HR, 19-12-2006, nr. 03113/05
ECLI:NL:HR:2006:AZ1690
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19-12-2006
- Zaaknummer
03113/05
- LJN
AZ1690
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AZ1690, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AZ1690
ECLI:NL:HR:2006:AZ1690, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑12‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AZ1690
- Vindplaatsen
Conclusie 19‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Ingevolge het ex art. 415 Sv ook in appel toepasselijke art. 359.1 jo. 359.8 Sv dient het arrest op straffe van nietigheid de vordering van de AG bij het hof te bevatten. Het bestreden arrest houdt onder het kopje ‘Onderzoek van de zaak’ in dat het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de AG bij het hof en dat voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar bijlage II, terwijl de vordering van de AG als bijlage II aan het arrest is gehecht. Aldus bevat het bestreden arrest de vordering van de AG bij het hof ex art. 359.1 Sv. De opvatting dat art. 359.1 Sv (tevens) voorschrijft dat de vordering van het OM in de strafmotivering wordt vermeld, vindt geen steun in het recht.
Nr. 03113/05
Mr. Fokkens
Zitting 31 oktober 2006
Conclusie inzake
[verdachte]
1. Verdachte is - nadat het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 28 november 2003 waarbij verdachte was veroordeeld, was vernietigd door de Hoge Raad bij arrest van 19 april 2005 - op 15 september 2005 door het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde en wegens gekwalificeerde diefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf.
2. Namens verdachte hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, een schriftuur houdende een middel van cassatie ingediend.
4. Art. 359 lid 1 Sv vereist sinds 1 januari 2005 dat het vonnis de vordering van de Officier van Justitie bevat. Dit voorschrift is van toepassing op de behandeling van de zaak in hoger beroep in zaken waarvan het onderzoek ter terechtzitting na 1 januari 2005 wordt gesloten,(1) en dus ook op de onderhavige zaak.
5. De vordering van de Advocaat-Generaal is als bijlage II gehecht aan het arrest. In het arrest is onder het kopje 'Onderzoek van de zaak' opgenomen dat het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de Advocaat-Generaal, waarbij voor de inhoud wordt verwezen naar als bijlage II aan het arrest gehechte kopie van de overgelegde vordering.
6. Volgens de toelichting is dat niet voldoende. Onder verwijzing naar de motiveringseisen die op de voet van art. 359 lid 7 (oud) Sv werden gesteld aan de strafmotivering indien een zwaardere straf werd opgelegd dan was gevorderd, wordt betoogd dat het Hof niet had mogen volstaan met de mededeling dat het Hof kennis heeft genomen van de vordering en een verwijzing naar de als bijlage bij het arrest aangehechte vordering aan het arrest.
7. Deze vergelijking van art. 359 lid 7 (oud) Sv met art. 359 lid 1 Sv gaat echter niet op. In de door de raadsman genoemde rechtspraak over art. 359 lid 7 (oud) ging het om de vraag welke eisen worden gesteld aan de motivering van een zwaardere straf dan gevorderd. Daarvoor was onder meer noodzakelijk dat uit de motivering kon worden opgemaakt dat de rechter zich bewust was van de omstandigheid dat hij zwaarder strafte dan gevorderd. Vandaar dat de Hoge Raad de enkele vermelding van het kennisnemen van de vordering buiten de strafmotivering niet voldoende vond. Hier gaat het echter om het kale voorschrift dat de uitspraak de inhoud van de vordering bevat en dat is het geval. De plaats van vermelding van de vordering in het vonnis of arrest is niet van belang (zie HR 12 september 2006, LJN AX3752, in welke zaak de vordering blijkens de conclusie was vermeld op de eerste pagina van het arrest, zie ook de conclusie van Knigge bij HR 3 oktober 2006, LJN AX8618; NJ 2006, 551 onder 24 en bij HR 3 oktober 2006, LJN AX8691 onder 15, waarin ook hij ervan uitgaat dat volstaan kan worden met verwijzing in de uitspraak naar een daaraan gehechte kopie van de vordering).
8. Het middel is ondeugdelijk.
9. Ook overigens is er mijns inziens geen reden voor vernietiging, zodat ik concludeer dat het beroep wordt verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Art. II Wet van 10 november 2004, Stb. 2004, 580; i.w.tr. op 1 januari 2005, Stb. 2004, 641; art. 415 Sv.
Uitspraak 19‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Ingevolge het ex art. 415 Sv ook in appel toepasselijke art. 359.1 jo. 359.8 Sv dient het arrest op straffe van nietigheid de vordering van de AG bij het hof te bevatten. Het bestreden arrest houdt onder het kopje ‘Onderzoek van de zaak’ in dat het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de AG bij het hof en dat voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar bijlage II, terwijl de vordering van de AG als bijlage II aan het arrest is gehecht. Aldus bevat het bestreden arrest de vordering van de AG bij het hof ex art. 359.1 Sv. De opvatting dat art. 359.1 Sv (tevens) voorschrijft dat de vordering van het OM in de strafmotivering wordt vermeld, vindt geen steun in het recht.
19 december 2006
Strafkamer
nr. 03113/05
DV/CAW
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 15 september 2005, nummer 21/002519-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ter lande.
1. De bestreden uitspraak
Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 19 april 2005, heeft het Hof in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 21 januari 2003 - de verdachte ter zake van 1. en 3. "diefstal door 2 of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, eerste lid, Sv heeft nagelaten de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof in de strafmotivering van het arrest te vermelden.
3.2. Ingevolge het eerste lid, in verbinding met het achtste lid, van art. 359 Sv - welke bepalingen krachtens art. 415 Sv op het rechtsgeding voor het gerechtshof van overeenkomstige toepassing zijn - dient het arrest op straffe van nietigheid de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof te bevatten.
3.3. Het bestreden arrest houdt onder het kopje 'Onderzoek van de zaak' in dat het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof en dat voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar bijlage II, terwijl de vordering van de Advocaat-Generaal als bijlage II aan het arrest is gehecht. Aldus bevat het bestreden arrest de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof als bedoeld in art. 359, eerste lid, Sv.
3.4. Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat art. 359, eerste lid, Sv (tevens) voorschrijft dat de vordering van het openbaar ministerie in de strafmotivering wordt vermeld. Die opvatting is onjuist; zij vindt geen steun in het recht. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 19 december 2006.