RvdW 2007, 591
Toereikend bewijs MDMA in XTC-pillen.
HR 05-06-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8803
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 juni 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01642/06
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AZ8803
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ8803, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑06‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ8803, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑06‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑08‑2006
- Wetingang
Opiumwet art. 2
Essentie
Toereikend bewijs dat het bij de bewezenverklaarde gedragingen ging om MDMA (XTC), ondanks het ontbreken van een narcotest, in aanmerking genomen dat verdachte a) jarenlange ervaring heeft met het gebruik van drugs en sinds 6 à 7 jaar XTC-pillen gebruikt, b) de XTC-pillen inkocht in partijen van 500 stuks, c) sinds 3 à 4 jaar monsters via drugsverslaafden bij een laboratorium liet testen, en d) wist dat MDMA de werkzame stof in XTC is. Gelet hierop heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat de mogelijkheid dat in de XTC-pillen geen MDMA zat, verwaarloosbaar klein is.