RvdW 2007, 384
Opvatting dat het aan verdachte vragen van zijn telefoonnummer nimmer valt onder het begrip verhoor is onjuist.
HR 03-04-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6680
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 april 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00871/06
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AZ6680
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6680, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑04‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ6680, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑06‑2006
- Wetingang
Sv art. 29 lid 2; Sv art. 359a
Essentie
De opvatting dat het aan een verdachte vragen van zijn telefoonnummer nimmer valt onder het begrip verhoor en dat daarom voorafgaand aan die vraag geen cautie behoeft te worden geven is onjuist. De verwerping van het verweer dat dientengevolge de telefoongegevens onrechtmatig zijn verkregen berust ook op een andere toereikende grond, zodat het middel niet kan slagen.
Samenvatting
Verweer: De resultaten van het onderzoek naar het mobiele telefoonverkeer zijn onrechtmatig verkregen, nu opsporingsambtenaren naar het telefoonnummer van verdachte hebben gevraagd zonder hem tevoren de cautie te geven. Hof: Het informeren naar de personalia van verdachte en, in het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.