NJ 2007, 287
Geen medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.
HR 13-03-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3324, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 maart 2007
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
03577/05
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AZ3324
- JCDI
JCDI:ADS117023:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ3324, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑03‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ3324, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑03‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑04‑2006
- Wetingang
Sr art. 48
Essentie
Het oordeel dat noch de omstandigheid dat verdachte de ontvoerder een plaats heeft gewezen waar het slachtoffer kon plassen, noch de omstandigheid dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat dit ongezien achter bosjes kon gebeuren, moet worden aangemerkt als een gedraging die heeft bijgedragen aan het van de vrijheid beroofd houden van het slachtoffer, geeft geen blijk van een onjuiste uitleg van het begrip medeplichtigheid.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 mei 2005, nummer 24/001054–04, in de strafzaak tegen J. van A. Adv. mr. R.P. Snorn, te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.