteitsbewijs en uitgelegd dat op die datum een ander model voor het nationaliteitsbewijs was voorgeschreven. De deskundige [getuige-deskundige 3] heeft verklaard dat vanaf 1964 alles in kaart is gebracht en dat het nationaliteitsbewijs dat bij verdachte is aangetroffen een soort document is dat hij al vele malen heeft gezien. Ook deze deskundige heeft gewezen op de afwijkingen qua druktechniek en benummering. Uit bewijsmiddel 15 blijkt onder meer dat het identiteitsbewijs geen afgiftedatum of afgifteplaats vermeldt. Voorts hebben beide deskundigen uitgebreid verklaard over hun ervaringen met de controle van de identiteitsbewijzen uit Irak en over de afwijkingen die de bij verdachte aangetroffen bewijzen hadden van de modellen die hun bekend zijn. Hetgeen verdachte heeft verklaard over de verkrijging van de identiteitsbewijzen strookt niet met hetgeen de advocaat ter terechtzitting heeft betoogd. De advocaat heeft er namelijk op gewezen dat in de woelige periode in de negentiger jaren onduidelijkheid bestond met betrekking tot het gezag dat verantwoordelijk was voor de uitgifte van identiteitsbewijzen in Irak. Maar het nationaliteitsbewijs bijvoorbeeld noemt als datum 12 maart 1989 en/of 18 april 1986. In die tijd zou er van de door de advocaat aangewezen chaos op het gebied van het verstrekken van papieren in Irak nog geen sprake zijn geweest.
Op grond van het bovenstaande ben ik van oordeel dat het ontbreken in het arrest van de redenen die tot afwijkingen van het onderbouwde standpunt van de verdediging hebben geleid niet tot vernietiging aanleiding behoeft te geven.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
5.1. Het derde middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de bij hem aangetroffen reisdocumenten vals waren.
Niet is gebleken dat ter terechtzitting een bewijsverweer dienaangaande is gevoerd.
5.2. Het hof heeft kennelijk uit de inhoud van gebezigde bewijsmiddelen en meer bepaald uit de inhoud van de verklaringen die de deskundigen over de gebreken in de reisdocumenten hebben afgelegd geconcludeerd dat ook verdachte moet hebben kunnen weten dat deze documenten vals waren. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij wist dat de identiteitskaart niet volledig was. Daaruit heeft het hof kunnen concluderen dat verdachte ervan op de hoogte was dat er aan die identiteitskaart in ieder geval een gebrek kleefde.
Het hof heeft mijns inziens het bewijs van de culpa ten aanzien van valsheid uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. In cassatie is geen plaats voor een verdergaande toetsing.
Het middel faalt.
6.1. Het vierde middel komt op tegen de bewezenverklaring van feit 1 voor zover inhoudende dat er van winstbejag sprake zou zijn geweest. De verdediging heeft aan het hof een onderbouwd standpunt voorgelegd, waarvan het hof is afgeweken zonder daarvoor de redenen op te geven. Dat standpunt komt erop neer dat verdachte slechts een vriendendienst heeft bewezen en zelf niet uit winstbejag heeft gehandeld. Dit standpunt heeft het hof verworpen zonder de redenen voor afwijking in het arrest op te nemen. De vraag rijst of dit verzuim tot vernietiging behoort te leiden.
6.2. Bewezenverklaard is dat verdachte [medeverdachte 1] en zijn mededaders, die handelden uit winstbejag, behulpzaam is geweest en niet dat hij zelf [betrokkene 1] behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland. Voor medeplichtigheid is niet vereist dat de medeplichtige zelf aan alle vereisten van de delictsomschrijving voldoet. Het gaat er slechts om of men het misdrijf van een ander heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd.
Het winstbejag dat is vereist in het eerste lid van artikel 197a (oud) Sr is een persoonlijke strafbepalende omstandigheid voor dat misdrijf. Het is geen persoonlijke omstandigheid die onder de werking van artikel 50 Sr valt. Bewezen is dat [medeverdachte 1] en zijn kompanen een organisatie vormden die mensen smokkelde uit winstbejag. Omdat de verdachte wist dat voor het verblijven in Nederland van genoemde [betrokkene 1] betaald moest worden was zijn opzet er op gericht dat de anderen uit winstbejag handelden. Het middel gaat dus uit van een verkeerde uitleg van de tenlastelegging en bewezenverklaring.
Als verdachte enkel ervan zou zijn beschuldigd dat hij de vreemdeling opzettelijk behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland had moeten worden bewezenverklaard dat hij dat uit winstbejag had gedaan. Maar dat verwijt is verdachte niet gemaakt. Ik moet overigens wel toegeven dat het voor de leek een juridische haarkloverij zal lijken om een onderscheid te maken tussen degene die zelf en op eigen houtje een vreemdeling helpt bij het verblijf in Nederland en degene die anderen, die uit winstbejag opereren, helpt om een vreemdeling in Nederland te laten verblijven. Maar men dient in het oog te houden dat de laatste persoon een bijdrage levert aan de activiteiten van op winstbejag gerichte smokkelorganisaties. Daarom is het gerechtvaardigd zo een onderscheid te maken.
Ten onrechte heeft het hof verzuimd te reageren op het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat door het hof niet is aanvaard, maar dat behoeft niet tot vernietiging te leiden omdat het onderbouwde standpunt uitgaat van een onjuiste lezing van de tenlastelegging en bewezenverklaring.
Het vierde middel is tevergeefs voorgesteld.
7. Het eerste middel is gegrond en dient te leiden tot strafvermindering. De overige middelen, waarvan het derde naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering kan worden verworpen, zijn vruchteloos voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
8. Deze conclusie strekt ertoe dat de opgelegde straf zal worden verminderd en het beroep voor het overige zal worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR 11 april 2006, NJ 2006, 393 m.nt. Buruma.
Uitspraak 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Betwisting deskundigheid en art. 359.2 Sv. Het hof heeft hetgeen door de raadsman omtrent de deskundigheid van de getuigen-deskundigen kennelijk niet aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt a.b.i. art. 359.2 Sv. Dat oordeel geeft in het licht van de door de getuigen-deskundigen in hoger beroep afgelegde verklaringen, meer in het bijzonder omtrent de door de raadsman i.v.m. hun deskundigheid opgeworpen vragen, en hetgeen de raadsman daartegen uiteindelijk heeft ingebracht geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
25 september 2007
Strafkamer
nr. 02889/06
SY/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 oktober 2005, nummer 22/005358-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 14 juli 2004 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 subsidiair "medeplichtigheid aan het tezamen en in vereniging met een of meer anderen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is", 3 primair "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is" en 4 primair "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals is" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch enkel voor zover het de daarbij opgelegde straf betreft, tot vermindering van die straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Bewezenverklaring en gebezigde bewijsmiddelen
3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1 subsidiair.
een persoon genaamd [medeverdachte 1] in de periode van 28 maart 2003 tot en met 12 april 2003 te Rotterdam en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen een persoon genaamd [betrokkene 1] uit winstbejag opzettelijk behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland hebbende hij, [medeverdachte 1], en/of zijn mededader(s)
-die [betrokkene 1] laten verblijven in een woning te [woonplaats] gelegen aan de [a-straat 1] en
-informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt omtrent de organisatie en/of de uitvoering van de reis van die [betrokkene 1] van Nederland naar Zweden en
-informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt omtrent de door hem, [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) voor de reis van die [betrokkene 1] te ontvangen vergoeding en
-aan die [betrokkene 1] geld gevraagd/laten vragen (te weten 1000 euro en 100 euro) om die [betrokkene 1] van Nederland naar Zweden te (laten) brengen en
-een persoon genaamd [betrokkene 2] benaderd/laten benaderen teneinde deze [betrokkene 1] van Nederland naar Zweden te vervoeren en
-die [betrokkene 1] met een auto vervoerd naar een plaats waar die [betrokkene 1] is overgedragen aan [betrokkene 2] en
-die [betrokkene 1] met een bestelbusje vervoerd/laten vervoeren over Nederlands grondgebied in de richting van Duitsland en Zweden,
terwijl die persoon genaamd [medeverdachte 1] en zijn mededader(s) wist(en), althans ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was,
bij het plegen van welk misdrijf, hij, verdachte, in de periode van 28 maart 2003 tot en met 12 april 2003 te Rotterdam en elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [betrokkene 1] voor en/of gedurende diens reis naar Nederland en/of in Nederland aanwijzingen te geven over de naar Rotterdam te volgen reisroute en
- die [betrokkene 1] op te laten halen op een plaats in Rotterdam en
- (vervolgens) die [betrokkene 1] te (laten) brengen naar een (tijdelijke) (verblijf)plaats in [woonplaats], te weten een woning gelegen aan de [a-straat 1] en
- die [betrokkene 1] te laten verblijven in die woning te [woonplaats], gelegen aan de [a-straat 1] en
- informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken omtrent de organisatie en/of uitvoering van de reis van die [betrokkene 1] van Nederland naar Zweden en
- informatie uit te wisselen omtrent de voor de reis van die [betrokkene 1] te ontvangen vergoeding.
3 primair.
hij op 12 april 2003 te Rotterdam in het bezit was van een reisdocument, te weten een Iraaks nationaliteitsbewijs, waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat het zogeheten drukbeeld van dat nationaliteitsbewijs onderbrekingen bevatte en van een afwijkende wijze van nummering was voorzien.
4 primair.
hij op 12 april 2003 te Rotterdam in het bezit was van een reisdocument, te weten een Iraakse identiteitskaart (voorzien van het nummer [001]), waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals was, bestaande de valsheid hieruit dat op deze identiteitskaart het zogeheten drukbeeld van die identiteitskaart (op meerdere plaatsen) was onderbroken en de gegevens onvolledig waren ingevuld en de zogeheten lay-out afwijkend was."
3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik word ook wel [verdachte] genoemd. Ik ken een persoon genaamd [betrokkene 1]. Ik ken hem nog vanuit Irak. Ik ken zijn broer ook, [betrokkene 3], evenals [medeverdachte 1]. [Betrokkene 4] kwam vaak bij mij thuis.
