RvdW 2007, 369
Beroep op psychische overmacht faalt nu dissociatieve stoornis niet aannemelijk is geworden.
HR 27-03-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7084
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 maart 2007
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
00931/06
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
AZ7084
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ7084, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ7084, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑05‑2006
- Wetingang
Sr art. 40; Sv art. 358 lid 3
Essentie
Verdachte is veroordeeld wegens wurging van zijn (ex-)vriendin. In casu is zowel aan het primaire verweer dat opzet ontbreekt als aan het subsidiaire verweer dat sprake is geweest van psychische overmacht, ten grondslag gelegd dat de verdachte leed aan een zogenaamde dissociatieve stoornis. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging vastgesteld dat deze gestelde dissociatieve stoornis bij de verdachte niet aannemelijk was geworden. Gelet daarop moet de overweging van het Hof dat van psychische dwang waartegen weerstand van de verdachte redelijkerwijs niet kon worden gevergd ‘niet is gebleken’, aldus worden verstaan dat de feiten en omstandigheden waarop de verdediging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.