RvdW 2007, 112
Vervolging ten onrechte geschorst omdat verdachte wegens taalproblemen de dagvaarding niet zou hebben begrepen.
HR 16-01-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3289
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 januari 2007
- Magistraten
Mrs. W.J.M. Davids, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00756/06
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AZ3289
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ3289, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ3289, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑01‑2007
- Wetingang
Essentie
Het enkele ontbreken van een vertaling van de inleidende dagvaarding in een taal die de verdachte begrijpt, brengt geen nietigheid van die dagvaarding mee. Wel moet de rechter, als hij van oordeel is dat de verdachte daardoor in zijn verdediging is geschaad, het onderzoek schorsen opdat de verdachte alsnog op de hoogte kan worden gesteld van de beschuldiging. Ten onrechte heeft het hof de vervolging geschorst. Ook als de politierechter ten onrechte zou hebben nagelaten het onderzoek te schorsen om alsnog een vertaling te verstrekken, noopt dit niet tot verwijzing naar de politierechter.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.