In 2003 woonde ik aan de [a-straat 1] in [woonplaats]. In april van dat jaar heeft [betrokkene 1] bij mij gelogeerd. [Betrokkene 3] had hier van tevoren over gebeld. [Betrokkene 3] had gezegd dat [betrokkene 1] vanuit Engeland naar Nederland zou komen. Ik wist dat [betrokkene 1] geen officiële papieren bij zich had en dat hij dus eigenlijk niet in Nederland mocht zijn. [Betrokkene 1] kwam aan in Rotterdam. Hij belde vanaf het Centraal Station. Ik had die dag iemand op bezoek. Ik had geen strippenkaart om [betrokkene 1] van het station te halen. Ik heb toen mijn gast gevraagd of hij [betrokkene 1] van het station kon halen en naar mijn woning kon brengen. Toen bleek dat [betrokkene 3] niet naar Nederland zou komen om [betrokkene 1] te halen, vertelde [medeverdachte 1] dat hij mensen kende die ervoor konden zorgen dat [betrokkene 1] in Zweden zou komen. [Medeverdachte 1] heeft met [betrokkene 3] gebeld. Ik heb begrepen dat die mensen 1.000 euro vroegen. [Betrokkene 4] was ook aanwezig.
[Betrokkene 3] had mij gevraagd of ik kon helpen [betrokkene 1] naar Zweden te brengen. [Medeverdachte 1] vertelde mij dat hij wel wat mensen kon regelen.
U houdt mij gedeeltes uit een telefoontap op 28 maart 2003 voor.
Ik ben in deze tap in gesprek met [betrokkene 1].
U houdt mij voor dat ik in die tap tegen [betrokkene 1] zeg dat ik hem weg zal sturen. Ik bedoelde daarmee dat ik hem zou helpen om in Zweden te komen.
Ik heb [medeverdachte 1] gevraagd [betrokkene 1] te helpen toen ik van hem hoorde dat hij mensen kende die ervoor konden zorgen dat [betrokkene 1] in Zweden zou komen.
Het is mogelijk dat ik gesproken heb over bedragen en zelfs een rekeningnummer aan [betrokkene 3] heb doorgegeven.
Ik was bereid het geld in ontvangst te nemen en het aan [medeverdachte 1] te overhandigen.
De betaling aan [medeverdachte 1] heeft in mijn huis plaatsgevonden.
[Betrokkene 1] heeft een tijdje bij mij thuis verbleven. Ik wist dat de persoon die ervoor zou zorgen dat [betrokkene 1] naar Zweden kon, hiervoor geld zou krijgen.
Mij was verteld door één van de broers dat [betrokkene 1] naar Zweden wilde om daar asiel aan te vragen."
2. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Mij werd gevraagd om [betrokkene 1] onderdak te verschaffen. De broer van [betrokkene 1], [betrokkene 3], was van plan om hem vanuit Zweden te komen ophalen, maar dat lukte niet. Ik wist ervan. [Medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij iemand kon regelen om [betrokkene 1] naar Zweden te brengen. Ik wist dat er geld door [betrokkene 1] betaald moest worden. Er werd ook in mijn huis over gesproken. Daarbij was ik soms aanwezig."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik woon alleen op het adres [a-straat 1] te [woonplaats]. [Betrokkene 1] logeert bij mij sinds afgelopen woensdag, of een dag ervoor. Ik ken de familie van [betrokkene 1]. Zij komen uit dezelfde stad als waar ik geboren ben. [Betrokkene 1 zijn] vader was mijn leraar op school in [plaats A]. Ik weet dat [betrokkene 1] nog twee broers en een zus heeft. Een broer van [betrokkene 1], die ik ken als [betrokkene 3], woont in Zweden. Ongeveer een week geleden werd ik gebeld door [betrokkene 3] uit Zweden. [Betrokkene 3] zei tegen mij dat zijn broer [betrokkene 1] vanuit Engeland naar Nederland zou komen. [Betrokkene 1] wilde via Nederland naar Zweden reizen om daar asiel aan te vragen. [Betrokkene 3] vroeg aan mij of [betrokkene 1] bij mij mocht logeren voor de tijd dat hij in Nederland zou zijn. Ik heb [betrokkene 3] gezegd dat dit geen probleem was. Ik heb tegen [betrokkene 3] gezegd dat ik zou navragen of iemand [betrokkene 1] naar Zweden kon brengen.
Afgelopen dinsdag of woensdag belde [betrokkene 1] mij dat hij naar Nederland kwam. [Betrokkene 1] is door een vriend van mij van het Centraal Station in Rotterdam opgehaald die hem vervolgens bij mij bracht. Sinds die tijd logeerde [betrokkene 1] bij mij. Ik heb aan [medeverdachte 1] gevraagd of iemand [betrokkene 1] naar Zweden kon brengen. Tijdens een bezoek heeft [medeverdachte 1] met vrienden van hem gebeld om af te spreken hoe en wanneer [betrokkene 1] naar Zweden gebracht zou worden.
[Medeverdachte 1] zei dat hij [betrokkene 1] vanochtend, op 12 april 2003, omstreeks 6.00 uur zou ophalen om hem naar Zweden te brengen."
4. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Mijn naam is [betrokkene 1].
Ik ben uit Irak gevlucht en via mensensmokkelaars in Engeland terechtgekomen. Mijn broer [betrokkene 3] woont in Zweden en ik wilde naar hem toe. Mijn broer [betrokkene 3] had mij verteld dat ik naar Nederland moest reizen en dat hij dan zou zorgen dat ik naar Zweden kon komen. Mijn broer heeft mij verteld dat hij [medeverdachte 1] zou bellen en dat [medeverdachte 1] mij zou ophalen van het treinstation te Rotterdam. [Medeverdachte 1] is een mensensmokkelaar. Toen ik op het Centraal Station te Rotterdam stond, heb ik mijn broer opgebeld. Ik heb mijn broer gevraagd om het telefoonnummer van [verdachte]. Ik ken [verdachte] nog uit Irak. [Verdachte] vond het goed dat ik bij hem zou verblijven totdat ik naar Zweden zou vertrekken. [Verdachte] woont in [woonplaats]. Bij [verdachte] thuis verbleef ook een persoon die ik ken als [betrokkene 4].
[Medeverdachte 1] vroeg mijn broer om 1.000 euro voor mijn reis naar Zweden. Mijn broer stemde hiermee in. Later vertelde [medeverdachte 1] dat ik wel 200 euro meer zou moeten betalen. Ik wilde wel 100 euro meer betalen.
Vanmorgen werd ik vanaf het huis van [verdachte] door [medeverdachte 1] opgehaald met een zwarte Opel. [Medeverdachte 1] bracht mij naar zijn huis, waar ik in een zwarte Mercedes bus stapte. De chauffeur was een Turkse man, [betrokkene 2] genaamd.
Ik verblijf illegaal in Nederland. [Medeverdachte 1], [betrokkene 4] en [verdachte] wisten dit."
5. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Ik word vaak [betrokkene 4] genoemd. Ik heb een zoon in Zweden genaamd [betrokkene 5]. [Medeverdachte 1] is bij [verdachte] geweest, die woont aan de [a-straat 1] in [woonplaats]. Ze spreken met elkaar in de Koerdische taal en ik kan dit verstaan. Ik heb 1.000 euro aan [verdachte] gegeven. Het geld zou eigenlijk gestort worden, maar ik zei tegen [verdachte] dat ik iemand ken in Zweden zodat het sneller zou gaan. Ik weet dat er iemand uit Rotterdam naar Zweden gesmokkeld zou worden. U laat mij een afgeluisterd gesprek horen. Ik herinner mij dit gesprek. Het ging over [betrokkene 1] en dat ik dat geld zou geven. Ik weet dat er iemand in het huis van [verdachte] was die weg moest en ik weet dat er iemand was die [betrokkene 1] was. Ik heb voor geld gezorgd. Ik weet dat [betrokkene 1] degene was die naar Zweden moest en dat ik daarvoor geld heb betaald. Mijn aandeel in de smokkel van [betrokkene 1] is dat ik geld geregeld heb."
6. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als vertaling van een op 28 maart 2003 opgenomen telefoongesprek tussen [verdachte] (SI) en [betrokkene 1] uit Engeland (RE):
"RE:Spreek ik met [verdachte]?
SI: Ja
RE: Je spreekt met [betrokkene 1], de broer van [betrokkene 3].
[Betrokkene 3] die in Zweden woont, bij je broer [betrokkene 6]. Ik ben in Engeland.
SI: Ben je de zoon van [betrokkene 7]?
Re: Ja.
RE: Hebben zij jou gebeld over mij?
SI: Nee, nog niet.
RE: Ik heb vernomen dat er een persoon is in Nederland die de klanten wegbrengt naar Zweden.
SI: Ja, wie is er? Is er iemand?
RE: Ik wil zelf naar Zweden gaan.
SI: Dat is goed. Kom hierheen. Kom naar Rotterdam. Ik zal je wegsturen, oké. Als je in Frankrijk instapt, moet je richting Rotterdam nemen."
7. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als vertaling van een op 5 april 2003 opgenomen telefoongesprek tussen [verdachte] (SI) en [betrokkene 3]:
"RE: Ik ben de broer van [betrokkene 1], de zoon van [betrokkene 7]. [Betrokkene 1] is vandaag aangekomen in Frankrijk.
SI: Zeg tegen hem dat hij richting Rotterdam moet nemen. Hij moet mij opbellen.
RE: Is er een mensensmokkelaar daar of moet ik hem zelf komen ophalen?
SI: Ik zal het voor je regelen."
8. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Afgelopen donderdagavond ben ik naar het huisadres van [medeverdachte 1] gegaan, omdat hij mij wilde spreken. [Medeverdachte 1] vertelde mij dat er iemand was die naar Zweden gebracht moest worden en hij vroeg mij of ik dit wilde doen. [Medeverdachte 1] heeft een routebeschrijving vanuit Nederland naar Helsingsborg in Zweden geschreven.
Ik moest de te vervoeren persoon hier naartoe brengen. Ik zou de persoon wegbrengen met mijn Mercedes-bus. Op 12 april 2003 kwam ik aan bij het huis van [medeverdachte 1] in [woonplaats] met mijn Mercedes bus. Ik ben in mijn bus blijven wachten. Na enige tijd kwam [medeverdachte 1] aanrijden met zijn auto, een donkerkleurige Opel. Ik zag dat [medeverdachte 1] uitstapte en dat er aan de passagierszijde een jongen uitstapte. Zij liepen naar mijn bus toe, waarna de jongen bij mij in de bus stapte. Wij vertrokken. Dit is dezelfde jongen die samen met mij is aangehouden. Ik realiseerde me dat de jongen, die ik vervoerde, illegaal was."
9. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als vertaling van een op 6 april 2003 opgenomen telefoongesprek tussen [verdachte] (SI) en [betrokkene 3]:
"S: [Betrokkene 1] is bij me aangekomen. Als jullie het eens worden, dan kunnen wij hem morgen weg laten brengen.
