NJ 2007, 223
Eisen HR vergoeding immateriële (shock-)schade.
HR 10-04-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5670
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 april 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00319/06J
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AZ5670
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ5670, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑04‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ5670, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑04‑2006
- Wetingang
Sv art. 51a lid 1; Sv art. 51a lid 2
Essentie
Toewijzing immateriële shockschade benadeelde partij — een moeder wier doodgeschoten dochter in haar armen stierf — op grond van een medische verklaring van de huisarts dat zijn cliënt lijdt aan een ‘angststoornis’. HR: Voor vergoeding van immateriële schade als hier gevorderd, is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (HR NJ 2002, 240). Het Hof heeft onvoldoende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.