JOL 2007, 266
Bewijs van enig feit in de zin van art. 225 Sr
HR 10-04-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6130
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 april 2007
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00836/06
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AZ6130
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6130, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑04‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ6130, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑01‑2007
Essentie
Bewijs van enig feit in de zin van art. 225 Sr
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juli 2005, nummer 22/007190–04, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 2 maart 2004 — de verdachte ter zake van 1. subsidiair 'medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd' en 2. 'valsheid in geschrift, meermalen gepleegd' ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.