[Betrokkene 1] komt aan de lijn en spreekt [betrokkene 3].
[betrokkene 1]: Ik heb net [medeverdachte 1] gesproken. [Medeverdachte 1] zei: "Als wij het eens worden, dan stuur ik je morgen naar Zweden". Maar hij vraagt 1.000 euro.
[betrokkene 3]: Ik geef je mijn paspoort.
[betrokkene 1]: Ik weet het niet, omdat de oppak mogelijkheid in Duitsland reëel is, ik ben bang voor de controlepunten.
[betrokkene 3]: Ik koop een slaapplaats voor je.
[Verdachte] spreekt met [betrokkene 3].
R: Ik geef hem mijn paspoort.
S: Kan hij ermee door?
R: Ik weet het niet, ik heb hem al vijf jaar niet gezien.
S: Er is veel verschil tussen jullie beiden.
R: Of kan ik een ander paspoort voor hem meenemen.
S: Je moet ook weten dat dat niet de prijs van [medeverdachte 1] is. Omdat ik het aan hem had gevraagd heeft hij ons 200 euro korting gegeven.
R: Je bedoelt dat het normaal hoger is?
S: Ja natuurlijk, veel meer.
[Betrokkene 3] wil weten hoe hij het geld hierheen kan krijgen. [Verdachte] zegt dat [betrokkene 6] het adres van [verdachte] heeft. [Betrokkene 3] kan het geld ook via Western Union overmaken.
R: Wanneer sturen jullie hem weg?
S: Als je snel beslist, dan kan hij morgen vertrekken."
10. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als vertaling van een op 6 april 2003 opgenomen telefoongesprek tussen [verdachte] (SI) en [betrokkene 3]:
"[Betrokkene 3] zegt dat hij het geld overmorgen wil overmaken.
SI: Je moet het morgen voor [medeverdachte 1] opsturen. Ik zal tegen je zeggen hoe je het moet opsturen. Vanuit Helsenborg (fon) kopen wij een ticket voor hem, zodat hij naar Malmö kan gaan.
RE: Hoe zal hij komen?
SI: Hij zal met de auto weggebracht worden. Hij wordt via de route Helsenborg (fon) weggebracht.
RE: Hij zal niet aangehouden worden, toch? Dan zal ik morgen het geld opsturen."
11. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als vertaling van een op 6 april 2003 opgenomen telefoongesprek tussen [verdachte] (SI) en [betrokkene 3]:
"[Verdachte] geeft het rekeningnummer door aan [betrokkene 3]. Het maakt niet uit hoe [betrokkene 3] het moet overmaken, als het geld er maar binnen een paar dagen is. [Verdachte] zegt dat [betrokkene 3] het geld ook aan [betrokkene 5], de zoon van [betrokkene 4] kan geven. [Verdachte] zegt dat de man geen cent krijgt als de jongen wordt opgepakt voordat hij in Zweden is aangekomen."
12. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Uit onderzoek bleek dat op 12 april 2003 de smokkel van een persoon, die "[betrokkene 1]" werd genoemd, vanuit Engeland door Nederland en Duitsland naar Zweden zou plaatsvinden. Op 12 april 2003 werd in verband hiermee op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet de navolgende persoon staande gehouden:
Naam : [achternaam betrokkene 1]
Voornaam: [betrokkene 1]
Op 13 april 2003 had ik, verbalisant, telefonisch contact met de wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee [betrokkene 9]. [Betrokkene 9] deelde mij mede dat in het INDUS systeem van de IND geen persoon voorkwam onder de vermelde naam.
Op 13 april 2003 had ik, verbalisant, telefonisch contact met de dienstdoende ambtenaar van de Vreemdelingendienst [betrokkene 10]. [Betrokkene 10] deelde mij mede dat in het vreemdelingen administratie systeem (VAS) van de regiopolitie geen persoon voorkwam onder de vermelde naam.
Uit vorenstaande blijkt dat [betrokkene 1] in Nederland geen verblijfsrecht heeft."
13. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 12 april 2003 werd door de rechter-commissaris te Rotterdam een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in pand [a-straat 1] te [woonplaats]. Door mij, verbalisant, werd een onderzoek ingesteld naar de bij deze doorzoeking in beslag genomen goederen. Hierbij trof ik onder code B.B1.28 het volgende aan:
- Een Irakese identiteitskaart voorzien van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] en een gelijksoortig document welke niet gesealed was."
14. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 22 april 2003 heb ik, verbalisant, ontvangen van [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, Deskundige A documentenonderzoek, werkzaam bij de afdeling Technische Recherche, onderdeel Documentenonderzoek/Falsificaten, een rapport van onderzoek betreffende Irakese documenten, code B.B1.28, welke in beslag waren genomen tijdens de doorzoeking op 12 april 2003 in het perceel [a-straat 1] te [woonplaats]. Dit rapport is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Rapport van onderzoek.
Ik, [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, Deskundige A Documentenonderzoek, werkzaam bij de afdeling Technische Recherche, onderdeel Documentenonderzoek/ Falsificaten, verklaar het navolgende.
Ik ontving van [verbalisant 4], werkzaam bij de Regionale Recherche Dienst politie Rotterdam-Rijnmond:
Irakese documenten:
Nationaliteitsbewijs
ID-kaart, nr. [001]
De navolgende kenmerken van valsheid werden aangetroffen:
Nationaliteitsbewijs.
- onderbrekingen in het drukbeeld;
- afwijkende wijze van nummering.
ID-kaart, nr. [001]:
- onderbrekingen in het drukbeeld;
- onvolledige invulling;
- afwijkende lay-out.
Conclusie:
Nationaliteitsbewijs: Vals en/of valselijk verstrekt/verkregen ID-kaart, nr. [001]: Volledig vals."
15. een verklaring van onderzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 3 mei 2005, opgemaakt door de deskundige [getuige-deskundige 2], gecertificeerd documentenonderzoeker, en [getuige-deskundige 3], deskundige A Documentenonderzoeker, voor zover inhoudende:
"Omschrijving van het te onderzoeken document:
Soort: Nationaliteitsbewijs
Land: Irak
Afgegeven op: 12-3-1989
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
1. Het document vertoont druktechnisch inhoudelijke afwijkingen
2. Er zijn afwijkingen zichtbaar in de aangebrachte perforatie.
3. Het productiejaar correspondeert niet met de datum van afgifte van het document.
4. Op het document zijn meerdere zeer slechte afdrukken van inktstempels aangebracht.
Gelet op het bovengenoemde is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt.
Soort: Identiteitskaart
Nummer: [001]
Land: Irak
Afgegeven te: leeg
Afgegeven op: leeg
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
1. Het document vertoont druktechnisch inhoudelijk afwijkingen.
2. Het document is niet voorzien van "handmatig" ingevulde persoons- en overige gegevens.
3. Het document is voorzien van foto en een zeer slechte afdruk van een inktstempel.
Gelet op het bovengenoemde is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betekent bijna absolute zekerheid."
16. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"U zegt mij dat bij de huiszoeking aan de [a-straat 1] te [woonplaats] Irakese documenten zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. U toont mij twee kopieën van een Irakees nationaliteitsbewijs. De man op de foto dat ben ik, [verdachte]. Het Irakese nationaliteitsbewijs is van mij. U toont mij een kopie van een Irakese identiteitskaart voorzien van nummer [001]. De man op de foto ben ik, [verdachte]. Deze kaart is van mij. Ik weet dat de kaart niet volledig is."
17. de verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 1] ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Er wordt bij een onderzoek gekeken naar de bepaalde modellen en specima. Er dient in ieder geval bepaalde druktechniek te zijn toegepast. Als deze druktechniek reeds ontbreekt hoeven we eigenlijk al niet verder te onderzoeken. Bij het nationaliteitsbewijs en de ID-kaart van de verdachte is dit het geval geweest.
Bij het nationaliteitsbewijs zijn er een tweetal afwijkingen geconstateerd. Ten eerste was er een onderbreking in het drukbeeld. Deze onderbrekingen ontstaan bij de reproductie van het origineel. De onderbrekingen zijn te zien via een microscoop.
Ten tweede behoort het nummer recht te lopen en dat is hier niet het geval. Deze afwijking komt doordat er geen authentiek apparaat is gebruikt. Als dit wel was gebeurd dan had het document strak gelegen en had het nummer dus recht op het document gestaan.
De ID-kaart is niet geheel ingevuld. Alleen hierop al kan worden geconcludeerd dat er hier sprake is van een vals document. Daarbij is er sprake van onderbrekingen in het drukbeeld en zijn er afwijkingen in de lay-out. Ik doel hierbij op een incorrecte stempel en het gegeven dat de afdruk van het nummer van de druktechniek ontbreekt."
18. de verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 3] ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Met betrekking tot het nationaliteitsbewijs zijn er verschillende afwijkingen te ontdekken. Zo wijkt de druktechniek af, als ook het documentnummer. Dit nummer had uit zes cijfers moeten bestaan en had een extra teken, bijvoorbeeld NO, moeten bevatten. Daarnaast wijkt het geperforeerde nummer op de foto af. Hierop kan reeds geconcludeerd worden dat het document vals is.
Ook de ID-kaart van de verdachte had voor mij een bekende verschijningsvorm. Er kan geen relatie tussen de foto en het document vastgesteld worden. Er staan geen gegevens op. De kwaliteit van de zwarte opdruk is erg slecht. Gelet op de serie-indicatie kan dit document niet in Noord Irak zijn uitgegeven omdat deze in deze vorm daar niet werden uitgegeven. Het document mist de kenmerken van de hoogdruktechniek. Voorts is de afdruk van de stempel slecht gedetailleerd.
Het kan een combinatie van stempels zijn geweest. Het is in ieder geval geen originele stempel geweest."
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel behelst ten aanzien van feit 1 de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft nagelaten de redenen op te geven die hebben geleid tot afwijking van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging inzake het bewijs van het tenlastegelegde winstbejag.
4.2. Het in de toelichting op het middel geciteerde betoog heeft betrekking op het primair tenlastegelegde medeplegen van het misdrijf van art. 197a, eerste lid (oud), Sr. Daarvan is de verdachte vrijgesproken, zodat het middel belang mist.
