RvdW 2007, 17
Geen noodweerexces. Grenzen van noodzakelijke verdediging overschreven als gevolg van persoonlijkheidsstoornis.
HR 12-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8330
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 december 2006
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
02459/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AY8330
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AY8330, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑12‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AY8330, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑12‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑12‑2005
- Wetingang
Essentie
Uit het voor het slagen van een beroep op noodweerexces geldende vereiste dat de gedraging het onmiddellijk gevolg moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, volgt dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de gedraging, maar niet dat geheel uitgesloten is dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging (vgl. NJ 2006, 343). Het Hof heeft het beroep op noodweerexces verworpen op de grond dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als gevolg ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.