4.3. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
5. Beoordeling van het tweede middel
5.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft verzuimd gemotiveerd te beslissen omtrent de door de verdediging betwiste deskundigheid van de personen wier verklaringen en rapporten zijn gebezigd tot het bewijs van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
5.2.1. Bij brief van 20 september 2005 heeft de raadsman verzocht in hoger beroep de getuigen-deskundigen [getuige-deskundige 2] en [getuige-deskundige 1] op te roepen. Dat verzoek is in die brief als volgt toegelicht:
"De verdediging betwist de deskundigheid van bovengenoemde personen om in dit specifieke geval zulke vergaande conclusies te kunnen trekken. De documenten worden kennelijk getoetst aan de hand van Nederlandse maatstaven. Het is echter de vraag of bovengenoemde personen deskundig zijn op het gebied van Irakese documenten. Ik meen van niet. De verdediging wenst deze personen daarover te ondervragen (dat wil zeggen: hun kennis op het gebied van Irakese documenten, hun toetskader en hun referentiemateriaal) (...)."
5.2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep zijn aldaar de getuigen-deskundigen [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3] gehoord. De laatste - met instemming van de verdediging - in de plaats van [getuige-deskundige 2].
5.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt voor wat betreft het verhoor van die getuigen-deskundigen het volgende in:
"De getuige-deskundige, genaamd [getuige-deskundige 1], geboren op [geboortedatum] 1946, van beroep inspecteur van politie, technisch rechercheur, deskundige A Documentenonderzoek, en domicilie kiezende te Krimpen aan den IJssel, legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
U houdt mij voor dat door de verdediging mijn deskundigheid wordt betwist om in deze zaak conclusies te trekken zoals in het rapport weergegeven. U vraagt mij of ik mijzelf deskundig genoeg acht om documenten uit streken, dan wel landen, als Irak op hun echtheid te kunnen beoordelen.
Ik voel mij deskundig genoeg. Ik houd me al rond de twaalf of dertien jaar fulltime bezig met het beoordelen van dit soort documenten. Ik werk bij de afdeling "algemene documenten onderzoek". Ik zie hierdoor allerlei soorten documenten. Bij elkaar worden door ons rond de 1.000 documenten per jaar bekeken. Hieronder bevinden zich naast vele ID-documenten, waaronder documenten uit Irak, ook nationaliteitsbewijzen. In april 2003 had ik zeker al 40 documenten afkomstig uit Irak onderzocht.
Er wordt bij een onderzoek gekeken naar de bepaalde modellen en specima. Er dient in ieder geval bepaalde druktechniek te zijn toegepast. Als deze druktechniek ontbreekt, hoeven we eigenlijk al geen verder onderzoek te doen. Bij het nationaliteitsbewijs en de ID-kaart van verdachte is dit het geval geweest.
U vraagt mij of ik er van op de hoogte zou zijn als er door de administratieve chaos die in Irak heerst gebruik zou zijn gemaakt van een andere druktechniek, bijvoorbeeld op basis van oorspronkelijke druktechnieken.
Ik zou daar dan van op de hoogte zijn. Er is continu contact met de IND. Bij de IND zijn mensen aanwezig die zich enkel, dus full-time, bezig houden met Irakese documenten. Eén van die mensen, [getuige-deskundige 3], heb ik zojuist in de gang gezien.
[Getuige-deskundige 2] werkt daar ook.
Indien er bij het NFI te weinig ervaring is met bepaalde documenten worden deze naar de IND gestuurd. Bij de onderhavige documenten had ik echter geen twijfel. Als we twee punten vinden die niet juist zijn, dan zullen wij niet verder onderzoeken.
Ik heb het originele nationaliteitsbewijs en de originele ID-kaart zoals ik die destijds heb onderzocht bij me. Bij het nationaliteitsbewijs zijn er een tweetal afwijkingen geconstateerd. Ten eerste was er een onderbreking in het drukbeeld. Deze onderbrekingen ontstaan bij de reproductie van het origineel. De onderbrekingen zijn te zien via een microscoop.
Ten tweede behoort het nummer recht te lopen en dat is hier niet het geval, al is dit moeilijk te zien op een kopie. Deze afwijking komt doordat er geen authentiek apparaat is gebruikt. Als dit wel was gebeurd dan had het document strak gelegen en had het nummer dus recht op het document gestaan.
U vraagt mij of het mogelijk is dat er andere dan de originele stempels worden gebruikt. Ik kan u zeggen dat als dit het geval zou zijn de IND hiervan dan bericht zou hebben gekregen. De datum 18/4/86, waarschijnlijk de afgiftedatum, klopt in dit geval ook niet met de uitgifte van het model. Het model is namelijk van 1991. Op deze afwijking zijn we echter niet echt ingegaan omdat er reeds twee afwijkingen waren geconstateerd.
Ook met betrekking tot de ID-kaart twijfel ik niet over de conclusies uit het rapport. Niet alleen had het document gelamineerd moeten zijn, maar het document is ook niet geheel ingevuld. Alleen hierop al kan worden geconcludeerd dat er hier sprake is van een vals document. Daarbij is er sprake van onderbrekingen in het drukbeeld en zijn er afwijkingen in de lay-out. Ik doel hierbij op een incorrecte stempel en het gegeven dat de afdruk van het nummer van de druktechniek ontbreekt.
De voorzitter stelt de raadsman, de advocaat-generaal en de oudste en jongste raadsheer in de gelegenheid de getuige-deskundige vragen te stellen.
De getuige-deskundige legt hierop een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De raadsman vraagt mij wat er op de stempel op het nationaliteitsbewijs staat. Dat is voor mij onleesbaar. Ik hoor de tolk verklaren dat er volgens hem Bureau Burgerzaken of iets dergelijks staat.
De raadsman vraagt mij wat er staat op de stempel op de ID-kaart. Ik hoor de tolk zeggen dat het voor hem gedeeltelijk onleesbaar is, maar dat er wel iets staat als Irakese Republiek en Bureau Algemene Zaken. Wij noemen dit ondergronds bedrukken. Er behoren bepaalde gegeven te zijn ingevuld, zoals naam, geboortedatum en naam van de ouders. Op deze kaart is zelfs geen afgiftedatum te vinden. Ik hoor de tolk zeggen dat er op het document geen afgiftedatum staat, maar wel een enkele datum. Datum en afgiftedatum zijn volgens hem twee verschillende woorden. Ik hoor de tolk zeggen dat dit overigens ook het geval was op het nationaliteitsbewijs, waar volgens hem de datum 18 april 1986 staat vermeldt.
Ik ben zelf nog nooit in Irak geweest. Wij hebben ook geen afdeling in Irak zelf. Wij baseren ons voornamelijk op de IND die daar wel contacten heeft.
De raadsman vraagt mij welke autoriteit er bevoegd was tot uitgifte van de documenten. Ik heb daar geen specifieke informatie over. Ik heb daar ook niet naar gevraagd omdat wij al hadden vastgesteld dat de documenten vals waren. De IND geeft ons aan welke druktechniek er moet zijn gebruikt en als dit niet de juiste is dan is het document vals.
De raadsman vraagt mij of ik op de hoogte ben van de verschillende druktechnieken in Irak. Ik ben daarvan op de hoogte. Ik weet dat de druktechnieken in het Westen beter zijn dan in Irak. Er wordt bij de druktechniek naar verschillende maatstaven gekeken. Er wordt door ons niet gekeken naar de politieke achtergronden en de politieke ontwikkelingen in een land zoals bijvoorbeeld Irak. Dit soort gegevens worden ons wel aangeleverd door de tactische recherche, maar wij kijken alleen naar de echtheid van documenten. Er zijn ook geen bestuurlijke contacten in Koerdistan.
De raadsman vraagt mij of ik het niet gevaarlijk vind om onderzoek te doen op een terrein waar ik denk niet thuis te zijn. Nee, ik vind dat niet. Ik kan verantwoorden wat ik waarneem, want daarvoor heb ik gestudeerd. Ik hou me niet bezig met politieke ontwikkelingen omdat dat geen waarde voor mij heeft. De IND houdt zich bezig met eventuele afwijkingen, waarover wij rechtstreeks door hen worden geïnformeerd.
De raadsman vraagt mij of er vaker verweren worden gevoerd samenhangend met de bestuurlijke chaos in Irak.
Volgens mij is dat niet het geval.
De raadsman vraagt mij naar de documenten van [medeverdachte 1]. Het zou kunnen dat hij zich hierop heeft beroepen. Als ik twijfel of een document vals is dan zal ik dat aangeven.
De raadsman vraagt mij wie er bepaalt of een druktechniek 'normaal' is. Ik neem aan dat de IND dat bepaalt. Zij zijn actief bezig met het inzamelen van gegevens.
De raadsman vraagt mij of er een met de IND vergelijkbare instantie in Irak bestaat. Ik ken geen organisatie die de echtheid van documenten daar onderzoekt. Nederland laat dat aan de IND over. Als vergelijkingsmateriaal worden andere Irakese documenten gebruikt. Zo hadden de documenten in de onderhavige zaak in hoogdruk moeten zijn en dat is dus niet het geval.
De advocaat-generaal vraagt mij of er veel ervaring is met Irakese bewijzen, waaronder die uit Koerdistan.
Ik weet niet of er veel ervaring is geweest met bewijzen uit Koerdistan, ik heb alleen een algemeen beeld.
De advocaat-generaal vraagt mij of er vaker dit soort afwijkingen voorkomt. Ik kan u zeggen dat er vaak met de geboortedatum wordt geknoeid en de perforatie klopt ook vaak niet.
De advocaat-generaal vraagt mij of het mogelijk is dat dit soort documenten desondanks officieel worden uitgegeven. Wij baseren ons oordeel op de informatie die ons door de IND wordt gegeven.
De raadsman vraagt mij of ik Arbil en omgeving ken.
Nee. Ik weet ook niet welke autoriteiten daar zitten, dan wel wat voor wettelijk systeem daar geldt.
(...)
De getuige-deskundige, genaamd [getuige-deskundige 3], geboren op [geboortedatum] 1961, van beroep deskundige A Documenten onderzoek van het IND, domicilie kiezende te Zwolle, legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
Ik zit sinds 1999 in Zwolle. Hiervoor heb ik twintig jaar bij de marechaussee gewerkt, onder meer op het asielzoekerscentrum in Zevenaar. Ik heb bij de IND een opleiding afgerond. Irak is mijn afdeling.
[Getuige-deskundige 2] is een directe collega van mij. Wij houden ons nagenoeg alleen met Irakese documenten bezig. Wij zien duizenden documenten per jaar. Ik denk wel tientallen per dag.
Ik ben niet bij het gehele onderzoek naar de onderhavige documenten betrokken geweest. Ik heb de resultaten wel bekeken. Ik heb gekeken of er nog aanvullingen noodzakelijk waren. Ik heb de documenten daarvoor ook zelf onder de microscoop bekeken. Mijn functie was dit keer een soort van controleur.
U vraagt mij of wij zicht hebben op de meerdere provincies in Irak. Ja, dat hebben wij. In 1991 heeft er een schifting plaatsgevonden. Sindsdien werden er geen Irakese documenten meer uitgegeven door de Centrale regering. Bepaalde gebieden zijn toen zelf tot het drukken van documenten overgegaan, welke op detail afwijken.
U vraagt mij of het mogelijk is dat er nadien 'oude' documenten door het kopieerapparaat zijn gegaan. Ik ben van mening dat dit niet het geval is.
De documenten uit Koerdistan zijn te herkennen aan de groene ondergrondkleur met zwarte opdruk. De documenten van de Centrale regering komen in negen verschijningsvormen voor. Die uit Noord Irak in vijf verschijningsvormen.
Ik ben op de hoogte van de staatsinrichting in het noorden van Irak. Ik heb dit in kaart gebracht. Er bestaan drie noordelijke provincies. Door de provincies loopt een politieke grens. Er is een Zwitserse delegatie geweest die heeft onderzocht door welke autoriteiten documenten zijn uitgegeven. Zij hebben geen reproducties aangetroffen. Er zit een bepaalde regelmaat in. Ik bestrijd dan ook dat er op dit gebied een grote administratieve chaos was in Irak. Er werden conform bepaalde regels documenten afgegeven.
Vanaf 1964 is alles in kaart gebracht.
Het nationaliteitsbewijs van de verdachte is een soort document dat ik al vele malen heb gezien. Hij komt qua verschijningsvorm uit een D-serie.
Er zijn verschillende afwijkingen te ontdekken. Zo wijkt de druktechniek af, alsook het documentnummer. Dit nummer had uit zes cijfers moeten bestaan en had een extra teken, bijvoorbeeld NO, moeten bevatten. Daarnaast wijkt het geperforeerde nummer op de foto af.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het document vals is. Wij hebben een specimen verkregen dat zes jaar geleden nog niet voorhanden was.
De perforatiegaten op dit document liggen niet onder elkaar, hetgeen wel had gemoeten. Er is hier een andere perforatietechniek gebruikt, één die niet mechanisch was.
Ook de ID-kaart van de verdachte had voor mij een bekende verschijningsvorm. Er kan geen relatie tussen de foto en het document vastgesteld worden. Er staan geen gegevens op. Het document is waarschijnlijk in noord Irak vervaardigd. De kwaliteit van de zwarte opdruk is erg slecht. Gelet op de serie-indicatie kan dit document niet officieel in noord Irak zijn uitgegeven omdat deze in deze vorm daar niet werden uitgegeven. Documenten met deze serie-indicatie werden wel in Centraal Irak vervaardigd.
Het document mist de kenmerken van de hoogdruktechniek. Voorts is de afdruk van de stempel slecht gedetailleerd.
Het kan een combinatie van stempels zijn geweest. Het is in ieder geval geen originele stempel geweest.
De stempel is bij dit soort onderzoek echter vaak maar bijzaak.
De voorzitter stelt de raadsman, de advocaat-generaal en de oudste en jongste raadsheer in de gelegenheid de getuige-deskundige vragen te stellen.
De getuige-deskundige legt hierop een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De raadsman vraagt mij wie de bevoegde autoriteit is voor de afgifte van documenten als een ID-kaart in en rond Arbil. Volgens mij staat die autoriteit op het document. Ik weet niet wie die autoriteit is. De vertaling geeft geen uitsluitsel. Normaal kan men aan het serie-indicatienummer zien uit welke provincie een document komt.
Er worden twee dingen onderscheiden: de echtheid van het document en de inhoud van het document. Over de inhoud van het document kan alleen de desbetreffende autoriteit in Irak oordelen. Ik hoor de raadsman hiervan akte vragen. Wij kijken voornamelijk naar de technische kant.
De raadsman vraagt mij welke autoriteit in Irak bevoegd is te oordelen over de inhoud van de documenten. Dat zou aan de ambassade moeten worden gevraagd. Voor zover controleerbaar is de bestuurlijke administratie in Irak op orde. Over politiek ga ik niet. Ik ben ermee bekend dat er plunderingen zijn geweest, waarbij bepaalde serie-indicatienummers zijn weggenomen. Van deze partijen zijn ook documenten reeds teruggevonden. Ik heb geen zicht op de bestuurlijke situatie in Irak, maar dat is naar mijn mening ook niet relevant voor documenten onderzoek.
Van een ID-kaart is geen specimen voorhanden. Met een specimen bedoel ik een origineel door de autoriteit verstrekt document afgegeven ter controle.
Vandaar de niet meest verregaande conclusie. Er is geen specimen uit noord Irak voorhanden omdat deze niet werden erkend door de centrale regering in Irak."
(...)
Nadat de getuigen-deskundigen hun verklaringen hebben afgelegd legt de verdachte op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik heb op een gegeven moment een aanvraag tot gezinshereniging gedaan. Ik heb toen originele papieren aan de IND overgelegd. Zij zeiden mij echter dat deze papieren vals waren. Toen ik daarna valse papieren inleverde zeiden ze niets. Ik ben dus gedwongen valse papieren te gebruiken.
U vraagt mij hoe ik weet of mijn documenten origineel waren. Ik weet dit omdat ik ze van een officiële instantie heb gekregen. Ik heb het allemaal zelf in Irak geregeld.
U houdt mij voor dat ik ter terechtzitting in eerste aanleg anders heb verklaard. Ik heb daar naar waarheid verklaard. Toen ik in Nederland kwam, had ik mijn documenten niet zelf bij me. Ik heb ze pas later toegestuurd gekregen. Maar ik had zelf alles al geregeld in Irak.
U vraagt mij bij welke instantie ik geweest ben. Ik kan u zeggen dat het een speciale instantie voor documenten bij de gemeente was. Ik was toen nog klein, ik kan me het niet goed herinneren. Mijn vader was er in ieder geval bij. Ik denk dat ik ongeveer 25 jaar was.
U houdt mij voor dat ik u geen duidelijk antwoord geef.
Ik kan u zeggen dat je na je 18e jaar een Irakees nationaliteitsbewijs moet hebben. Als je geboren wordt, moet je worden geregistreerd. Er zijn echter veel problemen geweest.
U vraagt mij nogmaals wie de documenten in handen heeft gekregen toen deze werden afgegeven. Ik geloof mijn vader, maar ik was er wel bij want je moet in persoon verschijnen.
U vraagt mij waarom mijn vader mee moest terwijl ik al 25 jaar oud was. Ik had u net verkeerd begrepen. Als je 18 wordt moet je een nationaliteitsbewijs ophalen.
U vraagt mij waarom de ID-kaart niet ingevuld was. Ik had die kaart van mijn broer gekregen. Ik heb dat al vaker verklaard. Bij de afgifte van deze kaart ben ik niet zelf aanwezig geweest. Ik heb mijn broer gevraagd beide documenten naar mij in Nederland op te sturen. Dat er alleen een foto op mijn ID-kaart staat is heel normaal bij ons. Het belangrijkste is de stempel. De gegevens kunnen later worden ingevuld. (...)"
5.2.4. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota die - voor zover hier van belang - het volgende inhoudt:
"Feiten 3 en 4.
De verdediging heeft van meet af aan betoogd dat de bij cliënt aangetroffen identiteitskaarten zijn afgegeven door de officiële autoriteiten in Irak. De rechtbank heeft deze opvatting niet gedeeld. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar een rapport d.d.
16 april 2003, opgemaakt door [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie. Voorts heeft de rechtbank verwezen naar de wijze waarop cliënt de reisdocumenten in handen heeft gekregen.
Cliënt heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de reisdocumenten niet vals zijn en dat deze documenten door een (in Duitsland woonachtige) vriend van zijn broer naar cliënt zijn gestuurd.
De rechtbank heeft daarvan gezegd dat deze wijze naar Nederlandse maatstaven niet de aangewezen weg is om je van dergelijke officiële papieren te voorzien. Naar de mening van de verdediging heeft de rechtbank daarin miskend dat de wijze waarop documenten naar Nederland worden gestuurd of gebracht, niets zegt over de vraag of deze documenten echt dan wel vals zijn. Dat cliënt deze documenten wellicht op een vreemde wijze naar Nederland laat vervoeren dan wel opsturen, doet aan de stelling van cliënt (dat deze documenten zijn afgegeven door de officiële autoriteiten in Irak) niets af.
Bij [medeverdachte 1] en cliënt zijn (volgens het OM: valse) identiteitsbewijzen aangetroffen. Ten aanzien van [medeverdachte 1] heeft de rechtbank Rotterdam (vonnis d.d. 25 juli 2003, parketnummer 10/150043-03) overwogen dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de Irakese identiteitskaart vals of vervalst is.
Ook deze beslissing is door uw hof Den Haag in stand gelaten (arrest d.d. 10 mei 2004, rolnummer 2200411903), met dien verstande dat [medeverdachte 1] ook in hoger beroep (ongemotiveerd) is vrijgesproken van dit feit. Het OM heeft geen cassatie ingesteld.
[Medeverdachte 1] heeft (net als cliënt) aangegeven dat het een echte kaart is. [Medeverdachte 1] heeft uitgebreid uitgelegd over de chaos in Irak, zowel ter terechtzitting als verdachte (in eerste aanleg, zie het proces-verbaal ter terechtzitting, en in hoger beroep, waarvan helaas geen proces-verbaal is opgemaakt) als bij de rechter-commissaris als getuige:
"Het is afgegeven door de regionale Koerdische regering. Na 1991 hadden de Koerden niet veel meer te maken met centraal Irak. Er hebben tussen 1991 en 1996 drie oorlogen in Koerdistan plaatsgevonden. Ik had een identiteitsbewijs dat was afgegeven toen Sadam nog in het Koerdische gebied was. Ik heb dat identiteitsbewijs gebruikt om voedsel te krijgen. Er werd dan iedere keer een gaatje in het identiteitsbewijs gemaakt. Er zaten bij mij wel zo'n 8 gaatjes in.
De situatie in Koerdistan is heel anders dan in de rest van Irak. Alle ambtenaren zijn na de laatste oorlog teruggegaan naar centraal Irak. Wij kregen toen nieuwe ambtenaren, meestal strijders uit de oorlog, bijna analfabeet die van niets wisten.
Niet alleen de burgerlijke stand maar ook veel andere officiële instanties in Koerdistan hebben een gebrek aan kundige ambtenaren.
Het klopt inderdaad dat administraties regelmatig worden geplunderd. Ook klopt het dat strijders uit de bergen burgermeester konden worden. Die strijders kregen allerlei openbare functies. U kunt inderdaad wel zeggen dat het een chaos is in Koerdistan."
Deze verklaring wordt ondersteund door [betrokkene 8] bij de rechter-commissaris:
"Nadat de Koerden niet meer zoveel te maken hadden met centraal Irak - dat was toen onze gebouwen waren gebombardeerd en daarna er nieuwe gebouwen waren neergezet - wisten de ambtenaren niet meer zoveel."
Cliënt is ook heel helder. De bij hem aangetroffen identiteitskaarten zijn afgegeven door de officiële autoriteiten in Arbil, Irak. [Medeverdachte 1] komt uit Arbil. De verklaring van cliënt is onder de gegeven omstandigheden niet ongeloofwaardig.
Tegen deze achtergrond dient ook cliënt van feiten 3 en 4 te worden vrijgesproken. Irak kent een volledig andere wijze van het verstrekken van identiteitsbewijzen dan Nederland. Zoals uit de verklaringen blijkt, is het daar een chaos. Daar hebben wij Nederlanders (inclusief de rapporteurs) nauwelijks zicht op.
Betwisting deskundigheid
Gelet op de laatste opmerking betwist de verdediging de deskundigheid van de heren [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 2]. Zij hebben naar de mening van de verdediging geen referentiemateriaal en geen kennis over hoe in Irak identiteitspapieren worden verstrekt.
De verdediging is van mening dat [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 2] niet over voldoende expertise beschikken om te kunnen beoordelen dat de identiteitsbewijzen vals of vervalst zijn.
De geconstateerde onvolkomenheden passen precies in het verhaal van [medeverdachte 1], [betrokkene 8] en cliënt. Sterker nog, de perforaties zijn juist een harde ondersteuning van dat verhaal. Tegen deze achtergrond zijn de rapporten onvoldoende onderbouwd.
Vrijspraak voor feiten 3 en 4 dient te volgen."
5.2.5. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting heeft de raadsman - klaarblijkelijk naar aanleiding van het verhoor van genoemde getuigen-deskundigen - daaraan nog het volgende toegevoegd:
"De verdediging blijft de deskundigheid van de getuigen-deskundigen betwisten. Ter terechtzitting is door hen zelf aangegeven dat men alleen naar de druktechniek kijkt en eigenlijk niet naar de inhoud. Degene die de inhoud zou kunnen toetsen is een instantie in Irak. Naar het oordeel van de verdediging is het oordeel van de verdediging in het rapport onvoldoende gemotiveerd, terwijl er een helder verhaal van cliënt tegenover staat."
5.3. Het Hof heeft hetgeen door de raadsman omtrent de deskundigheid van de getuigen-deskundigen is aangevoerd kennelijk niet aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in art. 359, tweede lid, Sv.
Dat oordeel geeft in het licht van de door de getuigen-deskundigen in hoger beroep afgelegde verklaringen, meer in het bijzonder omtrent de door de raadsman in verband met hun deskundigheid opgeworpen vragen, en hetgeen de raadsman daartegen uiteindelijk heeft ingebracht - hiervoor onder 5.2.5 weergegeven - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
5.5. Het middel faalt.
6. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
7. Beoordeling van het eerste middel
7.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
7.2. De verdachte heeft op 12 oktober 2005 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 18 oktober 2006 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
7.3. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. Dit moet leiden tot strafvermindering.
8. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
9. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze drie maanden en drie weken waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 september 2007.
Beroepschrift 19‑01‑2007
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
Griffienummer: 02889/06
in de zaak tegen [verdachte] (hierna: rekwirant van cassatie) van een hem betreffend arrest van het gerechtshof Den Haag (22-005358-04), uitgesproken op 6 oktober 2005.
Rekwirant van cassatie dient hierbij de navolgende middelen in:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet naleving dient te leiden tot strafvermindering. In het bijzonder is artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geschonden, doordat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn.
Toelichting:
Het gerechtshof heeft op 6 oktober 2005 arrest gewezen. Tegen dit arrest is op 12 oktober 2005 cassatie ingesteld. Eerst op 18 oktober 2006 zijn de stukken ter griffie van uw Raad ontvangen. Tussen de datum waarop het cassatieberoep is ingesteld en de datum waarop de stukken van het geding ter griffie van uw Raad zijn ontvangen, is een periode van meer dan 12 maanden verstreken, terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop kunnen rechtvaardigen.
Gelet op de in het door uw Raad gewezen arrest d.d. 3 oktober 2000 (NJ 2000, 721) geformuleerde uitgangspunten, onder meer genoemd in rechtsoverweging 3.3, is hier sprake van overschrijding van de redelijke termijn. In de regel wordt overschrijding van de redelijke termijn gecompenseerd door strafvermindering.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid tot gevolg heeft, nu het gerechtshof
- —
een door [getuige-deskundige 1] opgemaakt rapport,
- —
een door [getuige-deskundige 2] opgemaakt en door [getuige-deskundige 3] medeondertekend rapport, en
- —
de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3]
als bewijsmiddelen ter zake van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft gebezigd, terwijl het gerechtshof voorbij is gegaan aan een namens rekwirant van cassatie gevoerd verweer met betrekking tot de deskundigheid van deze personen.
Toelichting:
Onder feiten 3 en 4 werd rekwirant van cassatie tenlastegelegd dat hij (ver)vals(t)e reisdocumenten in bezit had. Rekwirant van cassatie heeft van meet af aan verklaard dat deze reisdocumenten niet (ver)vals(t) zijn.
[getuige-deskundige 1] heeft met betrekking tot het bij feit 4 aan de orde zijnde identiteitsbewijs een rapport opgemaakt, welk rapport als bewijsmiddel (nr. 14) door het gerechtshof is gebezigd.
[getuige-deskundige 2] heeft met betrekking tot het bij feit 3 aan de orde zijnde nationaliteitsbewijs een (mede door [getuige-deskundige 3] ondertekend) rapport opgemaakt, welk rapport als bewijsmiddel (nr. 15) door het gerechtshof is gebezigd.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 is [getuige-deskundige 1] als getuige-deskundige gehoord, welke verklaring als bewijsmiddel (nr. 17) door het gerechtshof is gebezigd.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 is [getuige-deskundige 3] als getuige-deskundige gehoord, welke verklaring als bewijsmiddel (nr. 18) door het gerechtshof is gebezigd.
De raadsman van rekwirant van cassatie heeft per brief d.d. 20 september 2005 het volgende verzocht:
‘Zojuist heb ik per fax het door [getuige-deskundige 2] opgemaakte rapport ontvangen. Dit rapport geeft mij aanleiding om u te verzoeken om tegen de zitting op te roepen:
- —
[getuige-deskundige 2]
Het is mij onbekend wie [getuige-deskundige 2] is. Zijn functie blijkt niet uit het rapport. Kennelijk is hij werkzaam bij het IND, afdeling Bureau Documenten. Domicilie veronderstel ik bij u bekend.
- —
[getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, domicilie veronderstel ik bij u bekend.
Beide personen hebben een rapport opgesteld waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden. Cliënt zegt echter dat deze documenten niet vals zijn.
De verdediging betwist de deskundigheid van bovengenoemde personen om in dit specifieke geval zulke vergaande conclusies te kunnen trekken. De documenten worden kennelijk getoetst aan de hand van Nederlandse maatstaven. Het is echter de vraag of bovengenoemde personen deskundig zijn op het gebied van Irakese documenten. Ik meen van niet. De verdediging wenst deze personen daarover te ondervragen (dat wil zeggen: hun kennis op het gebied van Irakese documenten, hun toetskader en hun referentiemateriaal). Ik zou het op prijs stellen als deze personen vooraf niet worden ingelicht over mijn redenen waarom een verklaring gewenst is.’
Ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 zijn [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3] als getuige-deskundigen gehoord. [getuige-deskundige 1] heeft aldaar verklaard:
‘U houdt mij voor dat door de verdediging mijn deskundigheid wordt betwist om in deze zaak conclusies te trekken zoals in het rapport weergegeven.’
Hij heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat hij nooit in Irak is geweest, dat zijn afdeling geen afdeling in Irak heeft, dat hij geen specifieke informatie heeft over de vraag welke autoriteit in Irak bevoegd was tot uitgifte van de documenten, dat er bij zijn onderzoek niet is gekeken naar de politieke achtergronden en ontwikkelingen, dat hij Arbil en omgeving niet kent en dat hij niet weet wat voor wettelijk systeem daar geldt.
[getuige-deskundige 3] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet wie de bevoegde autoriteit is voor de afgifte van documenten als een ID-kaart in en rond Arbil, dat alleen de desbetreffende autoriteit in Irak kan oordelen over inhoud van het document, dat aan de ambassade moet worden gevraagd welke autoriteit in Irak bevoegd is te oordelen over de inhoud van de documenten en dat van een ID-kaart geen specimen voorhanden is.
Namens rekwirant van cassatie is ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnotitie. Blijkens die pleitnotitie is daarover het volgende verteld:
‘Feiten 3 en 4.
De verdediging heeft van meet af aan betoogd dat de bij cliënt aangetroffen identiteitskaarten zijn afgegeven door de officiële autoriteiten in Irak. De rechtbank heeft deze opvatting niet gedeeld. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar een rapport d.d. 16 april 2003, opgemaakt door [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie. Voorts heeft de rechtbank verwezen naar de wijze waarop cliënt de reisdocumenten in handen heeft gekregen.
Cliënt heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de reisdocumenten niet vals zijn en dat deze documenten door een (in Duitsland woonachtige) vriend van zijn broer naar cliënt zijn gestuurd.
De rechtbank heeft daarvan gezegd dat deze wijze naar Nederlandse maatstaven niet de aangewezen weg is om je van dergelijke officiële papieren te voorzien. Naar de mening van de verdediging heeft de rechtbank daarin miskend dat de wijze waarop documenten naar Nederland worden gestuurd of gebracht, niets zegt over de vraag of deze documenten echt dan wel vals zijn. Dat cliënt deze documenten wellicht op een vreemde wijze naar Nederland laat vervoeren dan wel opsturen, doet aan de stelling van cliënt (dat deze documenten zijn afgegeven door de officiële autoriteiten in Irak) niets af.
Bij [medeverdachte 1] en cliënt zijn (volgens het OM: valse) identiteitsbewijzen aangetroffen. Ten aanzien van [medeverdachte 1] heeft de rechtbank Rotterdam (vonnis d.d. 25 juli 2003, parketnummer 10/150043-03) overwogen dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de Irakese identiteitskaart vals of vervalst is.
Ook deze beslissing is door uw hof Den Haag in stand gelaten (arrest d.d. 10 mei 2004, rolnummer 2200411903), met dien verstande dat [medeverdachte 1] ook in hoger beroep (ongemotiveerd) is vrijgesproken van dit feit. Het OM heeft geen cassatie ingesteld.
[medeverdachte 1] heeft (net als cliënt) aangegeven dat het een echte kaart is. [medeverdachte 1] heeft uitgebreid uitgelegd over de chaos in Irak, zowel ter terechtzitting als verdachte (in eerste aanleg, zie het proces-verbaal ter terechtzitting, en in hoger beroep, waarvan helaas geen proces-verbaal is opgemaakt) als bij de rechter-commissaris als getuige:
‘Het is afgegeven door de regionale Koerdische regering. Na 1991 hadden de Koerden niet veel meer te maken met centraal Irak. Er hebben tussen 1991 en 1996 drie oorlogen in Koerdistan plaatsgevonden. Ik had een identiteitsbewijs dat was afgegeven toen Sadam nog in het Koerdische gebied was. Ik heb dat identiteitsbewijs gebruikt om voedsel te krijgen. Er werd dan iedere keer een gaatje in het identiteitsbewijs gemaakt. Er zaten bij mij wel zo'n 8 gaatjes in.
De situatie in Koerdistan is heel anders dan in de rest van Irak. Alle ambtenaren zijn na de laatste oorlog teruggegaan naar centraal Irak. Wij kregen toen nieuwe ambtenaren, meestal strijders uit de oorlog, bijna analfabeet die van niets wisten.
Niet alleen de burgerlijke stand maar ook veel andere officiële instanties in Koerdistan hebben een gebrek aan kundige ambtenaren.
Het klopt inderdaad dat administraties regelmatig worden geplunderd. Ook klopt het dat strijders uit de bergen burgermeester konden worden. Die strijders kregen allerlei openbare functies. U kunt inderdaad wel zeggen dat het een chaos is in Koerdistan.’
Deze verklaring wordt ondersteund door [betrokkene 8] bij de rechter-commissaris:
‘Nadat de Koerden niet meer zoveel te maken hadden met centraal Irak — dat was toen onze gebouwen waren gebombardeerd en daarna er nieuwe gebouwen waren neergezet — wisten de ambtenaren niet meer zoveel.’
Cliënt is ook heel helder. De bij hem aangetroffen identiteitskaarten zijn afgegeven door de officiële autoriteiten in Arbil, Irak. [medeverdachte 1] komt uit Arbil. De verklaring van cliënt is onder de gegeven omstandigheden niet ongeloofwaardig.
Tegen deze achtergrond dient ook cliënt van feiten 3 en 4 te worden vrijgesproken. Irak kent een volledig andere wijze van het verstrekken van identiteitsbewijzen dan Nederland. Zoals uit de verklaringen blijkt, is het daar een chaos. Daar hebben wij Nederlanders (inclusief de rapporteurs) nauwelijks zicht op.
Betwisting deskundigheid
Gelet op de laatste opmerking betwist de verdediging de deskundigheid van de heren [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 2]. Zij hebben naar de mening van de verdediging geen referentiemateriaal en geen kennis over hoe in Irak identiteitspapieren worden verstrekt.
De verdediging is van mening dat [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 2] niet over voldoende expertise beschikken om te kunnen beoordelen dat de identiteitsbewijzen vals of vervalst zijn.
De geconstateerde onvolkomenheden passen precies in het verhaal van [medeverdachte 1], [betrokkene 8] en cliënt. Sterker nog, de perforaties zijn juist een harde ondersteuning van dat verhaal. Tegen deze achtergrond zijn de rapporten onvoldoende onderbouwd.
Vrijspraak voor feiten 3 en 4 dient te volgen.’
Daaraan is blijkens het proces-verbaal van de zitting het volgende toegevoegd:
‘De verdediging blijft de deskundigheid van de getuigen-deskundigen betwisten. Ter terechtzitting is door hen zelf aangegeven dat men alleen naar de druktechniek kijkt en eigenlijk niet naar de inhoud. Degene die de inhoud zou kunnen toetsen is een instantie in Irak. Naar het oordeel van de verdediging is het oordeel van de verdediging is het rapport onvoldoende gemotiveerd, terwijl er een helder verhaal van cliënt tegenover staat.’
Het gerechtshof heeft feiten 3 en 4 bewezen verklaard, terwijl de repporten en/of verklaringen van [getuige-deskundige 1], [getuige-deskundige 2] en [getuige-deskundige 3] een cruciaal onderdeel uitmaken van de bewijsconstructie. Het gerechtshof is echter volledig voorbij gegaan aan het verweer van de verdediging met betrekking tot de deskundigheid van [getuige-deskundige 1], [getuige-deskundige 2] en [getuige-deskundige 3]. Dat levert nietigheid op, zie o.a. HR 28 februari 1989, NJ 1989, 748.
Middel III
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid tot gevolg heeft, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat rekwirant van cassatie redelijkerwijs moest vermoeden dat de bij hem aangetroffen (in feiten 3 en 4 aan de orde zijnde) reisdocumenten (ver)valst(t) waren.
Toelichting:
Het hof heeft feiten 3 en 4 bewezen verklaard. Bewijsmiddelen 13, 14, 15, 16, 17 en 18 zien op deze feiten.
Uit deze bewijsmiddelen blijkt niet dat rekwirant van cassatie redelijkerwijs moest vermoeden dat deze reisdocumenten (ver)valst(t) waren, ook niet uit de verklaring van rekwirant van cassatie (bewijsmiddel 16), inhoudende dat hij weet dat de ID-kaart (feit 4) niet volledig is. Die mededeling is een feitelijke vaststelling. De kaart lijkt simpelweg (naar Nederlandse maatstaven) onvolledig. Deze verklaring is niet relevant voor de wetenschap van rekwirant van cassatie. Rekwirant van cassatie heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet aanwezig was bij de afgifte van deze kaart, dat het (naar Irakese maatstaven) heel normaal is dat er alleen een foto op de kaart staat en dat de gegevens later kunnen worden ingevuld.
Een relevante verklaring ter zake van het nationaliteitsbewijs (feit 3) is in het geheel niet in de bewijsmiddelen opgenomen.
Aldus wordt door de bewijsmiddelen niet gedekt dat rekwirant van cassatie redelijkerwijs moest vermoeden dat de bij hem aangetroffen (in feiten 3 en 4 aan de orde zijnde) reisdocumenten (ver)valst(t) waren.
Niet naleving van het vereiste om de bewezen verklaring door de bewijsmiddelen te laten dekken, levert ex artikel 359 leden 3 en 8 joartikel 415 Sv nietigheid op.
Middel IV
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid tot gevolg heeft, nu het gerechtshof in strijd met de tweede volzin van artikel 359, tweede lid, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot afwijking van een ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk namens rekwirant van cassatie onderbouwd standpunt met betrekking tot de vraag of winstbejag kan worden bewezen.
Toelichting:
Namens rekwirant van cassatie is ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnotitie. Blijkens die pleitnotitie is over ‘het ontbreken van winstbejag’ het volgende verteld:
‘Het ontbreken van winstbejag (feit 1)
De verdediging is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat cliënt heeft gehandeld uit winstbejag, reeds omdat verdachte heeft verklaard dat door de te smokkelen persoon ([betrokkene 1]) een bedrag van 1.000 euro moest worden betaald voor de reis naar Zweden. De verdediging betwist inderdaad niet:
- —
dat [betrokkene 1] is gesmokkeld,
- —
dat een mensensmokkelorganisatie daarbij betrokken is geweest,
- —
dat door [betrokkene 1] betaald moest worden voor de smokkel, en
- —
dat cliënt op de hoogte was dat [betrokkene 1] gesmokkeld werd.
Echter, cliënt betwist dat hij daarin een rol heeft gespeeld. Dat cliënt heeft verklaard dat door [betrokkene 1] een bedrag van 1.000 euro moest worden betaald voor de reis naar Zweden, staat daaraan niet in de weg.
Cliënt is heel helder. Hij heeft niet uit winstbejag gehandeld. Om dat te kunnen beoordelen dient eerst te worden gekeken naar wat men onder ‘winstbejag’ kan verstaan. De rechtbank Rotterdam heeft in een vonnis d.d. 29 augustus 2001 (LJN-nummer AD 1446) verwezen naar de laatste wijziging van artikel 197a Sr en de daarbij behorende nota naar aanleiding van het verslag door de Minister van Justitie (TK 1995–1996, 24 269, nr. 5, pag. 11):
Het gaat om het vaststellen van de bedoeling van de verdachte: had hij de bedoeling om aan zijn handeling geld te verdienen?
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat cliënt heeft gehandeld uit ideële motieven (dat wil zeggen: om [betrokkene 1] als gast te ontvangen), en niet uit financiële motieven.
Eerste aanknopingspunt is uiteraard de verklaring van [betrokkene 1] bij de politie:
‘Ik heb mijn broer gevraagd om het telefoonnummer van [verdachte]. Ik ken [verdachte] nog uit Irak. Ik wilde graag bij [verdachte] blijven en niet bij vreemden. Ik sprak met [verdachte] en hij vond het goed dat ik bij hem zou verblijven totdat ik naar Zweden zou vertrekken.
U vraagt mij hoe vanaf dit moment mijn voorgenomen reis naar Zweden is geregeld. [medeverdachte 1] heeft dit voor mij gedaan. [medeverdachte 1] heeft tegen mij gezegd dat ik niets moest doen en dat hij alles zou regelen. [medeverdachte 1] vroeg mijn broer om 1000 Euro voor mijn reis naar Zweden.
U vraagt mij of [verdachte] ook mensen smokkelt. Hier weet ik niets van.’
In zijn fax d.d. 27 juli 2003 schrijft [betrokkene 1] (met een handschrift dat overeenkomt met het handschrift op een bij hem in Nederland aangetroffen notitie):
‘I have not had any friends or relatives in Holland, the only one that I knew was [verdachte], he's my relative, I called him by phone then I got to his home in [woonplaats].
According to [verdachte], he don't have any link to the all matter and he don't have any relations to my case. Just he's my relative and friend and I have asked him to stay at his property just for a few days.’
Alleen al de omstandigheid dat [betrokkene 1] in Zweden is gelokaliseerd, is — zoals gezegd — een aanknopingspunt om cliënt te geloven. Cliënt had al aangegeven dat hij [betrokkene 1] uit Irak kent. Een onbekende zou [betrokkene 1] nooit hebben gevonden.
Verder wordt de visie van cliënt ondersteund door diverse TAPS. Zoals de TAP d.d. 28 maart 2003 te 17.45 uur tussen [betrokkene 1] en cliënt:
‘[betrokkene 1]: hoe gaat het met jou [verdachte]?
[verdachte]: goed, bedankt,
[betrokkene 1]: je spreekt met [betrokkene 1],
[verdachte]: welke [betrokkene 1]?
[betrokkene 1]: de broer van [betrokkene 3], ik ben in Engeland.
…
[verdachte]: ben je de zoon van [betrokkene 7]?
[betrokkene 1]: ja
…
[betrokkene 1]: ik wil zelf naar Zweden gaan.
[verdachte]: dat is goed. Tot mijn genoegen, kom hierheen broer.
…
[verdachte] zegt dat [betrokkene 1] welkom is.’
En een TAP d.d. 5 april 2003 te 15.50 uur tussen [betrokkene 3] en cliënt:
‘[betrokkene 3]: hallo [verdachte]
[verdachte]: gaat het goed?
[betrokkene 3]: ik ben de broer van [betrokkene 1], de zoon van [betrokkene 7]
…
[betrokkene 3]: [betrokkene 1] is vandaag aangekomen in Frankrijk. Hij zal vanuit daar vertrekken en naar je toekomen.
[verdachte]: tot mijn genoegen.
…
[betrokkene 3] bedankt [verdachte].’
En een TAP d.d. 5 april 2003 te 19.06 uur tussen [betrokkene 1] en cliënt:
‘[verdachte]: Zodra je vertrekt, moet je mij bellen en doorgeven hoe laat je aan zult komen. Dan kom ik daarheen en zal op je wachten, goed lieverd?
[betrokkene 1]: is goed, bedankt.’
En een TAP d.d. 6 april 2003 te 12.51 uur, waarin [verdachte] tegen [betrokkene 3] zegt dat [medeverdachte 1] ons 200 euro korting heeft gegeven en waarin [verdachte] aan [betrokkene 3] belooft om goed voor [betrokkene 1] te zorgen totdat het geregeld is:
‘[verdachte] zegt dat hij het geld aan wil vullen als [betrokkene 3] het volledige bedrag niet heeft.’
Is dat iemand die handelt uit winstbejag? Integendeel!
En een TAP d.d. 6 april 2003 te 23.41 uur tussen [betrokkene 4] en zijn zoon [betrokkene 5]. Op de achtergrond van dit gesprek is cliënt te horen: hij wil geen 200 (euro) aannemen.
En een TAP d.d. 8 april 2003 te 15.52 uur tussen [medeverdachte 1] en cliënt:
‘[verdachte] blijft ook thuis omdat [betrokkene 1] anders alleen thuis moet blijven.’
Zo goed wil cliënt kennelijk zorgen voor zijn gast. Hij ontfermt zich over zijn gast. Kennelijk tot genoegen van [betrokkene 1]. Een TAP d.d. 10 april 2003 te 18.53 uur tussen [betrokkene 1] en [naam 1] uit Engeland:
‘[naam 1] wil weten of [betrokkene 1] veilig is aangekomen. (…) [betrokkene 1] zegt dat hij nu bij familie is.
…
[naam 1]: Heeft [verdachte] niets nodig?
[betrokkene 1]: Nee, bedankt.’
En een TAP d.d. 10 april 2003 te 19.58 uur tussen [betrokkene 3] en cliënt:
‘[betrokkene 3]: word je er niet moe van dat hij zo lang bij je is?
[verdachte]: nee, hij heeft waarschijnlijk niet veel geluk.
…
[betrokkene 3]: (…) ik kom hem anders ophalen met mijn paspoort.
…
[verdachte]: waarom maak je het jezelf moeilijk? Laten wij even wachten tot zaterdag.
…
[betrokkene 3] moet zich geen zorgen over [betrokkene 1] maken, [betrokkene 1] is immers bij familie.’
Ook uit diverse verklaringen van anderen blijkt de bedoeling van cliënt.
[medeverdachte 1] verklaart bij de rechter-commissaris:
‘Ik weet dat [verdachte] zich niet bezig houdt met mensensmokkel. [verdachte] wilde [[betrokkene 1]] helpen. In onze cultuur is het zo dat je elkaar moet helpen en op elkaar moet kunnen rekenen. Als iemand bij je aanklopt mag je de toegang niet weigeren.’
[betrokkene 4] bij de rechter-commissaris:
‘Mij wordt gevraagd iets uit te leggen over de Irakese cultuur. (…) In het algemeen is het zo dat wij geen afspraken met elkaar maken. Als mensen elkaar kennen of uit dezelfde plaats of streek afkomstig zijn, kunnen wij bij elkaar komen en is de deur van het verblijf open. (…) In onze cultuur is het heel normaal dat als ik in het Noorden woon en iemand uit Bagdad iets in het Noorden moet regelen, dat hij dan twee, drie dagen of zolang als nodig is bij mij verblijft, slaapt en eet en dergelijke.
[verdachte] houdt zich absoluut niet bezig met mensen smokkelen.
Ik heb ook nooit van andere mensen gehoord dat [verdachte] zich met mensensmokkel bezighoudt.
[betrokkene 1] kwam naar [verdachte] toe omdat hij ook uit dezelfde stad Sahqlawa kwam.
Wij, [verdachte] en ik, hebben [betrokkene 1] toen geadviseerd om met de trein naar Zweden te gaan en niet via een mensensmokkelaar.
Het is gelet op onze cultuur zo dat als [verdachte] en ik [betrokkene 1] niet zouden helpen terwijl hij uit dezelfde stad als wij afkomstig is, het heel moeilijk voor ons wordt. Onze families worden daar dan op aangesproken en krijgen allerlei problemen.
Mij wordt opnieuw gevraagd of ik weet of het de bedoeling was dat [verdachte] geld zou verdienen aan [betrokkene 1]. Ik weet zeker dat dat niet de bedoeling was. Hij heeft hem alleen geholpen vanuit onze cultuur.’
Er zijn ook TAPS waaruit kan worden opgemaakt dat cliënt ergens buiten werd gelaten, zoals een TAP d.d. 21 maart 2003 te 13.08 tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 8]:
‘[betrokkene 4]: Weet [verdachte] het ook?
[medeverdachte 1]: Nee, [verdachte] weet het niet, maar als jullie hierheen komen, dan zal hij wel erachter komen.
[betrokkene 4]: [verdachte] moet het niet weten, toch?
[medeverdachte 1]: Je moet het zelf weten.
[betrokkene 4]: Het is beter als het tussen ons blijft.’
Ik besef dat een aantal belastende TAPS zich in het dossier bevindt. Ik meen echter dat deze TAPS een onvoldoende deugdelijke basis bieden om het winstbejag aan te nemen.
Daarbij speelt een rol dat van de afgeluisterde gesprekken een selectie is gemaakt. Slechts de voor het onderzoek van belang zijnde gesprekken zijn vertaald en in een proces-verbaal weergegeven. De overige gesprekken zijn ‘slechts summier’ vermeld.
Tussen verdediging en OM bestaat vaak verschil van mening wat als relevant kan worden aangemerkt. Het buiten het dossier laten van gevoerde gesprekken kan tot gevolg hebben dat een ander beeld wordt geschetst. Een beeld dat niet (helemaal) overeenkomt met wat zich heeft plaatsgevonden. Juist in de zaak tegen cliënt gaat het om nuances.
Verder is van belang dat de gesprekken in het Sorani zijn gevoerd en vervolgens vertaald naar het Nederlands. Woorden als ‘klanten’ en ‘wegsturen’ klinken belastend. Daarbij dient wel in aanmerking te worden genomen dat de wijze van vertalen een rol kan spelen in het creëren van een bepaalde sfeer.
Treffend voorbeeld vind ik de verklaring van [medeverdachte 1] als verdachte ter terechtzitting:
‘Ik gebruik voor het woord klant, ‘Nafter’, wanneer ik bedoel: een kennis helpen zonder geld, een vriendendienst. Ik gebruik het woord ‘Mamiehl’ wanneer ik bedoel iemand helpen in ruil voor geld, mensensmokkel. (…) [betrokkene 1] heb ik ‘Nafter’genoemd.’
De vertaling ‘klant’ is daarmee op zich juist, maar krijgt daarmee ten onrechte een negatieve lading. Sterker nog: ‘klant’ dient ontlastend te worden beschouwd.
Gelet op de enorme ondersteuning voor het standpunt van cliënt, vormen de op het eerste gezicht belastende TAPS een onvoldoende basis om winstbejag aannemelijk te achten. Overigens, het belastende karakter van de TAPS moet niet worden overschat. De door de rechtbank voor het bewijs gebruikte TAPS staan niet op gespannen voet met de verklaring van cliënt. Het winstbejag bij cliënt kan daaruit niet blijken.
Tenslotte dient een rol te spelen dat cliënt de heer [betrokkene 2] in het geheel niet kent. Zij zien elkaar op 11 juli 2003 bij de rechtbank voor het eerst. [betrokkene 2] (de Turkse chauffeur) speelt toch een essentiële schakel in de smokkel. Hij is echter alleen door [medeverdachte 1] benaderd.
Belastende gesprekken tussen cliënt en [betrokkene 8] heb ik in het dossier niet aangetroffen.
Concluderend kan winstbejag niet worden aangenomen. [betrokkene 1] is gesmokkeld en daar was geld mee gemoeid. Uit het dossier blijkt echter dat deze geldstroom buiten cliënt om is gegaan.
Ook om deze reden dient vrijspraak voor feit 1 te volgen.’
Hetgeen namens rekwirant van cassatie omtrent ‘het ontbreken van winstbejag’ is aangevoerd, behelst een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het gerechtshof naar voren is gebracht. Het gerechtshof is in het arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken, maar heeft, in samenwerking met artikel 359 lid 2 Sv niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Dat verzuim leidt ex artikel 359 lid 8 Sv tot nietigheid (HR 14 november 2006, LJN AX9408).
Conclusie
Vernietiging van het bestreden arrest en (terug)verwijzing dient te volgen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Vondelstraat 89 te (1054 GM) Amsterdam, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Amsterdam, 19 januari 2007
S.M. Krans